J
No. 122*.
en Negentigste (jaargang,
1891.
ZONDAG
li OCTOBER.
TWEEDE BLAD.
Amsterdamsche Brieven.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar j 0,80franco door het
geheeïe rijk 1,
De 3 nummors O,OS.
Prijs der gewone Advertentiën
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. C<jS-
TER ZOON.
Telefoonnummer 3.
XL.
Wetende, dat Alkmaar in het bezit is van eene doops -
gezinde gemeente en de Alkmaarsche Courant ook buiten
de stad harer verschijning verscheidene Doopsgezinden
onder hare lezers telt, meende ik in de afgeloopen week
gehoor te moeten geven aan eene uituoodiging tot bij
woning eener vergadering van de „Vereeniging fot
handhaving der Apostolische tieloofsbelijde-
nis in dc Doopsgezinde Ocmecnte te Amster
dam", te meer nogdaar ik verwachtte dat in deze
bijeenkomst besprekingen zouden gevoerd worden over
de vraagwelke pogingen aangewend konden worden
om voor den doopsgezinden hoogleeraar Hoekstra die
weldra aftreedteen opvolger te krijgen in den geest
der Yereenigiug. Donderdagavond begaf ik,mij derhalve
naar de Halvemaansteegwaar de vergadering in de
Schotsche Zendingskerk zou worden gehouden. Dat is
te zeggen in een kamertje ouder de hanebalken heel
laag van verdiepingmet een groot gat in den
zolder als ventilator. Binnenkomende kwam mij een
stinkende tabakswalm tegemoet, waardoor ik de enkelen,
die rondom een tafel zaten, slechts met zeer nevelachtige
omtrekken kou ouderscheiden. Nadat ik plaats genomen
had, bleek mij, dat van de Vereeniging zelve alleen het
Bestuur aanwezig was en de overige vijf heeren in het
zelfde geval verkeerden als ik. Met praatjes over koetjes
en kalfjes was spoedig een kwartier zoek gebracht en
daar er toch niemand meer kwam opdagen, stelde de
president vooreen begin te maken met de werkzaam
heden. De aanwezigen kregen het verzoek drie verzen
van een Psalm te zingen en tevens de uitnoodiging om
deze op een seraphine-orgel te begeleiden. Niemand
wenschte echter van dit laatste aanbod gebruik te maken,
zoodat de president voor het muziekinstrument plaats
nam na zich vooraf verontschuldigd te hebbendat hij
daarmöe op een niet al te goeden voet stond. Eu toen
ging het er op los Brullende mannenstemmen geac
compagneerd door valsche orgeltonen afgewisseld door
geschraap van kelen en gehoest van sommigen wier
zingorgaan tegen het rooken in verzet kwam. Een ware
verademingtoen het derde vers was uitgebracht
Nieuwe sigaren werden opgestoken die evenwel weer
spoedig voor een oogenblikje moesten neergelegd worden,
omdat de president do aanwezigen in den gobede wilde
vereenigen. Dat gebed was ten deele bestemd om de
geïntroduceerdeu oenigzins bekend te maken met het
doel der Vereeniging. Na het gebed werd hun dat nog
nauwkeuriger meegedeeld alle sigaren waren inmid
dels weer ia den brand door het voorlezen van het
reglement waarvan het zwaartepunt bleek te liggen in
artikel 2: «Onder diepe smart erkent de Vereeniging,
dat de Gemeentewaartoe hare leden behooren van
den grondslag van Gods Woord is afgeweken, en wenscht
zij de Gemeente te brengen tot de openbare erkenning
(34)
DOOK
I. M. DOiTOJEWSKï.
Tot dusver was ik nog nooit als patient in een zieken
huis geweest, mijn omgeving was mij dus geheel nieuw.
