geven, en wel tegen eenen koopprijs van 4 per centiare
en verder onder dezelfde voorwaarden, als waarop het
bestaande terrein der fabriek is gekochtvergezeld
van een schrijven van burg. en weth., die het ver
zoek ondersteunen. Lokte in 1879 de vraagof het
wenschelijk was het deel van het plantsoen waar de
fabriek thans staataan den openbaren dienst te ont
trekken en voor die fabriek af te staan, eene langdurige
bespreking uitom teH slotte met groote meerderheid
door den raad bevestigend te worden beantwoord de
ondervinding heeft geleerddat die fabriek levensvat
baarheid bezit, een feit, dat verder bevestigd wordt dooi
de thans gebleken noodzakelijkheid om haar te vergrooten.
Bij burg. en weth. bestaat tegen het onttrekken van
den thans in eigendom aangevraagden groud aan den open
baren dienst geen enkel bezwaar, daar dit gedeelte wer
kelijk niet strekt tot verfraaiing van de gemeente en
nu de verzoeker zelf zich bereid verklaart, ook dezen
grond in eigendom aan te nemen onder de bij raadsbe
sluit van 26 Maart 1879 No. 27 gestelde voorwaarden
en tegen den daarbij bepaalden prijs, vinden zij voldoende
vrijheid den raad ter vaststelling aan te bieden
a. een ontwerp-besluitwaarbij de aangevraagde grond
verklaard wordt niet langer voor den openbaren dienst
bestemd te zijn;
b. een ontwerp-besluit tot afstand van dien grond. Zij
deelen nog mede dat door hen aan dit verzoek open
baarheid gegeven zal worden opdat alle belanghebben
den die bedenkingen hebben tegen liet onttrekken
van dezen grond aan den openbaren dienstzich bij
tijds tot den raad kunnen wenden.
De Voorzitter stelt voor deze stukken voor de
leden ter lezing te leggen.
De heer Kraakman stelt voor het gevoelen der
vaste commissie van financiën in te winnen en verzoekt
burg. en weth. op het terrein zelf den aangevraagden
grond uit te zetten en juist te laten opmetenopdat
bij inwilliging van het verzoek naar die maat de koop
prijs in een cijfer kan worden bepaald.
Gesteld in handen der vaste commissie van financiën:
de opmeting zal geschieden.
12. Deelt de Voorzitter namens burgemeester
en wethouders mede
a. dat, nu door het besluit om de Cadettenschool
te stichten op het stuk weiland aan de Harddraverslaan
bekend onder den naam van Middenhout, vervalt het
aan den raad gerichte verzoek van den heer W. F. Stoel,
industrieel alhier, om met hem eene ruiling aan te gaan,
in verband met zijn voornemen tot het bouwen van ren
tenierswoningen op dat terrein, waardoor tevens vervalt
het rapport, door eene speciale commissie omtrent dat
verzoek uitgebracht in de raadsvergadering van 10 Dec.
1890 (zie bladz. 298 der gedrukte raadsnotulen)
zij voorstellen, die speciale commissie te ontbinden, onder
dankbetuiging voor hetgeen door haar verricht is, en
beide stukken van vle agenda der te behandelen stukken
af te voeren.
Overeenkomstig dat voorstel wordt besloten.
b. dat burg. en weth. van oordeel zijn, na overweging
van de in de laatste raadsvergadering door den heer
J. de Lange gedane vraag dat de benoeming eener af
zonderlijke commissie van toezicht voor de alhier tot
stand gekomen inrichting voor hooger onderwijs onnoodig
is. Het geldt hier toch eene b ij zonde re inrichting
voor hooger onderwijswaaraan de gemeente jaarlijks
subsidie geeft en nu is het zeer zeker de taak der ge
meente, toezicht uit te oefenen, dat de leeraar, die deze
inrichting alhier gevestigd heeftnakomt de door den
gemeenteraad aan de subsidie verbonden voorwaarden,
niet om op het onderwijs zelf toezicht uit te oefenen.
Het belang van den leeraar brengt van zelf mede, dat
hij zorgtdat de leerlingen met goeden uitslag kunnen
afleggen het examen, waarvoor zij door hem opgeleid
worden. Het door de gemeente op de naleving dier
voorwaarden uit te oefenen toezicht kan uit den aard
der zaak het best geschieden door burg. en wetb.
Voor kennisgeving aangenomen.
Zijn in behandeling genomen de vol
gende voor de leden ter lezing
gelegen hebbende stukken.
der hunnen warenomdat zij elkander wederkeerig be
grepen; die gedwongen kameraadschap, dat onvermijdelijke
samenzijn boezemde hen evenveel afkeer in als mijen
ieder trachtte dan ook zooveel mogelijk op zich zelf te
leven. Dat gevoel van afgunst, dat zich in een oogenblik
van boosheid aan mij opdeedhad een zeer gegronde
oorzaak want zijdie beweren dat een edelman een
welopgevoed man, niet meer onder den dwangarbeid
lijdt dan een eenvoudige boerhebben groot ongelijk.
