Feuilleton. No. 75. 1891. Drie en Negentigste Jaargang. WOENSDAG 24 JUNI. Buiten de grenzen. HERFSTBLOEMEN. Buit enland. ■Wr Toen de engelsche geschiedschrijver Kinglake zich Oorspronkelijke Novelle, ALKHAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0.80franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers ©,06. Prijs der gewone Advertentlën: Per regel «,15 Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer 83 neerzette tot de beschrijving van den Krimoorlog, begon hij met te wijzen op de groote waarde die door de La- tijnsche en de Grieksche Christenen gehecht wordt aan de heilige plaatsen in Palestina, en op den naijver die toen reeds sinds een eeuw tusschen Frankrijk en Rus land bestond om in het bezit daarvan te komen en te worden gehandhaafd. Bij de Rassen geldt een bedevaart naar het Heilige Land voor allen, die daartoe in staat zijn, als een godsdienstplicht. Begrijpelijk was daarom de verontwaardiging van den Czaar, toen de Sultan bezwijkend voor de bedreiging van Frankrijk, don sleutel van de hoofddeur van de kerk te Bethlehem en de sleutels der beide deuren van de heilige grot aan de Katholieke priesters deed overhandigeu, en de Patriarch den 22sten December 1852 met groote plechtigheid een schitterende zilveren ster met de wapens van Frankrijk, die reeds met groote praal van de zeekust naar Jeruzalem en van daar naar de Stad der Geboorte was gebracht, in het heiligdom plaatste. Aldus maakte de nieuwe Keizer van Frankrijk, Napoleon III, van reeds lang bestaande ge schillen gebruik om de Grieksche geestelijkheid te kwet sen. de hartstochten van millioenen geloovige Russen op te wekken en den Czaar op gevoelige wijze te krenken hij bereikte zijn doelde ontzettende oorlog, die naar de Krim wordt genoemd, brak uit. Thans hebben geschillen van volkomen denzelfden aard zelfs tot bloedige botsingen tusschen Katholieke en Griek sche geestelijken aanleiding gegeven, maar, ofschoon de twist nog niet is bijgelegd en de arme Sultan, die tegelijker tijd een gevaarlijken opstand in Arabië moet bedwingen, door de vertegenwoordigers van Frankrijk en Rusland met vertoogen wordt lastig gevallen een nieuwe Krim oorlog zal er niet door ontstaan. In plaats van een oorlog zou Frankrijk niets liever wenschen dan een bondgenoot schap met Rusland. De kansen op de vervulling van dien wensch gaan echter niet vooruit. Twisten van dezen aard, al hebben zij ook geen ernstige gevolgen, zijn altijd meer geschikt om het vuur der vriendschap te doen verflauwen dan om zijn gloed te verhoogen. Gelijk gevolg heeft de beslissing van den Czaar ten aanzien der grenzen van Nederlandsch en Fransch Guyana gehad. Toen de uit spraak aan den Russischen Keizer, den vriend van Frank rijk, was opgedragen, waren de Franschen overtuigd dat de beslissing in hun voordeel moest zijn. Dat sprak toch van zelf, meenden zij er zou immers wel iets voor de aanspra ken van Frankrijk te zeggen zijn volkomen ongegrond zouden ze althans niet wezen en als dat het geval was, zou hun vriend" hun wel gelijk geven. Toen het anders uitviel en Nederland in het gelijk werd gesteld, was men aanvankelijk sprakeloos van verbazing en daarna onuit puttelijk in klachten. Toen men eenmaal zoover was gekomen, en zich begon af te vragen, wat wel de reden van dit onverklaarbaar geval kon wezen, gaf men al spoedig de Regeering de schuld, die natuurlijk verzuimd moest hebben, den scheidsrechter behoorlijk in te lichten en hem alle bescheiden voor Frankrijks goed recht toe egpsa IVIS B (6) Door Debora van d e V elde. De vroegere vertrouwelijkheid van de besten der scho lieren met hun beminden docent scheen zelfs plaats ge maakt te hebben voor een ontzaggrooter dan waarop de rector zelf zich