UIT SIBERIË. No. 87. Drie en Negentigste Jaargang. 1891. WOENSDAG J IJ LI. FEUILLETON. ALKIAARSCHE CO l RAAT. Deze Courant woïdt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar ö,8«; franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers 0,06. Prijs der gewone Advertentie»: Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer 23 Gelijk bekend is, werd bij Koninklijk Besluit van 18 September 1886 een "Landbouwcommissie" benoemd om de Regeering van goeden raad te dienen en haar voorstellen te doen omtrent alle zaken landbouw en vee teelt betreffende. Met ijver heeft die commissie haar belangrijke taak aanvaard en verschillende adviezen en voorstellen getuigen er van dat die ijver niet is ver flauwd. De Staatscourant van 14 Juli 1.1. bevat een nieuwe vrucht van haren arbeid, en wel een verslag van hare overwegingen van de hoogst belangrijke vraag in hoe verre de landbouwbelangen door een wijziging van de bestaande belastingen zouden kunnen worden gebaat. Reeds in het verslag van haar onderzoek naar den toestand van den landbouw in Nederland geteekend 4 Juni 1890, wordt onder de middelen tot herstel van den zeer ongunstigen toestand, waarin naar het oordeel der commissie de landbouw verkeert, in de eerste plaats belangrijke vermindering van den druk der belastingen genoemd. .Zonder vermindering van lasten is aan geen wezenlijke verbetering te denken", was de veolbeteekende slotsom waartoe haar onderzoek haar geleid had. Die vermindering moet naar hare meening inzonderheid de grondbelasting treffen.; daarmede moet opheffing, althans belangrijke verlaging dor rechten op den overgang van vast goed gepaard gaan, en eindelijk moet tegemoet ge komen worden aan de klachten over de te hooge schat ting van de landbouvvwoningen voor de grondbelasting over den aanslag voor deuren, vensters, haardsteden, dienst boden en paarden, over den druk van den zout- en den suikeraccijns voor veeteelt, zuivelbereiding en inmaak van vruchten, over de zegelbelasting der huurcontracten en de hypotheekrechten. In haai laatste verslag komt de Landbouwcommissie daarop uitvoeriger terug en omschrijft zij nader hare grie ven en wenschen. In aanmerking nemende dat geene vermindering van lasten mogelijk is zonder dat de schat kist op een andere wijze voor het daaruit voortvloei end verlies schadeloos wordt gestelddringt zij in de eerste plaats met grooten nadruk aan op een be lasting van het roerend vermogen van de inkomsten uit effecten, schuldvorderingen, ambten, bedieningen enz. Laat ons hopen, dat deze zeer rechtmatige en reeds zoo vaak herhaalde klacht spoedig blijke geen vergeefsche klacht geweest te zijn. Het In hooge mate onbillijke van dezen vrijdom van belasting is reeds zoo dikwijls aangetoonddat het wel volkomen over bodig mag geacht worden er nog langer over te spre ken. Inderdaad moet een algemeene inkomstenbelasting of een afzonderlijke belasting van alle nog vrij ge° bleven inkomsten den weg banen voor belastinghervor ming en belastingverlaging op andere punten daarom moet onzes inziens geenerlei voorstel tot nadere regeling van de grondbelasting of welke andere belasting ook worden goedgekeurd of zelfs maar ernstig in behande ling genomen, wanneer het niet voorafgegaan of verge zeld wordt door een voorstel tot belastingheffing van de inkomsten uit roerend goed. Worden door invoering van zulk een belasting de mid delen gevonden om andere belastingen te kunnen vei lagendan komt volgens de Landbouwcommissie daarvoor in de eerste plaats in aanmerking de grond belasting. Die belasting is naar hare meening in alle op zichten een belasting als elke anderegeen zakelijke last die op het land ligt en door eiken nieuwen eigenaar, arm of rijk van zijn voorganger wordt overgenomen maar een geheel persoonlijke