4
p
Binnenland.
Jachtwet.
liiberale Unie.
met zijne voorgangers en de vertegenwoordigers van bet
openbaar ministerie. Allen waren het eensdat de re
geering het wedden niet mocht bekrachtigen. Met groote
meerderheid van stemmen werd eene motie aangenomen
waarbij de Kamer, kennis genomen hebbende van de re-
geeringsverklaringen, overging tot de orde van den dag.
ITALIË. Den 5 vroeg de heer Ferrari inlichtingen
aan de regeering omtrent de uitlegging door haar aan
i art. 5 der grondwet betreffende de vernieuwing van het
drievoudig verbond te geven. Minister Di Rudini be
vestigde de verklaring van 14 Februari, dat de regeering
niet voornemens is de banden losser te maken welke
Italië aan het drievoudig verbond binden. Op eene vraag
van den heer San Onofrio antwoordde de minister dat
I Italië het evenwicht wenschte in de Middellandsche Zee.
Den 6 heeft de heer Colajani eene interpellatie inge-
diend over opzienbarende berichten in het blad de
Tribnna voorkomende omtrent eene ware slachting, welke
te Massowah zou zijn aangericht door een officier, hoofd
der politie, Livraghi genaamd. De regeeriug verklaarde,
dat er een onderzoek ingesteld was, waarna de afgevaar
digde toestemde in het uitstellen zijner interpellatie.
Volgens die berichten zouden wel 800 moorden begaan
zijnmet het doel om zich te verrijken.
KOORWEGEK. De leidor der radicale partij in
het Storthing de heer Sleen is geslaagd in de hem
opgedragen samenstelling van een nieuw ministerie.
OOSTEKBUK-HOKGAHIJE. Prins Liechten
stein is in de voorstad Hernals van Weenen bij her
stemming tot lid van den Rijksraad verkozen met 4320
stemmen; zijn tegenstander, een socialist, verkreeg 3179
stemmen. De groote grondeigenaars te Praag kozen 17
conservatieven en 8 liberalen.
Tot den 7 waren in den Rijksdago a.gekozen: 85duitsch-
liberalen, 8 duitsch-nationalen, 37 polen, 31 jong-czecheu,
12 anti-semieten.
In Bohemen hebben de joug-czechen eene groote
meerderheid verkregen.
BULGARIJE. De russische regeering heeft den
bulgaarschen minister van buitenlandsche zaken een
tweede schrijven ter hand doen stellen waarin zij hare
grieven mededeelt over twee russische onderdanen
in Bulgarije verblijf houdende.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Manier.
Den 11 werd de beraadslaging over art. 4 der wet op
den suikeraccijns en de daarop ingediende amendementen
voortgezet. Een amendement van den heer Iluber om
art. 4 te lezen als volgt: Art. 39 der wet van 7 -Juli 1867
{Staatsblad No. 169) is toepasselijk op den in deze wet
bedoelden omslagwerd aangenomen met 69 tegen 15
stemmen.
Eene door do rogeering voorgestelde overgangsbepaling
ter tegemoetkoming aan het bezwaar door den heer
Farncombe Sanders den 10 geuit, dat de fabrikanten de
overponden op een ander dienstjaar zouden kunnen bren
gen, luidende Indien de opbrengst van den accijns in de
laatste drie maanden van 1891 lager is dan die in het
zelfde tijdvak van 1890, wordt, voor zoover dit verschil
niet door eene meerdere opbrengst in de eerste 9 maan
den van 1891 boven die van het overeenkomstige tijdvak
van 1890 wordt opgewogen, het bij art. 1 bepaalde be
drag van 8 '/2 millioen voor 1892 met dat verschil verhoogd"
is, aaugenomen mot 67 tegon 18 stemmen na verwer
ping met 62 tegen 23 stemmen van een amendement
van den heer Mutsaers, om te lezen
Indien de opbrengst van den accijns in de laatste 3
maanden van 1891 lager is dan de gemiddelde opbrengst
over de laatste 3 maanden der laatste 5 jaren enz.