beroepen kon. Was het werkelijk eerbied, of misschien vrees, dat hun leeraar bij het aanstaand overgangs-examen revanche zou nemen voor onwil of overmoed Dr. van Voorne verdiepte er zich niet inhij was dankbaar voor het feit op zich zelf en bewaarde zijne koeleteruggetrokken houdingals om alle toenadering af te snijden. Toen de twee uurwelke hij in deze klasse werkzaam moest zijn om waren, verlieten de jongelui zoo stil het lokaal, alsof zij vreesdennog in het laatste oogenblik zijn ongenoegen op te wekken. Dr. van Voorne begaf zich volgens afspraak naar de kamer van den heer Holm waar hij ditmaal reeds al zijne collega's vergaderd vond die hem allen vrij har telijk begroetten. Nauwelijks had hij op den hem aangeboden stoel plaats genomen, of de heer Govers werd aangediend en onmid- delijk binnen gelaten. Govers was een rijke slachterdie wildedat zijn eenige zoon een heer zou worden en hem daarom de lessen van het gymnasium liet bijwonen. «Mijnheer Govers dus sprak de rector hem op waar- digen toon aan, «wilt u in het bijzijn van al deze heeren verklarenwat u op onzen vriend dr. van Voorne hebt aan te merken «Ik, ik kan niets van mijnheer zeggen," klonk het antwoord, «ik heb, ik ben wat voorbarig geweest, ik te zenden. Zijt overtuigd, dat wij niets hebben achter gehouden wat in ons belang kan zijn, heeft de Fransche Regeering geantwoord alles wat kon dienen om den Czaar in te lichten, hebben wij naar Petersburg gezonden, alles, behalve het reisverhaal van den Franschman Men- telle van 1767, want volgens dat verhaal heeft Nederland gelijk Over Rusland te spreken en niet te gewagen van de vervolging, die de Joden aldaar ondergaan is niet wel doenlijk. Bedroevend is het, dat zoo iets.nog in dezen tijd kan gebeuren in een land, dat gaarne onder de be schaafde staten wordt gerekend en geregeerd wordt door een Vorst, die Alexander I, den stichter van de Heilige Alliantietot voorzaat had. De liefde en de vaderlijke zorg van den Czaar schijnen zich alleen te bepalen tot de Orthodox-Grieksche Russen. Die geen Rus is en een anderen godsdienst belijdtschijnt daarvan uitgesloten. Protestantsche geestelijken die de nieuwe lidmaten aan sporen tot getrouwheid aan hun kerkgenootschap, worden als misdadigers behandeld. Allen die niet tot de Rus sisch-Grieksche Kerk behooren, deelen slechts gedeeltelijk in de bescherming der wet en in de zorg van het be stuur, en onder die misdeeldon moeten het vooral de Joden ontgelden. Met ware barbaarschheid worden zij vervolgd. On verwachts komt in de eene of andere stad een bevel dat de Joden haar binnen enkele dagen moeten verlaten en wordt hun een andere woonplaats aangewezen. In die weinige dagen moeten dikwijls honderden gezinueu hunne zaken regelen te gelde maken wat zij niet kunnen mede- nemen hunne schulden betalen en de gelden innen die zij van anderen te vorderen hebben. Wanneer men be denkt dat er wel behoorlijk voor wordt gezorgd dat deze ballingen hun eigen schulden betalenmaar dat er van de invordering van hun toekomende gelden in zoo korten tijd bitter weinig te recht komt en het ver- koopen of overdoen van hunne havo en inboedel met ontzettende verliezen gepaard gaat, dan wordt het be grijpelijk dat oen dergelijke gedwongen verhuizing veelal gelijk staat met een financieëlen ondergang. Daarbij komt, dat er in de nieuwe woonplaats, die hun wordt aange wezen, veelal volstrekt geen gelegenheid bestaat om door de uitoefening van het beroep, waarmeo zij tot nog toe in hun onderhoud konden voorzien hun brood te ver dienen. Als ongenoode gasten zijn zij er alles behalve welkom, en in vele streken is de bevolking hun al even vjjandig gezind als de Rogeering. Niemand wil hen in dienst nemen of hun een woning verhuren. Zoo