ft wers plegen het meest overtreding en uit het feit, dat slechts 42 veroordeelden in hooger beroep kwamen, trekt hij het bewijs, dat het volksgeweten niet in verzet komt tegen het straffen. Hij acht mitsdien afschaffing van de bescherming van den wildstand niet in het nationaal belang, evenmin als doorvoering van het in art. 641 B. W. vooropgestelde beginsel, zonder plaats te laten voor de thans bestaande en door dat artikel zelf erkende afwijkingen daarvan. Tot vergemakkelijking van de af koopbaarstelling van heerlijke jaehtrechten blijkt geen drang te bestaan, en de afkoop is dan ook feitelijk niet aan ernstige moeie- lijkheden onderhevig. Tegen de nadeelen, uit te groote vermenigvuldiging van hazen voor den landbouw ontstaande, kunnen be langhebbenden zich vrijwaren door eene buitengewone machtiging aan te vragen als bedoeld bij art. 26 der jachtwet. Van die bevoegdheid wordt zeer weinig ge bruik gemaakt, doch waar zoodanige machtiging ver zocht werd, is zij meermalen verleend. Met het oog op de schade, welke door eenden aan veldvruchten pleegt toegebracht te worden zou het wellicht overweging verdienen tegen een matig recht eene bijzondere jachtakte verkrijgbaar te stellen tot het schieten van eenden gedurende zekeren tijd van het jaar op landerijen, die door den houder der akte of door een lid van zijn gezin worden bebouwd, ook al behoort het jachtreoht aan een ander. Dat intusschen art. 26 der jachtwet in dezen geheel onvoldoende zou zijn voor den landbouwer, is geenszins uitgemaakt en dus evenmin, dat aan eone voorziening onmiddellijk behoefte bestaat. De gemeenteraad van Zandvoort heeft den 8 met algemeene stemmen besloten aan eene straat aldaar den naam te geven van «Burgemeester Engelbertsstraat", als bewijs van ingenomenheid met hetgeen die burge meester voor de gemeente gedaan heeft. De gemeenteraad van Mieuwer-Amstel heeft den 10 besloten tot toelating der onlangs gekozen 9 raadsle den. In het besluit tot toelating zijn de volgende over wegingen opgenomen omtrent het tegen de verkiezing ingebrachte bezwaar, dat twee stembriefjes gebruikt wa ren, een voor de verkiezing ter zake van de periodieke aftreding van leden en een van vermeerdering der raads leden «dat wat het ingediende bezwaar betreft dit niet ge^ zegd kan zijn te zijn gericht tegen de stemopneming, maar tegen de wijze van verkiezing dat het bezwaar mitsdien niet in het proces-verbaal van opening der stembriefjes had behooren te zijn opge nomen omdat het daarin naar de duidelijke bewoordin gen der wet niet thuis behoort als niet tegon de stem opneming gericht dat niettemin, nu het bezwaar ter kennis van den Raad is gebracht en het blijkbaar een geschil, de verkiezing rakende betreft, de Raad behoort te onderzoeken in hoe verre dat geschilaan de wet getoetst, bezwaar oplevert voor de toelating der nieuw gekozen leden dat aldus (door het gebruik van twee soorten biljetten) aan de kiezers de gelegenheid is gelaten bij het uitbren gen hunner stem, het jaar van aftreding der te benoe men leden in aanmerking te nemen, waardoor de uitslag der verkiezing overeenkomstig hunne bedoeling kon wor- don opgemaakt dat het wel niet minder dan vast staat dat zij, die in de plaats van de periodiek aftredenden zullen wordeu ver kozen, aanspraak hebben op zes zittingjaren eene aan spraak die de vier overigens benoemden niet kunnen laten gelden, vermits de wet bij toenemen van het ledental geen voorschrift bevathoe aan hen een zittingtij d van zes jaren te verzekeren dat de practijk dus naar een redmiddel heeft moeten omzien en dat gevonden heeft door eerst het getal dei- bij de tweejarige periodieke aftreding aan de beurt zijnde leden evenredig te verhoogen