Toch heb ik die bewering vaak gehoord en gelezen. In
beginsel schijnt het denkbeeld juist en grootsch alle
dwangarbeiders zijn menschendoch het is te afgetrok
ken. Immers men moet niet uit het oog verliezendat
er oneindig veel practische omstandigheden kunnen voor
komen welke men niet begrijptwanneer men hen niet
in hot werkelijke leven leert kennendaarom zeg ik nog
nietdat de ontwikkelde beschaafde mensch fijner voelt
omdat hij een goede opvoeding heeft genoten. De ziel
en haar graad van ontwikkeling kan niet naar een
bepaalde maatstaf beoordeeld worden, zelfs de meer
dere of mindere mate van beschaving is in deze geen
maatstaf.
Ik ben onmiddelijk bereid te stavendat ik onder deze
martelaars, in den minst ontwikkelden kring, bewijzen
van zedelijke ontwikkeling gevondeu heb. Zoo waren er
in onze gevangenis mannendie ik jaren gekend had
die ik aan wilde dieren gelijk waande en hen dan ook
als zoodanig verachttedoch plotselingop het alleron
verwachtst ontvouwde hun gemoed zich met zulk een
schat van gevoel en van hartelijkheidlegden zij zulk
een levendig begrip van hun lijden en van dat der an
deren aan den dagdat de schellen mij van de oogen
vielen en ik aanvankelijk niet durfde gelooven wat ik ge
zien en gehoord had. Doch ook het tegenovergestelde
vond plaats de ontwikkelde mensch kenmerkte zich soms
door een wreedheid en een cynismewelke ons met af
schuw vervulde en waarvoor geen enkele verontschuldi
ging of rechtvaardiging te vinden was.
Ik zal niet spreken van de verandering in de gewoon
ten, in de levenswijze, het voedsel, enz., welke pijnlijker
Van Burg. en Weth.
13. Ontwerp-besluit, waarbij machtiging verleend wordt
om de som van 40000, tot het tijdelijk opnemen waarvan
op dienst 1891 bij raadsbesluit van 10 December 1890
machtiging verleend werd te verhoogen tot 50000 en
een ontwerp-besluitwaarbij machtiging verleend wordt
in 1892 op de gewone wijze tijdelijk geld op te nemen,
tot een bedrag van ten hoogste 120000. Bij de onze
kerheid wanneer de leening zal worden gesloten ter
voldoening van de uitgaven, voortvloeiende uit de Cadet
tenschool is laatstgenoemde som veel hooger dan ge
woonlijk gesteld. Beide besluiten vastgesteld.
De Voorzitter zegt den heer Kraakman toe,
dat burg. en weth. na de goedkeuring dezer besluiten
suppletoirs begrootingen ter vaststelling zullen aanbieden.
14. Rapport op het verzoek van bewoners van de buurt
Scharloobetrekkelijk de aldaar staande boomen.
Burg. en weth. deelen mede dat zij met den opzichter
over den hout en de plantsoenen van oordeel zijn dat
die boomen geen onmiddellijk gevaar opleveren en dat
er geene overwegende redenen bestaan waarom zij thans
onmiddellijk weggenomen zouden worden nu die straat
aldaar pas geheel vernieuwd is. Hadden zij die boomen
gevaarlijk geachtdan zouden zij zeer zeker voorgesteld
hebben ze vóór de vernieuwing der straat weg te nemen
en hadden de bewoners zulke ernstige grieven tegen
deze boomen, als zij thans aanvoeren, dan hadden zij beter
gedaan die grieven ten vorigen jare kenbaar te maken.
Dat enkele takken te veel over hunne woningen han
gen en daardoor last veroorzaken, willen zij gaarne toe
stemmen doch deze last kan grootendeels weggenomen
worden, door de boomen in de volgende maand wat op
te snoeienzooals alle jaren op verscheidene plaatsen
geschiodt. Zij stellen daarom vooraan de verzoekers
als beschikking op hun verzoekmede te deelen dat er
voor het oogenblik geene termen bestaanom deze
boomen geheel weg te nemen doch dat het voornemen
bestaatze in den aanstaanden winter op te snoeien ter
tegemoetkoming aan de klachten door hen ingebracht.
De heer Boelmans ter Spill wil guustig op
dit verzoek beschikken. Tegen deze boomen bestaat een
bezwaar, dat door de verzoekers niet aangevoerd is en
waarom hij ze wil verwijderen. Ze zijn een hinderpaal
voor het verkeer langs dien drukken weg, dat een ieder
ondervindt. De toestand aldaar zal aanmerkelijk ver
beteren na hunne wegneming, waardoor gelegenheid ont
staat een trottoir te maken.
De heer Stoel is van hetzelfde gevoelen. Die boomen
zijn voor het drukke verkeer hinderlijk, terwijl zij oor
zaak zijn, dat de straat steeds nat en vochtig is.