Het geheele wetsontwerp werd aangenomen met 52
tegen 37 stemmen.
Daarna was aan de orde het ontwerp tot wijziging der
wet op de personeele belasting strekkende om de be
voegdheid, om paarden afwisselend te gebruiken als land-
des-avonturen viel mijn vrouw me eensklaps in de
rede. »Ge hebt dus ook ooren voor don laster en de
afgunst! Een jongmensch als van Parelman heeft
onder de mannen meer vijanden dan vrienden; natuur
lijk omdat, hij alles in zijn voordeel heeft. O, die las
ter 1 En dan worden wij vrouwen nog beschuldigd
van kwaadspreken 1 Ge gaat niet voor niets zoo trouw
naar »de Kroon"; en dien stilien, geheimzinnigeu, loen-
schen Baakdie n zeker op het spoor van zulke
lasterpraat heeft gebracht als gevangenbewaarder
aannemen Nooit
Ik stak een sigaar aan. Het knappen van den lucifer
was de lont in het kruit.
»Ge kunt op reis gaan," riep mijn vrouw, »maar ik
wil geen man in mijn huis hebben
»Maar Bertus dan
»Dat is geen man!"
»0, ge hebt zeker in de laatste dagen de ro-
meinsche geschiedenis eens weer ter hand genomen >een
slaaf is geen man zei de romeinsche dametoen een
vriendin haarhalf of heel weinig gekleedin
gezelschap van een jongen schoonen slaaf vond. Nu,
Baak is voor u en Louise ook geen man; hij is
een wachter, en hij zal u niet in den weg zijn. Wat de
wereld zegtis me onverschilligen de wereld zal ook
weten dat hij tijdens mijn afwezigheidin het kantoor
slaapt. Nog dit moet ik zeggen ik ga niet naar »de
Kroon" om naar lasterpraat te luisteren, maar voor het
geen ik zoo toevallig hoor, kan ik mijn ooren niet slui
ten. Ja, ik heb heel kort geledon een gesprek opgevan
gen, dat alles behalve vleiend was voor mijnheer Parelman
junioren het droeg den stempel der waarheid want
de sprekers spraken elkaar niet tegen Ik heb nader
onderzoek gedaanCateau en ik ben tot de overtuiging
gekomen dat de familie Parelman zich in den betrek
kelijk korten tijd van haar verblijf op Bosch-en-Dal den
naam heeft verworven van alles behalve eerbiedwaardig
te zijn. De vader is een millionair zonder hartdie al
leen zich-zelf en zijn geld lief heeftdie zijn vrouw
misleidt, maar haar geld goed beheertomdat het ook
zijn geld isen die zijn zoon wel klein zal krijgen
ouw- en weoldepaarü mee meer
van rijtuigen op riemen.
De heer Heemskerk wijst op het bezwaar voor
de inlandsche kramers, die met karretjes op veeren afge
legen streken bezoeken dat zij aangeslagen worden in
de hoogste klasse als zij toevallig vrouwen of kinderen
bij zich hebben.
De heer Glinderman had gaarne gezien dat de
minister verder was gegaan in de ontheffing van den
landbouw.
De minister van financiën erkende dat in
het verbod voor inlandsche kramers om iemand op te
nemen, eene hardheid is gelegen. Maar er zijn ook andere
soorten van rijdende personen, die dergelijke bezwaren
zouden kunnen inbrengen en door al die vrijstellingen
zou de schatkist schade lijden. De regeling van dit punt
zal bij eene algemeene herziening worden overwogen.
De heeren Heemskerk en W. K. van Dedem
deden opmerken, dat, als er gebreken blijken in eene be
lastingwet men het herstel niet kan verschuiven met
een beroep op het verlies voor de schatkist. Zij drougeu
aan op spoedige gedeeltelijke regeling in 't belang der
inlandsche kramers.
De algemeene beraadslaging werd gesloten.