zien duizenden en duizenden ongelukkigen geen andere uit komst dan het land te verlaten en onder een minder vijandig volk en een minder onmenschelijke Regeering aan de verschrikkelijke ellende te ontkomen, die hen in Rusland bedreigt. Maar niet allen staat zelfs die uitweg open want om het land te mogen verlaten is een reis- pas noodigwaarvan de kosten het vermogen van de armen onder hen te boven gaat. Willen dezen den uiter sten nood ontgaan, dan blijft hun niets anders over dan tot de Grieksch-Christelijke kerk over te gaan. Hoe zijn zulke dingen mogelijk vraagt menigeen wilzoo mijnheer het wenscht wel in de krant laten zetten dat ik niets van mijnheer te vorderen heb dat bet laster iswat er gezegd wordt," en de man veegde zich met den bonten zakdoek het voorhoofd af, waarop de angst parels te voorschijn geroepen had. De rector wisselde een snellen blik met Otto en sprak toen »Ik geloof nietdat de heer van Voorne dit van u verlangthet is genoeg dat ge het hier verklaard hebt, ge zult wel begrijpon, dat de menschen in het alge meen geen notitie nemen van de praatjes van een kwa jongen. Dat wij u ontboden hebben is nietomdat wij uw getuigenis noodig hadden, daar het woord van onzen vriend zelf ons genoeg ismaar om u te waarschuwen voortaan wat voorzichtiger te zijn en in het bijzijn van uw zoon zulke zaken niet te behandelener is niets zoo verkeerd dan dat ouders het gezag der onderwijzers bij de jongelieden ondermijnen." «Ik vraag dr. van Voorne nederig excuses en ik zal mijn zoon dien brutalen kwant, duchtig onder hauden nemen en hij zal in het bijzijn van de geheele school vergeving vragen zoo waar als ik vader ben." 5 Ik verzoek u dat natelaten, mijnheer Govers", nam thans Otto het woord «Eerst wanneer uw zoon zelf berouw gevoelt over zijn gedrag, kan zijn verschooning vragen eenige waarde voor mij hebben de zaak is eenmaal ge beurd, en hoe minder er over gesproken wordt, hoe liever het mij zijn zaldat ik u lang op betaling heb laten wachten, erKen ik, maar het zou fatsoenlijker ge weest zijn, indien u mij persoonlijk daaraan had herin nerd; het zo» u zoowel als mij, vele onaangenaamheden hebben bespaard." «Maar, u zult toch niet op het examen mijn zoon daar om achterstellen hoop ik" zei Govers eenigszins onthutst. «Indien ik dat deed, zou ik oneerlijk moeten zijn, en dat ben ik nooit geweest," gaf Otto met nadruk tenant woord «ik verzoek u echter bepaald uw zoon niet te straffen, maar hem aan zijn eigen nadenken over te laten, straf zou slechts verbittering wekken en aanleiding tot meerder verzet kunnen gevende afkeuring van zijne zich af en te vergeefs zoekt men een antwoord op die vraag. Hoeft dan keizer Alexander alle gevoel voor recht en billijkheid, alle menschelijkheid verloren, dat hij zulke gruwelen toelaat en gelast Want inderdaad mag wor den aangenomen dat deze verdrijving van de Joden uit hunne vroegere woonplaatsen met zijn goedvinden en op zijn last plaats heeftmaar vermoedelijk mag even zeer worden aangenomen dat hij met de bijzonderhe den van deze vervolging onbekend blijften allerminst beseft welk een jammerlijke ellende voor duizenden van zijne onderdanen daaruit voortvloeit. Niet onmogelijk is het, dat hij een gedwongen verhuizing van de eene stad naar de andere of naar het platteland een vrij on- schuldigen maatregel acht in het algemeen belang hoogst wenschelijk en voor de personen en gezinnen die er door getroffen worden niet zoo heel bezwarend. Waar om zou men niet op de eene plaats evengoed kunnen leven en in zijn onderhoud kunnen voorzien als op de andere Zoo kan een alleenheerscher oordeelen die, als Alexan der IIInoch wreed noch onmenschelijk zelfs niet onwelwillend maar integendeel het goede bedoelende