Koemarkt Alkmaar.
UIT SIBEE1E.
U 134*.
Drie en ïtfegentigste Jaargang.
1891.
ZONDAG
TWEEDE BLAD.
Officieel Gedeelte.
GROOTE PAARDENMARKT
te Alkmaar,
Onderwijzer.
Uit de landen van onrust.
FEUILLETON.
8 NOVEMBER.
(47)
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar/ 0,80; franco door bet
geheele rijk 1,
De 3 nummers 0,06.
Prijs der gewone Advertentiën:
Per regel O,IS. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
De Commissaris van Politie te ALKMAAR maakt
bekend dat alsnog door de rechthebbenden zijn terug
te bekomen
Een zwartbonte vaars en drie zwartbonte graskal
verenwelk vee op de 1.1. gehouden Koemarkt on
bekeerd is achtergebleven.
Alkmaar, De commissaris van politie voornoemd,
7 Nov. 1891. F. G. C. J. FUNDTER.
Zij die in aanmerking wenscken te komen voor
onderwijzer aan de openbare burgerschool te
Alkmaarop 600 jaarwedde worden nitgenoodigd
hunne stukken vrachtvrij in te zonden aan het Gemeente
bestuur vóór 17 November a.s.
Welk een opgewonden hartstochtelijk onnadenkend
volk zijn toch de Ieren Parnell is door den dood van
het staatstooneel opgeroepen maar zijn aanhang is daar
om niet verslagen of ontmoedigd. Men leze slechts, hoe
zij zich weren bij de verkiezing te Cork. Meer en meer
schijnt het de vraag te worden of de Iersche beweging
al of niet zal staan onder de leiding der geestelijkheid,
die zich in den laatsten tijd tegen Parnell had verklaard.
Optochten van Parnellisten en anti Parnellisten trekken
door de straten en waar zij elkander ontmoeten ont
staat een gevechtniet alleen met wooi'den maar ook
met vuisten stokken en waarmee men elkander verder
kan raken. Dat de geestelijkheid belang stelt in den
strijd blijkt reeds voldoende uit de omstandigheid dat
in de zaal, waar een der leiders van de anti-Parnellis-
ten, de heer Dillon zou spreken, en waar hij, na onder
weg drie geduchte aanvallen met zijn geestverwanten
zegevierend te hebben afgeslagen eindelijk aankwam
de tribune door tachtig priesters was bezet.
Nog eens herlezen wij en hoe kan het anders dan
in hoofdzaak met instemming, waar sinds jaar en dag
de feiten zoo duidelijk spreken wat de heer Ch.
Boissevain, vóór 23 jaren in zijn boekje «Ierland en de
oorzaken van het Fenianisme" schreef »De Ieren zijn
Telefoonnummer: 3
levendig vroolijk bijzonder geestig en gevaten hunne
groote prikkelbaarheid van gestel maakt hen spoedig
opgewonden of ter neder geslagen. Evenals de vrouwen,
laten zij zich meer door hun gevoel dan door hun koel
verstand geleiden en wat zij ondernemendoen zij
immer met geestdrift en hartstochtofschoon hunne
volharding wel iets te wenschen overlaat." «Hunne
levendige verbeelding doet hen schitteren door eene
welsprekendheid die meer medesleept dan over
tuigt." „Waar de Engelschen een idee volgen, volgen
de Ieren steeds een persoon (zelfs na zijn dood
zou men van de Parnellisten kunnen spreken), en deze
innige gehechtheid aan een hoofd, zoowel in clans als in
den engeren kring der familie, is een van hunne be
minnelijkste eigenschappen. Ofschoon op een eiland ge
boren en wonende, haat de Ier de zee en de scheepvaart,
en niet minder de eenzaamheid. Nooit zal men een Ier
of een Franschman aantreffen als een pionier der bescha
ving met de bijl in de hand in de wonden van het
verre westen, steunende op eigen kracht en vernuft, zich
zeiven genoeg en met een vast doel voor oogen. Land
bouw en oorlog heeft hij lief, pracht en militair vertoon
juicht hij toe, ijdel is hij eu hij lijdt liever honger en
gebrek, dan werk te verrichten waaraan hij niet gewoon
is en dat hij daarom vernederend acht; hij gebruikt op
geschroefde taal en snorkende woorden, en uit zijn woede
in wilde gebaren en woeste uitroepen. Hij is gehecht
aan eigen kring, bemint de gezelligheid, en heeft be
hoefte aan het voorbeeld en de leiding van anderen, des
noods aan hun bijzijn, dat hem opwekt en voor moede
loosheid en neerslachtigheid behoedt." «De grootste fout
die de Engelschman hem verwijt, is een aangeboren afkeer
van de waarheid en eene te groote vaardigheid in het
gebruik maken van logen en bedrog als geoorloofde wa