Op art. 1 werd een amendement voorgesteld door den
heer Schepel en 11 andere, om van belasting vrij te stellen
alle paarden wier laatste melktand nog niet door een
snijtand is vervangenen hengstenals dekhengsten
gebruikt.
De minister van financiën bestreed dit amen
dement. De personeele belasting is een verteringsbelas
ting. Voor de vrijstelling van jonge weeldepaarden
bestaat geen reden. Hij kan hot verlies niet ramon, dat
de schatkist door aanneming van het amendement zou
lijden.
De heer Lieftinck ontkent, dat de personeele be
lasting is eene verteringsbelasting Ze is 't niet ten
aanzien van de deuren, vensters en dienstboden, evenmin
ten aanzien der paarden. Geneesheeren en handelaars
die jonge paarden aanrijden, moeten daarvoor nu belasting
betalen.
Het amendement werd aangenomen met 60 tegen 27
stemmen.
Op art. 2 was een amendement door dezelfde heeren
voorgesteld om den landbouw te ontheffen van de ver
hooging dor belasting, verschuldigd voor weikboden
van landbouwers, omdat deze rijtuigen op veeren houden.
De minister bestreed het als eene miskenning
van de bedoeling dezer wet. Hij wijzigde art. 2. doch de
wijziging, door den griffier voorgelezen, was niet te ver
staan. Het amendement werd ingetrokken. De eind
stemming werd uitgesteld tot den 12, op verzoek van
eenige leden.
Met 77 tegen 3 stemmen werd vervolgens aangenomen
het wetsontwerp tot verandering van de grenzen tusschen
de gemeenten Biervliet, IJzendijke, Philippine, Sas van
Gent, Neuzen en Hoek. De ziuting werd daarna tot den
12 verdaagd.
Wel in de omstreken werd reeds met het adres-de
Kantel' door enkele belangstellenden die iets voor de
zaak over hadden in hunne gemeenten rondgegaan
hier ter stecje evenwel deed zich nog steeds niemaud op,
die de zaak aanpakte.
Ten einde nogmaals te trachtende belangstelling
hierin alhier te verlevendigenlaten wij het bedoelde
adres hieronder volgen.
Men kan het óf iD zijn geheel ter teekening aanbieden,
waartoe de heer Ph. de Kanter te Haarlem kosteloos
afdrukken verstrekt óf men kan zich eenvoudig bepalen
tot het doen rondgaan van een adres van instem
ming met dat van den heer de Kanterdie zich
zoovele bulangelooze moeite getroostten einde in deze
met onze tegenwoordige begrippen zoo geheel strijdende
en dwaze wet afdoende wijziging te verkrijgen
Aan de Tweede Kamer der Staten Generaal.
Geven eerbiedig te kennen
de ondergeteekendenmeerderjarige ingezetenen
gemeente
dei-
als deze het ooit waagt een arme en niet adellijke vrouw
te trouwen. Maar voor het laatste behoeft hij zich niet
ongerust te maken want het zoontje is het levend beeld
van papa. Die familieCateau, is een familie zonder
anderen onderlingeu band dan dien van het eigenbelang.
De vrouw ken ik niet; ze is misschien maar een hoog
moedig wezen die zich in haar schatten baadt als som
mige dieren in het slijk.
De hemel bewaar' ons 1" riep mjjn vrouw, de handen
tegen haar ooren drukkende. »Welk eon bewoging, welk
een bombast 1"
Ik begreep dat ik me een weinig te ver had laten
meeslepen door den stroom mijner welsprekendheid. Ik
was in beeldspraak vervallen, en deze geldt bij vrouwen,
die gelijk willen hebben, al luttel weinig.
»Nu, goed, dan is het bombast," zei ik wrevelig;
>maar het blijft zooals ik heb gezegd. Baak logeert be
neden naast het kantoor en hebt ge geen vrede met die
regeling, dan gaat ge morgen tegelijk met mij op reis,
en het huis blijft leeg, onder Baak's toezicht."