Al spoedig bespeurde ik, dat mijn komst eenigszins de
nieuwsgierigheid had opgewekt, men had over mij hooren
spreken en allen volgden mij met een zekere achteloos
heid met dat gevoel van meerderheid waarmede men
in de school een nieuweling, of in het dagelijksch leven
iemand, die een verzoek komt doen, aanziet. Aan mijn
rechterhand lag een gevangene een gewezen secretaris
de natuurlijke zoon van een gepensionneerd kapitein, be
schuldigd als valsche munterhij bevond zich ongeveer
een jaar in het hospitaaloogenschijnlijk in het minst
niet ziekdoch de doctoren steeds verzekerendedat hij
aan hartverwijding leed. Hij wist hen hiervan zoo goed
te overtuigen, dat hij noch dwangarbeid behoefde te ver
richten, noch zich aan de lijfstraffen, waartoe hij veroor
deeld was, behoefde te onderwerpen een jaar later werd hij
naar T-k gezonden om bij voortduring in een hospitaal
verpleegd te worden. Hij was een krachtigjonkman van
acht-en-twintig jaareen groote schelm die zich wat
rechtskundige kennis had eigen gemaakt, voorts in het minst
niet dom zeer wel opgevoed maar ook zeer aanmatigend
en vol inbeelding. Overtuigd, dat er geen eerlijker,
rechtschapener mensch ter wereld was dan hij had hij
nooit willpn erkennen dat hij schuld had en die over
tuiging heeft hij zijn geheele leven behouden. Hij richtte
het eerst het woord tot mijondervroeg mij op zeer
nieuwsgierige wijze en bracht mij op de hoogte van de
gewoonten van het hospitaal. Natuurlijk deelde hij mij
onmiddellijk mede dat hij de zoon van een officier was;
van de ganscho Heilige Schrift als Gods Woord onder
aanneming eener belijdenis ten grondslag hebbende de
aloude belijdenis der Christelijke Kerk, bekend onder don
naam van do Apostolische Geloofsbelijdenis". Vervolgens
deelde de Voorzitter mede, dat de vergadering al sinds
langen tijd bezig was mot vau gedachten te wisselen over
de Opstanding en daarmee in deze bijeenkomst zou worden
voortgegaan. Een daarop betrekking hebbend hoofdstuk
uit den Bijbel werd voorgelezen en de gelegenheid tot
bespreking van h t gelezene geopend. Wat ik daarbij
te hooren kreeg, gaat bijna alle beschrijving te boven.
Dat was een onvermoeid elkaar op de handen tikken om
den inhoud van het Gewijde Boek niet naar den geest,
maar naar de letter op te vatten. Geen zinnebeeldige
voorstolling van Profeton of Evangelisten kon genade
vinden; het tegenwoordige menschdom was enkel en alleen
zoo verdorven, omdat het zich niet strikt aan de Bijbel
woorden hield. Hoe moeielijk het valt deze gedragslijn
vol te houden, bloek dien avond zonneklaar, want telkens
betrapte de een den ander op een euvel, dat hij oven
vroeger zelf gewraakt had. Een van de aanwezigen was
in de oppositie. Hij was 't niet eens met den Voorzitter,
dat alle profetieën waren uitgekomen (groote ontstel en is
op de gezichten der BestuursledenHet duizendjarig
rijk was voorspeld en niet verschenen, en ook de Anti-
Christ liet op zich wachten. Weet die mijnheer dan
niet zoo luidde het terechtwijzende antwoord van den
president dat bij God duizend jaren zijn als één dag
en men dus aan dat getal niet letterlijk mag blijven
hangen. Daar was hij waarachtig zelf ook in den val
geloopendaarop attent gemaakt nam hij zijn toevlucht
tot de algemeenheid: «Nou, afijn, ik heb er veel troost
uitgeput en nou moet u weten, wat u doet", hetgeen de
ander beantwoordde mot een: «Nou, ik geloof er niks
van Hoe men zich zulk een duizendjarig rijk denken
moet Daarvan heeft een der bestuursleden getracht
mij een heldere voorstelling te geven. Aan de hand van
Gods Woord heeft die man mij met zalvende stem te
verstaan gegeven, dat alle menschen eerst in wolven en
lammeren moeten verkeeren. Niet zoo verbazend bijbel
vast zijnde, waagde ik 't niet, hem het onzinnige daarvan
onder het oog te brengen, want doodslaan met «teksen"
dat was de gelaufige term bij het bestuur kon
wel eens het gevolg geweest zijn. Was ik wat beter
vertrouwd geweest met Jesaja, dan had ik willen vragen,
hoe na de genoemde transformatie het verdere deel der
vergelijking zou moeten opgaan, dat namelijk «de luipaard
bij den geitenhok nederligt, do leeuw stroo eet en een
zoogkind zich vermaakt over het hol van een adder."
Veel succes zou ik daarmeo trouwens niet verkregen
hebben. Ieder verstandig woord bij zulke femelaars zou
slechts een graankorrel op een steenachligen bodem zijn.