belastingdie geregeld moet worden naar de draagkracht van iederen landbe zitter in het bijzonder zoodat er ook bij deze belasting rekening moet worden gehouden met de schulden. Volgens deze beschouwing zou alzoo een landbouwer wiens grondeigendom met schulden bezwaard is of wiens land bouwbedrijf hem geone of bijna geene winst oplevert, voor zijn ffiud in het geheel geene of zoo goed als geene' grondbelasting behoeven te betalen. Over deze stelling der Landbouwcommissie is getwist ongeveer zoolang als de grondbelasting bestaat, en die' strijd wordt nog altijd van weerszijden met veel nadruk gevoerd. De gronden der verschillende gevoelens zijn bekend, en ons bestek laat niet toe ze opnieuw te ver melden en te beoordeelen. Veel kans om tegenstanders te overtuigen bestaat er daarenboven nietmaar ons komt het voor, dat de kans niet groot is, dat het gevoelen der Eandbonwcommissie bij een nieuwe regeling der grond belasting zal worden toegepast. Of acht men het denk baar, dat daar waar het landbouwbedrijf den landbouwer tijdelijk geen^ voordeel opbrengt, waar hij grooten tegen spoed ondervindt of waar het land ongeveer voor de ge heele waarde met hypotheken bezwaard is, ook ten naaste bij geen grondbelasting zou worden betaald? Maar al moet ook de grondbelastidg als een zakelijke last worden beschouwd, die niet afhankelijk kan gesteld worden van de meer of mindere gegoedheid van den eigenaar van het land, daarom kan die last hier en daar wel te zwaar en bij gevolg vermindering noodzakelijk blijken Van verzwaring van den last in het algemeen, hetzij dan ten behoeve van het rijk alleen of ten behoeve van rijk en gemeenten te zamen, kan althans onder de tegen woordige omstandigheden wel geen sprake zijn. De nieuwe regeling der grondbelasting van de onge bouwde eigendommen overeenkomstig de uitkomsten der onlangs voltooide herziening hunner belastbare opbrengst zou in sommige streken een aanmerkelijke verhoogino- van de grondbelasting ten gevolge hebben. De Lamb bouwcommissie is daarom van oordeel, dat tot die rege ling met kan worden overgegaan, tenzij het cijfer van de opbrengst der belasting aanmerkelijk wordt verlaagd. Ook andere bezwaren, en niet ongegronde, worden door haar genoemd. Juist in de jaren waarover de waarde tot grondslag der schatting is genomen, 1877 tot 1881, hebben gevoelige prysverauderingen plaats gehad daar door is met alleen de belastbare opbrengst, zooals die thans is vastgesteld, in het algemeen hooger dan de zui- vere huurwaarde op het oogenblik, maar dat verschil is daarenboven voor de bouwstreken en de slechte gron den veel sterker dan voor de weilanden en de betere gionden. In vele streken hebben voorts de oigengeërfden, de boeren-landeigenaars, zich indertijd wegens gemis van kapitaal met schralen en daarom goedkooperen grond moeten tevreden stellen en daarna het meest gedaan om hun grond te verbeteren, veelal met opgenomen geld. Juist hun land is dientengevolge ook het meest in nuurwaarde gestegen en zoo komt het dat juist zij door de nieuwe regeling het meest worden bezwaard en wel zonder dat rekening wordt gehouden met de schulden, waarmede zij om die betere uitkomsten te verkrijgen hunne eigendommen hebben bezwaard. Nog op een andere onbillijkheid wordt de aandacht gevestigd. Schuren, stallen en bergplaatsen, uitsluitend voor het landbouwbedrijf dienende, zijn niet vrijgesteld van de grondbelasting op de gebouwde eigendommen. By de herziening der belastbare opbrengst der onbe bouwde eigendommen werd daarom bepaald, dat reke ning zou worden gehouden met de waardevoor de gtondbelasting aan de gebouwde eigendommen toege kend maar nu wordt beweerd dat op die bopaling weinig isgelet, en dat de huurwaarde der gebouwen meestal niet van de totale huurwaarde der