om vervolgens tusschen de nieuwe gekozenen door het lot uit te makentot welke aftreding zij zullen behooren dat ook deze wijze van handelen strookt met het ge voelen van den minister van binnenlandsche zaken, uit gedrukt bij diens circulaire vau 1 Mei 1862, door Gede puteerde Staten van Noord- en Zuidholland o.a. den ge meentebesturen ter opvolging aanbevolen en sedert door geen anderewettig ter kennis gebrachte meening van hooger bestuur vervangen dat hier het geval van twee op zich zelf staande ver kiezingen zich voordeed en wel op geene andere dan de toegepaste wijze viel uit te maken wie ter vervulling van de open plaatsen der periodiek aftredenden zouden zijn gekozen en wie ter aanvulling dat ook de kiesvereenigingen bij het doen der aanbe velingen met de meeste juistheid hebben aangewezen wie op het witte en wie op het gele briefje te plaatsen en dus de goeddenkende kiezer hierdoor reeds, zoo men wil, den juisten weg vond ter waardeberekeniug van zijne uit te brengen stem dat stellig de 25 op het gele stembriefje op den heer Insinger uitgebrachte stemmen niet mogen worden geteld bij de 480 op het witte briefje uitgebrachte evenmin omgekeerd, eensdeels niet omdat de heer Insinger duide lijk door de kiesvereeniging «Nederland en Oranje" en door anderen werd aangewezen ter vervulling van eene plaats, door periodieke aftreding opengevallen, dus voor het witte briefje was aanbevolen, met het kennelijk doel om hem een zittingtijd van zes jaren te verzekeren (eene omstandigheid die ter bepaling van de waarde der stem men over het hoofd mag worden gezien), anderdeels niet omdat de volstrekte meerderheid bereids door negen an deren en wel met een hooger stemmencijfer was verkre gen en het vervolgens wel tot de verborgenheden zal blijven behooren of de stemmen, op den heer Insinger uitgebrachtden geschreven wil uitdrukten van even zoovele kiezers dat dit laatste in de eerste plaats ter waardebepaling van het geschil moet vaststaan dat er mitsdien geen wettige gronden aanwezig zijn om de gevolgde wijze van verkiezing van invloed to verkla ren op den uitslag der stemming en er dientengevolge geene termen bestaan het ingediende bezwaar als zoo danig langer onder de oogen te zien. De heer mr. D. Koenendie het bezwaar bij de opening der stembiljetten ingebracht had verklaarde zich alleen tegen de toelating. De 3i/2 °/0 geldleening der gemeente Zaandam groot f 128.000, is ten volle toegewezen tot koersen van 95.82 tot 100 pet. Beroepen tot predikant bij de ned. geref. gemeente te Harderwijk ds. Hengst te Helder. Nabij Koevorden is een man die achter een turf hoop voor het onweder schuilde, door den bliksem ge dood. Hij laat eene vrouw en zes kinderen na. Voor de vacante betrekking van onderwijzeres aan de openbare school te Zijdewind (voortdurende door het bedanken van mejuffrouw Loosbroek), hebben zich nu slechts 4 sollicitanten aangemeld. De Rijksmiddelen hebben over Juli opgebracht 8.973.227 tegen 9.181.999 in Juli 1890 en over de eerste zeven maanden dezes jaars f 61.369.781 tegen 62.359.184 in gelijk tijdvak van 1890. Het 7/12 dei- raming is 66.819.126.64. De indirecte belastingen en de accijnzen zijn hoofdzakelijk oorzaak van de mindere ontvangst. Beroepen bij de berv. gemeente te Haamstede ds. A. de Joode te Oostaiaan. Den 30 zal in het kamp te Soesterberg, waar van 25 Augustus tot 4 September 6000 militairen gelegerd zullen worden, volgens beschikking van den minister vau oorlog, voor de protestant3che militairen eene evangelie prediking in de open lucht gehouden worden, onder lei ding van ds. G. Verrijn Stuart te Soesterberg. Het gezang zal door militaire muziek begeleid worden. In ruim 40 jaren is zulk