penen. In deze beschuldiging ligt ongelukkig te veel
waarheid. Bedrog en wraakzucht zijn zeker de slechtste
hoedanigheden van den Ier. Veel mag toegeschreven
worden aan de onderdrukkingwelke hij zoo lang te
verduren heeft gehad, doch het is ontegenzeggelijk dat
hij van nature geneigd is tot bedrog zijn toevlucht te
nomen Deze karaktertrek verklaart zijne ingenomenheid
met geheime genootschappen en samenzweringen. Zijn
vertrouwen in de kracht van vereenigingen is groot, en
het verleidelijke van geheimzinnig verraad blijkt meestal
onwederstaanbaar voor hem te zijn. Oude, erfelijke anti
pathieën, herinneringen aan vroeger geleden onrecht en
hevige begeerte tot wraak, door godsdienstige vijandigheid
aangewakkerd zijn de redeuen die een Ier tot opstand
drijven."
Een der merkwaardigste vergissingenwaartoe de
Ieren door hunne levendigheid en hun handelen
onder den indruk van het oogenblik gebracht worden
beging indertijd de bekende dokter O'Meara die
op St. Helena de vriendschap van Napoleon won. Die
wederzijdsche genegenheid scheen .den gouverneur van
het eiland sir Hudson Lowe te mishagen, en O'Meara
werd van zijn betrekking ten aanzien van den gewezen
Franschen Keizer ontheven. In Engeland teruggekeerd
om zich bij de regeering te beklagen, las hij in de Times
een artikelwaarin hij in het ongelijk werd gesteld.
DOOR
I. M. DOSTOJEWSKÏ.
De lente, het beeld der vrijheid, de vreugde der gp-
heele natnnr, uitten zich bij mij door dubbele droefheid
en zenuwachtige prikkelbaarheid. In de zesde week van
den grooten vastentijd moest ik mijn hoogtijd houden, want
de gevangenen werden door den onderofficier in zeven
afdeelingen gesplitst juist het aantal weken van den
vastentijd, die, elk op hun beurt, hun godsdienstige
verplichtingen moesten nakomen. Elke af'deeling bestond
nit ongeveer dertig man.
Die week was mij een verlichting, twee, driemaal daags
gingen wij naar eene kerk, welke niet ver van het gevan
genhuis verwijderd lag. Gedurende langen tijd was ik niet
in de kerk geweest, de dienst, welken ik van mijne jeugd
af zeer goed kende, omdat ik hem dikwerf in mijn ouders
hnis had bijgewoond, de plechtige gebeden, de diepe bui
gingen dat alles yvekte een zeer, zeer ver verwijderd
verleden met zijn oudste herinneringen in mij op. Ik
was daarom zeer gelukkig, wanneer wij ons des morgens
naar het Godshuis begaven, het pad volgende, dat ge
durende den nacht bevroren was, en begeleid door eenige
gewapende soldatendie voor de kerk rechtsomkeert
maakten. Wij, echter, stelden ons bij de deur op, zoodat
wij gewoonlijk slechts de diepe stem vau den diaken
hoorden van tijd tot tijd bespeurden wij ook een gedeelte
van een zwart misgewaad of de geschoren kruin van
den priester. Ik herinnerdo mij hoe ik, als kind, de min-
gegoeden gadesloegwelke zich in een dichte menigte
bij den ingang ophoopten en gedwee plaats maakten voor
een zwaarlijvig heei', met epauletten, en een rijk gekleede,
maar zeer godsdienstige dame, die haastig de eerste rij
wilde bereiken en een ander de eer, van een der eerste
Onmiddellijk ging hij naar een koffiehuis dat de hem onbe
kende uitgever van de Times de heer Walter, gewoon
was te bezoeken en verzocht hem te waarschuwen als
deze mocht binnenkomen. Toen dit eenige oogenblikken
later gebeurdetrad hij zonder verder naar iets te vragen
op hem toe en gaf hem met een rijzweep, die hij onder
zijn jas had medegenomeneen gevoelige kastijding die
hij later met een veroordeeling tot eene geldboete van
50 pond (f 600) moest betalen. Ongelukkig had hij
daarenboven niet den uitgever van de Times, maar zijn
broeder geslagen
Een tegenhanger van deze Iersche vlugheid in het
hanteeren van treffende bewijsmiddelen gaf onlangs de
openbare zitting van het gerechtshof te Dublin te aan
schouwen waar een neef van Parnell den anti-Parnel-
listischen afgevaardigde Healy met een karwats in het
gelaat sloeg en door de politie met geweld van zijn
slachtoffer moest worden weggevoerd. Die in Ierland
zich met de politiek wil bemoeien, moet niet te bang zijn
voor gescheurde kleeren en eenige builen en schrammen.