boerderij is afgetrokken. Sommige bekende grieven tegen de personeele belas ting laat de Landbouwcommissie te recht ter zijde, om- aBeon wil bepalen tot opmerkingen die on middellijk de belangen van den landbouw raken. Waar ze ic asting echter haar karakter van verteringsbelas ting verliest en dat van een bedrijfsbelasting aanneemt, komt zij m het belang van den landbouw tegen enkele bepalingen der wet op. Kelders, zolders, stallen, deu- ïen vensters en stookplaatsen komen voor den aanslag in de personeele belasting niet in aanmerking, wanneer zij gebruikt worden voor het bedrijf, of voorkomen in gedeelten der woning die voor het bedrijf gebezigd wor- door I. M. DOITOJEW8KY. Over het algemeen bestolen allen elkander schriklijk Bijna ieder had een koffer met slot ter bewaring der voorwerpen, die aan de gevangenis behoorden. Dit was geoorloofd. Maar de koffers baatten niets. Ik geloof dat men zich voorstellen kanwelke handige dieven 'daar waren. Mij ontstal een gevangene, een mij werkelijk zeer toegenegen man (ik zeg dit zonder eenige aanmatiging een by belbet eenige boek, dat men in het tuchthuis hebben mocht; hij bekende het mij nog denzelfden da» met uit berouw, maar omdat het hem speet, dat ik er zoolang naar gezocht had. Zij, die in brandewjjn handel den, werden spoedig rijk. Over den verkoop zal ik ter andere plaatse sprekenhij is zeer merkwaardig. In de gevan genis waren er velen, die er om sluiken ingekomen waren en daarom is het niet te verwonderen op welke wijze' on anks herhaalde visitatie der oppassers, brandewijn' binnengebracht kon worden. Hier moet ik opmerken dat het sluiken volgens zijn karakter, een zeer bijzonder soort misdrijf is. Het is b.v. mogelijk zich voor te stel len dat geld en voordeel bij menigen sluiker slechts een ondergeschikten rol speelt, zelfs op den achtergrond staat. En dit is ook werkelijk het geval. De sluiker handelt uit hartstocht uit roeping. Hij is in zekeren zin dichter. Bij waagt alles, stelt zich aan het grootste gevaar bloot is listig, raakt in ongelegenheid, redt zich er uit; soms handelt hy met een zekere bezieling. Deze hartstocht is even sterk als die van het kaartspel. Ik kende in de gevangenis een sluiker van buitengewoon zwaren lichaams bouw. maar zoo zachtaardig, stil en bescheiden, dat ik my met voorstellen kon hoe hij hier gekomen was Hij was zoo goedig en verdraagzaam, dat hij al den tijd van zijn verblijf m de gevangenis met niemand ooit een woord flnltv, n - J, WaS Van de westelijke grenzen en wegens sluikhandel in de gevangenis gekomen hij kon het zonder dien natuurlijk met uithouden en legde zich er op toe brandewijn binnen te smokkelen. Hoe dikwijls werd hij er voor gestraft en hoe bang was hij voor de roede En het smokkelen van den brandewijn verschafte hem slechts zelden een kleine verdienste, alleen de onder nemer werd rijk. De verdwaasde sluiker had de kunst °m de kunst zelve. Telkens als hij gestraft was huilde hij als een oude vrouw; en hoeveel maal heeft by met na zijne straf gezworen, geen sluikhandel meer te drijven! Met de grootste zelfbeheersching bedwom* hij zien soms een geheele maand; maar eindelijk hield hy net niet langer uitDoor zulke persoonlijkheden was er ;n de gevangenis steeds brandewijn. Ten laatste was er nog een bron van inkomsten, die de gevangenen wel niet rijker maaktemaar blijvend was en hen zeer te stade kwam. Dat waren de aalmoezen De hoogere klasse onzer maatschappij heeft geen begrip hoe de kooplieden, de kleine burgerij en ons geheele volk voor de zoogenaamde »ongolukbigen" zorgen. De aalmoezen stroomden onafgebroken toe en bestonden bjjna altijd uit brood en allerlei gebakslechts zeer zelden uit geld. Zonder deze milde gaven zou op vele plaatsen den gevangenen vooral den aangeklaagden die veel