Ik stond op, maar mocht de kamerdeur niet bereiken,
die ik zoo gaarne met een harden ruk achter me had
toegetrokken. Later deed het me genoegendat ik
aan mijn boosaardig opzet geen uitvoering had kunnen
geven. Mijn yrouw plaatste zich als een levende bar
ricade tusschen mij en de deur.
»Neen zei ze >neen en nog eens neen!"
»Dat is driemaal neen," zei ik kalm. Maar, vrouwlief,
het moet blijven zooals ik heb gezegdomdat het niet
anders kan. Ik moet op reisen daarmee uit 1"
Mijn vrouw zonk op een stoel en begon te schreien.
Als men geen parapluis bij zich heeft, moet men zoo
spoedig mogelijk voor den regen de wijk nemen dat
is mijn theorieen daar ik voor een slagregen lang
zooveel eerbied niet heb als voor twee tranendroppels
van mijn vrouw, maakte ik dat ik weg kwam; ik liet
mijn arme vrouw sehreieavoor me-zelf den stillen
troost meenemendedat haar tranen wel gedroogd zou
den zijn vóórdat ik de onderste trede van de trap had
bereikt. Wordt vervolgd.
gen op de wet van 13 Juni 1857 Stbl. No. 87, regelende
de jacht en visscherij, speciaal voor dat gedeelte, wat op
de jacht betrekking heeft;
dat zij met den meesten nadruk wijziging van deze
wet moeten aanbevelen en mitsdien verzoeken op de
volgende gronden
1. die wet beschermt geen s t a a t s belang, doch eenvou
dig het genot van enkelen. Het fiuanciëel voordeel dat de
Staat trekt uit de jachtacteu weegt op verre na niet
op tegen de kosten, die de bescherming van het jacht
vermaak na zich sleept. Het in wezen houden van den
wildstand op zich zelf kan evenmin een staatsbelang
heeten daar hierdoor noch ter wille van de industrie
noch ter wille van het volksvoedsel gelijk de visscherij
nut gesticht wordt, doch integendeel groot en onover
komelijk nadeel, gelijk door ons zal worden aangetoond
2. de beschermingdie de wet aan het jachtvermaak
verleent, is hoogst nadeelig voor landbouw, tuinbouw en
bloementeeltdaar het wild leeft en onder bescherming
der jachtwet kunstmatig wordt voortgeteeld van hetgeen
deze takken van industrie met de grootste kosten uit
den grond te voorschijn brengen. Requestranten rekenen
het onnoodig deze nadoelen opnieuw uitvoerig uiteen te
zetten, waar de Kamer reeds herhaaldelijk door adressen
van verschillende vereenigingendie deze industrieën
als 't ware vertegenwoordigen, op dat nadeel is gewezen.
Zij vragen echter nogmaalswelke staats belang eischt,
dat de wet hun gedurende 8 maanden van het jaar
geheel verbiedt gedierte te dooden, dat deze uitgebreide
takken van het volksbestaan voortdurend benadeeltom
dan gedurende 4 maanden mits onder zeer onereuse
voorwaarden, en nog wel alleen, indien zij niet gedrukt
zijn onder Heerlijke jachtrechten, tot het dooden daarvan
te mogen overgaan, doch alleen in een tijd, a.ls het wild
weinig schade doet, omdat de oogst van het veld is
3. De bescherming van het jachtvermaak door de
jachtwet demoraliseert ons volk. Men gehoorzaamt
onwillig eene wet, die onnoodige offers vergt, vooral indien
geen algemeen belang, doch slechts een particulier
belang mee gediend wordt. Men maakt het niemand
duidelijk, dat het m i s d r ij f is, ongedierte te verdelgen,
dat krachtens de burgerlijke wet eigendom is van hem, op
wiens land het zich bevindten dat daar alleen komt
om schade aan zijn eigendom toe te brengen, die men
lijdelijk moet aanzien, om aan anderen het genot te laten
van dat ongedierte te dooden. En wanneer men dan tot
die overtuiging gebracht moet worden door de straffende
hand der overheid, dan komt het volksgeweten in verzet;
men zoekt op allerlei wijzen die wet te ontduiken; men
gaat de overheid hatendie deze wet handhaaft en
onder bepaalde omstandigheden kan dat verzet zoodanig
worden geprikkeld dat de voorbeelden zijn trouwens
talloos misdaad het gevolg wordt.