Healy althans zal, naar men meldt, het voorbeeld van den
bij vergissing mishandelden broeder van den uitgever van
de Times niet volgen en Parnell's neef niet gerechtelijk
vervolgen.-
Meermalen is opgemerktdat het Iersche volkska
rakter veel overeenkomst heeft met het Fransche. Wat
men tegenwoordig van de opgewondenheid in Frankrijk
met Rusland leest, kan die opmerking slechts bevestigen.
De uitgelatenheid van de bevolking van Brest bij het bezoek
der Russische oorlogschepen schijnt weer alle perken over
schreden te hebben. Wij zijn gereed, zeggen de Fran
schen, en de schooljeugd van deze Fransche havenstad biedt
den Bussischen commandant een beeldje aan van een Fransch
officier met vlag en degenmet het opschrift «Wan
neer gij maar wilt." Nu schijnt inderdaad het Fransche
leger tegenwoordig de volmaaktheid nabij; maar is Rusland
ook gereed Men zofi oppervlakkig meenen van niet.
Wel heeft het met Fransche hulp weer eenige millioenen
kunnen leenen, maar binnen zijn grenzen woedt de hon
gersnood, spookt bet nihilisme rond, tieren afpersing en
bedrog bij de ambtenaren, worden de Joden uitgedreven
en raast de Heilige Synode tegen methodisten, doopsge
zinden Lutheranen en al wie niet tot de rechtzinnige
Griek3che Kerk behooren. Al wat wij in den laatsten
tijd van Rusland vernemen, ook wat wij lezen over het
afzetten van den gebeelen spoorweg, waarlangs de Czaar
van zijn bezoek te Kopenhagen terugkeerdedoelt op
ellendige toestanden van verschillenden aard. De Regeering
van zulk een land heeft wel iets anders te doen dan
aan het beoorlogen van zijn buren te denken, zou men
meenen. Toch zou het er voor den vrede treurig uitzien,
zoo wij onze verwachtingen voor haar behoud op deze
overweging moesten gronden. Juist waar de binnen-
landsche toestanden zoo wanhopig zijn, heeft men meer
malen in bnitenlandsche oorlogen afleiding en uitkomst
gezocht. Maar waarborgt de binnenlandsche ellende ons
al geen vrede, zij voorspelt daarom ook nog geen oorlog.
Waarom heeft de Czaar bij zijn terugkomst van Ko
penhagen de gelegenheid niet waargenomen om den
Keizer van Duitschland te ontmoeten zooals algemeen
zitplaatsen in te nemen, scheen te willen betwisten. Daar
aan den ingang van de kerk werddacht mij toen
vurig en ootmoedig gebeden, terwijl men zich in het
volle bewustzijn van zijn onwaardigheid, tot de aarde
nederboog.
En thans stond i k op de plaats van die mingegoeden
neen, zelfs dat niet, want wij waren geketend en werden
geminachtieder schuwde en vreesde ons terwijl wij
van de publieke weldadigheid afhankelijk waren ik her
inner mij, dat ik hierin een zeker genoegen een ver
fijnde, aangename gewaarwording vond. «Laat het zoo
zijndacht ik.