strenger dan de veroordeelden gehouden worden, het leven al te zwaar vallen. De giften en gaven worden eerlijk aan de gevangenen gelijkelijk verdeeld. Als ze voor allen met voldoende zijn dan worden de brooden in gelijke gesneden, soms zelfs in zes doelen, en ieder ge vangene ontvangt het hem toekomend deel. Ik herinner my hoe ik voor de eerste maal een aalmoes in geld ont ving Ik kwam van den morgenarbeid met een soldaat ter bewaking alleen terug. Ik ontmoette een moeder mot baar dochter een meisje van omstreeks tien jaar, mooi als een engel. Ik had beiden reeds eens gezien. De moeder was een soldatenweduwe. Haar maneen jon<* soldaat was voor het gerecht moeten verschijnen en in t«r ,Blff ?-vizl?ke.nzaal der gevangenen gestorven, ter zelfder tyd als ik ook ziek daar ter neder la». De vrouw was met haar dochtertje afscheid van hem komen nemen- beiden hadden vreeselijk geschreid. Toen het meisje mij zag, kreeg het een kleur en fluisterde haar moeder iets in; deze bleef op hetzelfde oogenblik staan, zocht uit een mandje een vierde kopeken en gaf het haar dochtertje, dat zich beijverde om mij na te loopen Hier, onge lukkige, neem om Christus wille dit kopekentje!" - riep het kind terwijl het mij het geld in mijn hand stopte nam het kopeke en het meisje keerde vol blijdschap naar haar moeder terug. Dat kopeke heb ik lang, zeer lang bewaard. II. DE EERSTE INDRUKKEN. De eerste weken en in het algemeen het be<nn van myn gevangenisleven staan mij thans levendig voor den geest. Myn volgende gevangenisjaron herinner ik mii met zoo nauwkeurig. Van enkele herinner ik mij niets me6ri' uF f1'11 n!üt anderen in elkaar gevloeid terwijl zy slechts éen indruk hebben achtergelaten een moeie- lyke eentonige, verstikkende. Ik herinner my duidelijk, dat ik bij de eerste schrede in dit leven my verwonderdedat ik in zekeren zin er ffi vArui)Z0Di nrS' ,onp.7oons' of beter gezegd, verrassends in vond. Alles had ik reeds vroeger in mijn verbeelding gezien toen ik op den weg naar Siberië van mijn toe- komstig lot een voorstelling zocht te maken. Maar weldra begon een onnoemelijk aantal der zeldzaamste verras singen der onnatuurlijkste feiten mij bijna op iedere schrede terug te houden. En eerst in het vervolg nadat ik reeds vrij lang in de gevaugenis geleefd had, heb ik at geheel byzonderedat geheel onverwachte van zulk een bestaan volkomen begrepen en mij daarover steeds meeiy en meer verwonderd. Ik beken dat deze verbazing my in den geheelen langen tijd van mijn dwangarbeid steeds is bygebleven ik heb mij nooit met dezen arbeid kunnen verzoenen. eofst0 ladr°k bij mijn komst in de gevangenis was in het algemeen die van walging; maar afgezien hier van is het my wonderlijk toegeschenen, dat het leven in de gevangenis gemakkelijker is dan ik mij onderweg voorgesteld had. De gevangenen, hoewel zij'ketens aan hadden liepen m de geheele gevangenis vrij rondscholden zongen, werkten voor zichzelf, rookten pijpen, dronken brandewijn (hoewel slechts enkelen)zelfs eenigen speelden s nachts kaart.De arbeid zelf b.v. kwam mij niet zoo zwaar voor met als dwangarbeid en eerst geruimen tyd later merkte ik dat de zwaarte en de straf van dezen arbeid met zoozeer bestaat in de moeilijkheid en langen duur als wel dat hy uit dwang geschiedt, dat hij onder den stok verricht wordt. Een boer arbeidt met al zijn vrijheid in ieder geval veel meer en harder soms zelfs s nachts, voora zomersmaar hij werkt voor zichzelf, voor een bepaald doel en het is hem oneindig lichter te moede dan den dwangarbeider bij zijn gedwongen en doelloozen arbeid. Het is mij dikwijls voorgekomen dat als men de menschen geheel en al ter neer zou willen drukken hen vernietigen hen de schrikkelijkste straf opleg-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 1