een zoogenaamde velddienst niet gehouden. De heer D. Koeman van Scliermerhorndie reeds akte voor gymnastiek bezitheeft de hoofdakte verkregen. De minister van justitie heeft het voornemen aan gekondigd met den aanvang van 1892 te doen vervallen de premiën voor het constateeren van jacht- en visscherij- overtredingen omdat de beambtente wier behoeve aanvankelijk de premiën werden ingesteld, niet meer er door gebaat worden als schadeloosstelling voor het gemis van een deel der opbrengst van de geldboeten vroeger door hen genotenen daarentegen voor de bezoldigde om inkoopen voor de gevangenen te doen en er, behalve •een kleinigheid, zoo goed als niets voor kregen. Op die ma nier brachten zij tabak thee vleesch broodjes en zoo voorts in de gevangenis, maar nooit brandewijn. Oszig maakte voor mij godurende eenige jaren een stuk runder gebraad gereed. Hoe het gebraden was, is een andere vraag maar daarvan is thans geen sprake. Het is merkwaardig dat ik met Oszig in vele jaren geen twee woorden gesproken heb. Dikwijls beproefde ik met hem in gesprek te komen, maar hij was in zekeren .zin ongeschikt om aan eenig gesprek deel te nemen. Ge woonlijk lachte hij slechts of antwoordde »ja" of «neen", meer niet. Behalve Oszig was er nog een gevangenedie mij ■diensten bewees. Hij heette Ssuschilow. Ik had hem er niet om gevraagd en ook niet voor gezocht. Hij had mij als van zelf gevonden en zich bij mij aanbevolen; ik herinner mij nietwaar en wanneer dit geschied is. Hij begon met voor mij te wasschen. Achter de kazernen was uit sluitend voor dit doel een groote sloot gegraven, om te wasschen en te spoelen. Ssuschilow zocht buitendien op allerlei manieren mij aangenaam en van dienst te zijn; hij zorgde voor mijn thee deed allerlei boodschap pen voor mij bracht mijn goed weg om te laten ver stellen poetste viermaal in de maand mijn schoenen -en dat alles deed hij met een ijver alsof, God weet welke verplichtingen er hem toe dreven in 't kort, hij beschouwde mijn lot in alle aangelegenheden die mij betroffen volkomen als het zijne. Hij zou nooit zeggen, «Ge hebt zooveel hemden", «uw goed is stuk", maar steeds: «Wij hebben zooveel hemden", en «ons goed is stuk." Hij zag mij als hij iets dergelijks zeide, scherp in de oogen en beschouwde ditnaar ik geloof voor het hoofddoel van zijn geheele leven. Een handwerk of, han denarbeid, zooals de gevangenen zeiden had hij niet, en naar ik geloof was ik de eenige van wien hij geld kreeg. Ik betaalde hem zooveel ik kon, twee kopeken en hjj was altijd tevreden en had nooit eenige aanmerking. Hij moest iemand dienen en had mijnaar het scheen daartoe in het bijzonder uitverkoren omdat ik in den rijksveldwachters sedert herhaaldelijk verhooging van jaarwedde is toegestaan. Aan het uitvoerig rapport der «taptoe-commissie" Amsterdam wordt het volgende ontleend. Het verhoor der opgeroepen personen wettigt een streng onderzoek naar de verantwoordelijkheid van het hoogst afkeurenswaardig optreden der politie. De com missie onderzocht eerst welke maatregelen er waren ge nomen, waarbij blijkt van verschil tusschen de militaire en de burgerlijke autoriteiten over den omvang der af zetting van den Dam. Wat betreft de uitvoering, blijkt, dat de commissaris Stork drie kwartier uurs te laat op de verzamelplaats is verschenen. Alle inspecteurs hadden schriftelijke ordersmaar de agenten waren niet inge deeld zoodat geen der inspecteurs wist welke zijne manschappen waren en de manschappen hunnen chef niet kenden. Ondanks de vertraging van een uur, was er tijd genoeg voor, maar toch is er geene poging gedaan om maatre gelen van beleid te nemen men is onmiddellijk overge- m tot gewelddadige ontruiming