Waarlijk, als er iemand is, die eerbied gevoelt voor
diepgevoelden godsdienst, dan is het de schrijver dezer
brieven. Wie hem gevolgd heeft bij zijne beschouwingen
over het Leger des Heils zal aanstonds toegeven, dat hij
zelfs zonderlinge vormen voor lief wil nemen, als het
wezen der zaak slechts van warme overtuiging blijk geeft.
Maar onverbiddelijk hard is hij in zijn oordeel over die
hij scheen zich gaarne als een adellijk althans als een
aanzienlijk man voor te doen. Korten tijd later vertelde
mij een zieke van de compagnie van disciplinedat hij
vele adelijkendie weleer verbannen waren geweest
kende hij noemde mij hen bij hun voor- en toenaam
schijnbaar om mij des te meer van zijn voornaamheid te
overtuigen. Het was voldoende om het gelaat van dezen
vergrijsden soldaat te zien om overtuigd te zijn dat hij
afschuwelijk loog. Hij noemde zich Tchékunow en was
zoo voorkomend ten mijnen opzichte, omdat hij vermoedde,
dat ik geld had wanneer hij mij thee en suiker zag
krijgen, bood hij mij dadelijk zijne diensten aan om water
voor mij te koken en mij een theepot te verschaffen.
Mwski had mij echter beloofd den volgenden dag den
mijne met een van de gevangenen, die in het hospitaal
werkten, te zenden, doch Tchékunow gaf zich alle moeite
om mij het benoodigde te verschaffen. Hij wist een
ijzeren ketel te bemachtigen, waarin hij water voor de
thee kookte; in een woord, hij legde zooveel ijver aan
den dag, dat hij zich onmiddellijk do spotternijen op deD
hals haalde van een der zieken, een teringlijder, wiens
bed tegenover het mijne stond. Hij heette Ustjanzew en
was de soldaat, die, uit vrees voor de lijfstraf, waartoe
hij veroordeeld was, een flesch brandewijn, met een ex
tract van tabak vermengd, had leeggedronken en zoo
doende zelf de kiem tot zijn borstlijden had gelegd.
Hierboven heb ik reeds van hem gesproken. Hij had
tot dusverre het stilzwijgen bewaard, terwijl hij, moeilijk
ademhalende, op zijn bed lag uitgestrekt en mij met een
ernstigen blik volgde. Ook sloeg hij Tchékunow gade,
wiens gedienstigheid hem scheen te hinderen. Zijn
buitengewone ernst maakte zijn verontwaardiging recht
kluchtig. Eindelijk kon hij zich niet langer bedwingen.
Zie nu eens aan.... de knecht, die zijn heer ge
vonden heeftzeide hij afgebroken met een van zwak
heid trillende stem, want het was kort voor zijn dood.
Tchékunow keerde zich ontevreden om.
Wie is die knecht vroeg hij Ustjanzew op min
achtenden toon.
Gij, gij zijt een knecht," antwoordde deze met zoo
mannen, die daar samenkomen om na gebed en psalm
gezang elkander op ketterijen te betrappen, die zich warm
maken over de domheid der menschen, welke zich van
de letter losmaken, die de christelijke liefde willens en
wetens verstikken door dogma's en door hen zelf onbe
grepen phrases. Wij leven in een eeuw van vooruitgang
op velerlei gebied en toch zondert zich iedere maand
éénmaal een groepje mannen in de Schotsche Zendings
kerk af, die vuur en vlam spuwen op de theologische
schrijvers van den nieuweren tijd om zich vast te klemmen
aan de woordelijke Statenvertaling (1). Menno Simonsz,
ge zoudt u schamen over deze uwe volgelingen
Op mijn weg huiswaarts troostte ik mij over mijn
verloren avond met te denken althans kennis gemaakt
te hebben met een stukje echt amsterdamsch volksleven,
waarvan het anders niet zoo gemakkelijk is den sluier
op te lichten. In dien zin moeten mijne lezers dit ver
slag dan ook opvatten. Ter eere van de amsterdamsche
doopsgezinden moet gezegd wordendat de bewuste
vereeniging een zeer kleiu ledental heeft. Dit is mij
gebleken uit een mij overhandigd verslag betreffende de
zondagsscholendoor de heeren van de Apostolische
Geloofsbelijdenis opgericht. Zoo ver is hot zelfs geweest,