En die omstandigheden worden inzake handhaving van
de jachtwet kunstmatig in het leven geroepen en het
zedebederf mitsdien verergerd:
a. door het veelvuldig uitreiken van de bevoegdheid
als onbezoldigd rijksveldwachter, waardoor
een heirleger politie-ambtenaren ontstaat, niet ten dienste
van 't algemeen, maar ten dienste van enkele par
ticulieren, terwijl hun bevoegdheid van verbaliseeren
met dat van gewone politiedienaren gelijk staat. Het
ontzag voor dezen neemt af, naarmate het aantal dezer
dienaren der openbare macht in particulie
ren dienst toeneemt
b. door het premiestelselhetgeen mogelijk maakt
dat Rijks-ambtenaren door particulieren worden
bezoldigd om ten strengste een wet toe te passen die
schade doet aan 't algemeen. Dit fooienstelsel bederft
niet alleen de politie te veldedoordien zij tuk op
meerdere verdiensten voornamelijk de particulieren
helptaan wie wat te verdienen is maar zij ontneemt
ook aan de menigte het laatste ontzag voor die dienaren,
omdat in haar oogwat belooning is voor extra
diensten eenvoudig met omkooping gelijk staat.
Waar onder deze omstandigheden het aantal overtre
dingen der wet op de jacht en visscherij reeds in 1887
tot over de 6000 gestegen was tegen 1300 in 1854
daar kweekt die wet eene zekere vertrouwdheid met
eene stellige onderschatting van het begrip m i s d r ij f
die almede zeer demoraliseerend werken op het volk
daargelaten nog de kolossale uitgavendie deze ver-
oordeolingen voor 't Rijk medebrengen, daar bijna alle
opgelegde geldboeten door het ondergaan van gevange
nisstraf worden gekweten.
Requestranten komen op bovenstaande gronden tot u
met het verzoek, om door eene uitspraak van uwe ver
gadering bij de Regeering aan te dringen op zoodanige
wijziging van de wet op de Jacht en Visscherij, dat de
kunstmatige bescherming van den wildstand en daar
mede van het jachtvermaak een einde neme en hèt wild,
overeenkomstig de bepaling van art. 626 en 641 B. W.
kome onder het gemeene recht, en de bescherming daar
van gelijk sta met die van andere eigendommen ter
wijl zij tevens ten dringendste aanbevelen om ter in
krimping van de schade door den land- en tuinbouw
van Heerlijke jachtrechten te lijden, de af koopbaarstel
ling daarvan te vergemakkelijken.
't Welk doende, enz.
(Volgen de handteekeningen.)
Aan de besturen der kiesvereenigingonleden der
„Liberale Unie" is ter bespreking door het bestuur het
onderstaand ontwerp van een manifest toegezonden, dat
het voorstelt van wege de „Liberale Unie" tot de kiezers
te richten met het oog op de aanstaande verkiezingen
voor de Tweede Kamer der Staten-Geueraal, Tot vaststel
ling daarvan zal eene algemeene vergadering worden
gehouden op Zaterdag 11 April 1891des voormiddags
te half elf uurin het gebouw „Eensgezindheid," Spui,
te Amsterdam.
AAK BE KIEZERS.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal, voortgekomen
uit de verkiezingen van 1888 zal weldra hare loopbaan
hebben volbracht. Nog enkele maanden en wederom
zullen de kiezers geroepen worden tot samenstelling van
dien tak der vertegenwoordiging. Het nederlandsche volk
heeft zich dus rekenschap te geven van hetgeen het thans
ten einde spoedend tijdperk voor 's lands belang heeft
opgeleverd. Met de daarin opgedane ervaring voor oogen,
zal het hebben te beslissen in welke richting 's lands