waarbij de gedeel telijke afrastering van het middenvakbestemd tot vergemakkelijking der afzetting, hinderlijk was. Op minstens drie plaatsen is de wapenstok gebruikt of een algemeen bevel daartoe door den leider gegeven bleek niet zeker. Toen de Dam ontruimd was, heb ben zich herhaaldelijk nog minder ergerlijke botsingen voorgedaan door het opdringen van het publiek. Vervolgens wordt de houding van den hoofdcommis saris van politie Steenkamp besproken. Deze was tot acht uur op zijn bureau, ter vervulling van eene opdracht des burgemeestersdaardoor is hij eerst op den Dam gekomen na afloop van het standje. Daarna overgaande tot de bespreking der verantwoor delijkheid erkent de commissie, dat de oorzaak van het gebeurde is gelegen in het te laat komen der politie, en de commissie is eenstemmig in het laden van de ver antwoordelijkheid voor die late komst op den commis saris Stork en evenzeer voor de niet-indeeling der agen ten voor de niet-wering van rijtuigen en voor het nood lottig besluit tot het uiteenjagen der menigte. «Het doet haar leed," zoo zegt het rapport, «een streng oordeel te moeten uitspreken over een man die jaren lang de gemeente met ijver en plichtsbetrachting in eene hoogst moeilijke betrekking heeft gediend, en wiens justi tieels werkzaamheden hoogelijk worden geroemd maar zij kan niet anders doen dan hem in de eerste plaats voor het gebeurde verantwoordelijk stellen." Minder eenstemmig is de commissie in haar oordeel over den hoofdcommissaris. Zij betreurt de vaststelling der instructies door hem zonder overleg met den com missaris Stork. De minderheid is van oordeeldat de heer Steenkamp moest toezien op de uitvoering zijner bevelen de meerderheid meentdatafgescheiden van de opdracht des burgemeesters hij die opdracht mocht ja moest overlaten aan den heer Stork. De commissie besluit daarmede haar rapport, meenende, dat de haar gegeven opdracht niet insluit het doen van bepaalde voorstellen. Aan de heeren J. Fx. Leijdt Co., fabrikanten van damastpellenlinnens enz. te Eindhoven is ver gunning verleend tot het voeren van het wapen van H. M. de Koningin-Weduwe. Bij beschikking van den minister van landbouw, nijverheid en publieke werken in Belgie van 28 Juli 1891, is eene quarantaine van drie dagen vastgesteld voor runderen, schapen en varkens, welke langs de havens van Antwerpen Gent en Ostende worden ingevoerd. Voor fokdieren kan eene uitzondering op deze beschikking worden gemaakt. De heer F. D. O. Obreeu hoofddirecteur van 's Rijks Museum te Amsterdam, heeft van den Keizer van Duitschland ontvangen de Kroonorde 3 klasse. Een bij den burgemeester te Leeuwarden den 10 des middags plaats gehad hebbende brand, waardoor nog al schade aangericht werd, schijnt ontstaan te zijn doordat de zonnestralen, op een in een der vensterbanken ge plaatsten hollen spiegel in één brandpunt vereenigd, het gordijn hadden doen vlam vatten. Den 10 des nachts zijn te Arnhem bij den horloge maker Hüberlein drie van de kostbaarste horloges ont. omgang niet lastig was en beter op tijd betaalde dan de anderen. Hij behoorde tot die menschen die nooit rijk worden of zich verbeteren kunnenen bij ons uitge kozen werden om voor de speelgezelschappen de wacht te houden waarbij zij nachten lang op den grond in de kou moesten staan en naar ieder geluid luisteren daar de majoor komen kon; zij ontvingen daarvoor vijf kope ken voor den geheelen nacht en kregen niets, als zij niet opmerkzaam geweest waren en moesten net dan nog met hun rug ontgelden. Ik heb reeds over dergelijke menschen gesproken. Het kenmerkende van hen is, dat zij hun eigen persoonlijkheid altijd en overal en bijna tegenover allen zeer laag schatten en in