dat verscheidene leden van het bestuur bedankten, omdat
«de Vereeniging uitgediend had" en het geheele zielental
tot zes daalde. «Hoewel de toestand der Vereeniging
als hopeloos toescheen ook met het oog op het finan-
ciëele, zoo toch besloten wij in Gods kracht onzen arbeid
voort te zetten" dus zegt het verslag hetgeen
vrijelijk overgezet zijnde beteekentmet advertenties,
uitnoodigingeu enz. wordt de uoodige propaganda gemaakt
en daardoor een enkele gelokt. En hiermede stappen
wij van dit onderwerp af, dat al te lang onze aandacht
heeft beziggehouden. Mij voorbehoudende later terug te
komen op de amsterdamsche doopsgezinde gemeente en
hare instellingen, noodig ik thans mijne lezers en vooral
mijne lezeressen uitonze schreden te wenden naar de
Marnixstraat waar in het gebouw der Maatschappij tot
bevordering der bouwkunst een tentoonstelling wordt
gehouden van schilder-, teeken- en aquarelstudiën,
die vrij wat meer te leeren en te denken geeft dan al
hetgeen de heeren van de Apostolische Geloofsbelijdenis
verkondigen. Het eigenaardige dezer expositie is, dat
allo inzendingen afkomstig zijn van damesdie zich nog
niet zeker genoeg gevoelen om op groote tentoonstellingen
te exposeeren en door onderlinge vergelijking willen
In verband hiermee heb ik dezer dagen met de
levendigste belangstelling kennis genomen van een opstel
in de «Stemmen voor Waarheid en Vrede", een orthodox
tijdschrift alzoo, waarin de schrijver aantoont, dat, terwijl
ii,enigeen in onze dageu bij de letter der Statenver
taling zweert en schromen zou, iets daarvan af of daar
aan toe te doen de Statenvertalers daarover zelf heel
anders dachten zoodat zij bij het aanhalen van bijbel
plaatsen zich geen geringe vrijheden veroorloofden, 't
Ware te weuschen dat dit betoog met het in het oog
vallende opschrift: «De Statenvertalers geen letter
knechten'' sommige geestdrijvers van den tegeuwoordigen
tijd tot nadenken stemde.
veel overtuiging, als had hij het volle recht Tchékunow
te berispen.
Ik, een knecht
Ja, op en d'op een knecht Hoort toch, broeders,
hij gelooft het niet. De dwaas is er over verwonderd 1
Wat raakt je dat? Gij ziet wel, dat zij hun 1) han
den niet weten te gebruiken. Zij zijn niet gewoon zich
zelf te helpen. Waarom zou ik hem dan niet de behulp
zame hand bieden, ruige beer
Wie is een ruige beer
Gijl
Ben ik ruig
Ja, ruig en borstelig
Ge zijt wel vriendelijk!.... Nu, als ik dan borste
lig ben, gelijkt gij op een kraaienei
Ruige beer De goede God heeft je rekening al
gesloten, gij deedt beter met kalmpjes te sterven. Maar
neen, nu liegt hij nog En wat liegt hij al niet
WatNeon, ik groet liever een klomp dan een
sandaal. Mijn vader heeft haar niet gegroet en hij heeft
het mij evenmin bevolen. Ik.... ik....
Hij wilde voortgaan, doch een hoestbui, welke eenige
oogenblikken aanhield en hem bloed deed spuwen, ver
hinderde hem daarin. Een koud zweet, het gevolg van
zijn uitputting, parelde op zijn laag voorhoofd. Wanneer
zijn hoest hem niet het spreken belet had, zou hij nog
heviger zijn uitgevaren, want aan de uitdrukking van
zijn oogen was het zichtbaar hoe gaarne hij nog smade
lijk gescholden zou hebben, doch in zijn onmacht kon
hij slechts zijn handen afwerend uitstrekken.... zoodat
Tchékunow verder geen acht op hem sloeg.
Ik gevoelde, dat de gramschap van dien borstlijder eer
der tegen mij dan tegen Tchékunow gericht was. Niemand
zou er aan gedacht hebben dezen te minachten of het hem
euvel te duiden, dat hij mij kleine diensten bewees en
mij daarvoor enkele goudstukken trachtte te ontfutselen.
1) Het volk in Rusland bezigt vaak uit beleefdheid
den derden persoon meervoud, wanneer er slechts van
één persoon sprake is.