en in het belang van zijn volk meenende te handelen afkeerig van onzedelijkheid en lichtvaardigheid, ijverig en nauwgezet in de opvatting en de vervulling zijner plichten zich afsluit van de wereld en niemand raad pleegt dan eenige weinige vertrouwden, voor het meeren- deel eerlijke lieden naar het schijnt, maar eerlijke dwee- pers tevens bekrompen en kortzichtig en even bevreesd voor West-Europeesche begrippen even wantrouwend jegens vreemden raad en huiverig voor vreemden in vloed als de Keizer zelf. Dit wantrouwen deze afzon dering, deze ontoegankelijkheid voor allen buiten den engen kring waarin hij leeft, en de daaruit voortvloeiende onbe kendheid met alles wat zich buiten dat kringetje beweegt, is de vloek van den alleenheerscher en de vloek van het, volk dat hij regeert. BELUclE. Kapitein Becker, de Congo-reiziger. was door den oud-kapitein Valcke beschuldigd van met de arabieren handel te hebben gedreven in wapenen en dat hij het leven van Ray makers bedreigd had. De krijgsraad heeft hem van die beschuldigingen echter eenstemmig vrijgesproken, DUITSCHIiAXD. Bij het door den Keizer bijge woonde tuinfeest op het Pauweneiland heeft hij met warmte het koopen van landgoederen in Elzas-Lotharin- gen door duitschers aangeprezen. Den 20 is de zitting van den Landdag, des namiddags te 3 uren, in de Witte Zaal van het koninklijk paleis door den Keizer gesloten met eene rede, waarin de Keizer zijne voldoening uitspreekt over het tot stand komen van gewichtige wetten als die betreffende de hervorming der klassenbelasting, de betere regeling van het bestuur der plattelandsgemeenten en het «sperrgesetz". De onmisbare godsdienstvrede zoo luidde zijne rede verder blijft des te zekerder in stand, hoe meer de overtuiging doordringt, makkers die zich zooals ik hoorde reeds heeft uitge sproken, zal oneindig meer op hem uitwerken." «Ik onderwerp mij aan hetgeen de heeren goed vinden, do heeren hebben meer verstand dan ik", zei Govers, ter wijl hij zich het gelaat nogmaals afwischte, «en nu zou ik gaarne weer naar mijne zaak terugkeereu" «Daarin zijt ge vrij, mijnheer Govers", nam de rektor het woord, «wij hebben met u afgedaan." De rijke slachter haastte zich na een linksche buiging van die vergunning gebruik te maken. Ook Otto gevoelde zich verlicht, dat dit voor hem zoo pijnlijk onderhoud was afge- loopen, en hij zich voor dien dag in zijn eigen gezin kon te rugtrekken. Hoewel zijn collega's hem welmeenend, een paar zelfs hartelijkde hand druktenscheen het hem toch toedat er eene klove tusschen hen en hem gekomen was. Alleen de rektor toonde, dat hij de zaak werkelijk als afgedaan beschouwde. De week was zoo voorbijgegaan. Op deu eerstvolgenden zondagmorgen ontving Otto een brief van baron van Heteren, welke aldus luidde «Waarde dokter! Uw brief met de gunstige informaties omtrent den heer van L. heb ik met genoegen ontvangen en ik meldde dien heer terstond, dat ik gaarne persoonlijk kennis met hem wilde maken en hem dus uitnoodigdenatuurlijk op m ij n e kosten mij een bezoek te komen brengen. Tot antwoord ontving ik een telegram, welke de tijding bevatte, dat hij uit hoofde eener aanstelling als redacteur van een blad, zijne sollicitatie introk. Natuurlijk ben ik nu ten einde raad en zal opnieuw eene advertentie moe ten plaatsen tenzij u mij op eene andere wijs weet te helpen Wat ik u intusschen wilde voorstellen, is dit Zoudt u, gedurende de weken welke n beloofd hebt tot het in orde brengen van mijne bibliotheek te besteden, ook genegen zijn, miju zoons bij voorbaat eenige lessen te geven Met een gunstig antwoord zult u zeer ver plichten, uw voor uwe bereidwilligheid dankbaren Baron van Heteren."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 1