De gevangenen waren gewoonlijk in een vurig gebed
verzonkenallen offerden hun laatsten kopek voor een
klein kaarsje of voor de collecte ten bate van de kerk
«Ook ik ben een menscb," zeiden zij misschien bij zich
zelf, terwijl zij hun geringe aalmoes gaven, «en voor God
zijn wij allen gelijk Wij gebruikten het heilig Avond
maal na de mis van zes uur. Toen de priester, met den
beker in de hand, de volgende woorden herhaalde Heb
erbarmen met mij, evenals met den boosdoener, dien gij ge
red hebtwierpen bijna alle gevangenen zich met hun
rinkelende ketens ter aarde en pasten zij, dacht mij, de
beteekenis van dat gezegde op zich zelf toe.
De lijdensweek was aangebroken. Van het bestuur
ontvingen wij één paasckei en een stuk fijn wittebrood
Van uit de stad werden wij met aalmoezen als over
laden. Evenals met Kerstmis, kregen wij bezoek van den
priester, alsmede van de verschillende chefs, wij werden
onthaald op vette koolsoep, velen gaven zich aan over
matig drinken over, en allen slenterden op en neder,
met dat onderscheid echter, dat wij thans in den hof
mochten wandelen en ons in de zon konden koesteren
Alles had een ruimer, helderder aanzieu dan des winters
maar ook tevens veel droeviger. De lange, eindelooze
zomerdag scheen ons op feestdagen bijna ondragelijk
waaxschijulijk door de vermoeienis leek een gewone werk
dag ons veel korter toe.
De werkzaamheden waren des zomers ontegenzeggelijk
veel zwaarder dan des winters voornameljjk gold het
dan de bouwplannen van de ingenieurs te verwezenlijken.
De gevangenen bouwden, spitten de aarde om, stapelden
de steenen op elkaar, of hielden zich onledig met het
horstellen van de staatsgebouwen in zooverre het maken
van sloten, van timmermans- of schilderswerk betrof.
Aaderen gingen in de steenbakkerij steenen bakken, het
geen wij als de onaangenaamste corvee beschouwden
deze bakkerij bevond zich ongeveer vier wersten van de
vesting verwijderd den geheelen zomer werd er eiken
morgen, ten zes ure, een troepje van omstreeks vijftig
dwangarbeiders heengezonden. Bij voorkeur werden die
werklieden gekozen, welke geen enkel ambacht verston
den en tot geen enkele werkplaats behoorden. Zij namen
hun brood voor dien dag met zich mededoor den
grooten afstand konden zij niet terngkeeren om gelijk
met do andere gevangenen hun middagmaal to gebrui
ken, noch acht wersten te vergeefs afleggen des avonds,
wanneer zij in de gevangenis terugkeerden, aten zij. Men
gaf hun voor den geheelen dag een taak op, doch deze
was zoo veel omvattend, dat één man die ternauwernood
kon volbrengen. Eerst moesten zij de klei spitten en naar
de bakkerij brengenhaar vervolgens bevochtigen en in
een kuil plat trappen om er ten slotte een aanzienlijke
hoeveelheid steenen, gewoonlijk twee a tweehonderd-en-
vijftig, van te maken. Ik zelf ben slechts tweemaal in
de steenbakkerij geweest. De dwangarbeiders, die naar
dit werk gezonden werden, kwamen des avonds dood
vermoeid tehuis en richtten herhaaldelijk hetzelfde ver
wijt tegen de anderen., die, volgens hun bewerende
zwaarste bezigheden aan hen overlieten. Ik geloof, dat
deze verwijten hun een verlichting, een troost waren.
Sommigen vonden dezen arbeid niet bijzonder onaange
naam, ten eersto omdat zij de stad konden verlaten en,
aan den oever van den Irtych, in een frisch, open oord
vertoeven, dat de oogen meer streelde dan de afschuwe
lijke staatsgebouwen voorts konden zij er rooken zoo
veel zij slechts wildon en nu en dan een half uur rost-
nemen.
Wat mij betrof, ik ging of naar de een of andere
werkplaats, naar een albastgroeve of ik werd als steen-