gemeenschappelijke aangelegenheden zelfs niet de tweede, maar de derde rol spelen. Ssuschilow was een zeer beklagenswaardig jong mensch neerslachtig en gedrukt, alsof alle verstand uit hem geslagen was, hoewel bij ons niemand hem sloeg, bovendien was hij van nature dom. Hij heeft altijd om de eene of andere reden mijn medelijden opge wekt.Ik kon hem ook nooit zonder leed aanzien, maar waarom hij mijn medelijden opwekte, dat wist ik niet te verklaren. Ik kon geen gesprek met hem houden, hij zelf was er ook niet toe in staat, het was hem zelfs aan te zien. dat het geringste gesprek hem groote moeite kosttehij leefde eerst dan weer op, als men, om aan den pijnlijken toe stand een einde te maken, hem het een of ander te doen gaf, hem vroeg om ergens heen te gaan of iets weg te brengen. Ik weet bepaald, dat ik hem daarmee een groot pleizier deed. Hij was niet groot en niet kleinniet knap en niet leelijk, niet dom en niet verstandig, niet jong en niet oud. een weinig door de pokken geschon den en blond van haar. Iets bepaalds, iets positiefs kon men nooit van hem zeggenslechts dit eene, dat hij naar mij toescheen en voor zoover ik vermoeden kon, tot dezelfde menschen behoorde als Skirothin, eenig en alleen om zijn neerslachtig- en schuchterheid. De gevangenen maakten zich soms vroolijk over hem en lachten hem uit, voornamelijk omdat hij, toen hij met vele anderen naar Siberië ging«geruild had" en wel geruild voor een rood hemd en een zilveren roebel. Deze luttele prijs, voor welken hij zich verkocht had, was oorzaak, dat de gevangenen om hem lachten. Dit verruilen bestaat niet alleen in verwisseling van naam, maar ook van lot. Hoe zonderling het ruilen ook schijnen moge, het is een feit, en nog in mijn tijd was het onder hen, die naar Siberië geëscorteerd werden, van volle kracht, door overlevering geheiligd en van zekere vormen afhankelijk. Aanvankelijk wilde ik het niet gelooven maar de feiten overtuigden mij weldra. Het ging aldus toe. Een troep gevangenen wordt b.v. naar Siberië geëscorteerd. Allen wacht of dwangarbeid óf bergwerk óf kolonisatieallen gaan tegelijk. Hier of daar onder weg, b.v. in het Permsche gouvernement wenscht een der bannelingen te ruilen. Een zekere Mi- chailow, een moordenaar of dergelijk misdadiger, vindt het b.v. minder in zijn voordeel om eenige jaren dwang arbeid te verrichten. We nemen aan, dat hij sluw en geslepen is, en zijn zaak verstaatdan zoekt hij zich onder de troep den eenvoudigsteden neerslachtigste en schuchterste uit, wien een, vergelijkender wijsge ringere straf is opgelegd of hij komt in een bergwerk voor weinige jaren of wordt voor kolonisatie of dwangarbeid bestemd, doch slechts voor korteren tijd. Hij loopt reeds anderhalf duizend werst, natuurlijk zonder een kopeke geld, omdat een Ssuschilow nooit een kopeke rijk kan zijn, hij loopt moe en mat, gevoed met het eten van den staatzonder een enkele zelfs voorbijgaande goede bete. Michailow begint een gesprek met Ssuschilowsluit zich bij hem aan wordt zelfs zijn vriend en geeft hem op de eene of andere rustplaats brandewijn te drinken. Ten laatste stelt hij hem voor om te ruilen. «Ik Mi chailow, ben veroordeeld tot dwangarbeid ik ga niet naar de gewone, maar naar de «bijzondere afdeeling." Het is wel dwangarbeid, maar bijzondere, dus betere." Wat de bijzondere afdeeling was, wisten, toen ze bestond, niet eens alle ambtenaren der rechterlijke macht, zelfs niet in Petersburg. Dat was zulk een afgelegen en af gezonderde plaats in een der uithoeken van Siberië en door zoo weinig menschen bevolkt (in mijn tijd waren er in het geheel zeventig man), dat het moeilijk was het 1)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 2