De heer Kraakman is het met de beide vorige
sprekers eens. Daarlatende, of trottoirs daar noodig zijn,
zijn die boomen oorzaak dat het op den weg des
avonds zeer donker is. En om die boomen te laten
staan totdat de weg weder geheel vernieuwd wordt
daarvoor ziet hij geen reden.
De heer H. J. Bruinvis verbaast er zich over, dat
de heer Stoel, die als lid der vaste commissie van bijstand
ten vorigen jare dezen weg mede opgenomen en de ver
nieuwing daarvan ondersteund heeft, toen niet voorge
steld heeft die boomen weg te nemen. Hij kan er zich
niet mede vereenigen, om dezen weg, nu hij pas hersteld
was, weer op te breken. Over een paar jaren zal deze
weg wel weer hersteld moeten worden en dan kan aan
dit verzoek gevolg worden gegeven.
De heer C o n ij n vraagt, of het de bedoeling van de
verzoekers isgeene boomen langs dien weg meer te
hebben Hij vreest, dat zij zeer veel last van de zon
zullen hebben, wanneer daar geene boomen staan.
De Voorzitter antwoordt, dat de verzoekers vol
gens hun adres de boomen weg willen hebben. Hij wil
alleen opmerken, dat hij die boomen voor de veiligheid
van den weg uitstekend acht. De voetgangers zijn daar
door beschermd tegen de rijtuigen. Hij vreestdat de
voetgangers van die rijtuigen wol binder zullen onder
vinden, wanneer de boomen weggenomen worden.
De heer Kraakman merkt nog op, dat er thans
reeds een verhoogd trottoir is, waardoor daarvoor geen
vrees behoeft te staan.
In hoofdelijke stemming gebracht, verklaren zich
stemmen vóór en 8 stemmen, van de heeren Canters
is voor iemand uit den aanzienlijken stand dan voor een
boer, die in zijn vrijheid vaak honger geleden heeft en
in het tuchthuis steeds voldoende gevoed wordt. Daar
over zal ik echter niet sprekenaannemende dat dit
voor iemand die eenige wilskracht bezitvan geen be-
teekenis is in vergelijking met andere ontberingen -
hoewel het veranderen van zijn stoffelijke levenswijze
noch gemakkelijknoch van weinig belang is. Maar de
toestand van een tot dwangarbeid veroordeelde brengt
afgrijselijkheden mede, waarbij alles in het niet valt,
zelfs de onzindelijkheid, welke u van alle zijden omringt,
zelfs het onreine en weinig versterkende voedsel, de be
nauwde atmosfeer, welke u bijna doet stikken. Neen,
van meer gewicht dan dat alles is, dat, na verloop van
twee uren elke nieuw aangekomene in de gevangenis met
al de anderen gelijk staat; hij is thuis, hij geniet even
veel rechten in den omgang met de dwangarbeiders als
al de andere kameradenhij wordt begrepen en hij be
grijpt hen en allen beschouwen hem als een van cle hun
nen wat nooit met een edelman het geval is. Hoe recht
vaardig hoe goed hoe ontwikkeld deze laatste ook zijn
moge allen zullen hem jarenlang haten en minachten
hem niet begrijpen en vooral niet vertrouwen. Hij
zal noch hun vriend noch hun kameraad zijn en wan
neer hij het eindelijk zoover gebracht heeftdat men hem
niet meer beleedigt, blijft hij niettemin een vreemdeling
en zal hij bij voortduring ziju afzondering gevoelen. Die
leegte rondom hem is niet altijd het gevolg van het boos op
zet der gevangenen, maar ontstaat van hunne zijde vaak
geheel onbewust. Hij behoort niet tot hun kring, dat is alles.
En er bestaat juist niets vreeselijkers dan niet in hun kring
te leven. De boer, dio van Taganrog naar Peter-Pauls-
haven verbannen wordt zal ook daarginds Russische
boerenevenals hij, vinden met wie hij veel punten
van overeenkomst heeft na verloop van eenige uren
zullen zij elkander uitstekend verstaan en vreedzaam in
dezelfde isba of barak leven. Doch met de adellijken is
dat niet het gevaleen diepe klove houdt hen van de
mindere klasse gescheiden en dit valt eerst in het oog
wanneer een adellijke zijn oorspronkelijke rechten verliest
Conijn, de Wit, Boelmans ter Spill, Kraakman, Janssen,
Stoel en J. de Lange, tegen het voorstel van burg. en
weth. De stemmen alzoo stakende, wordt het nemen
eener beslissing tot eene volgende vergadering voorgesteld.
15. Ontwerp-besluit, waarbij volgens art. 178 der
gemeentewet verklaard wordt welke verordeningen, tegen
welker overtreding straf is bedreigdalsnog geldende
zullen worden aangemerkt, zijnde de verordening op het
gebruik van een deel van het boord van het Noordhol-
landsch Kanaal en de algemeene politie-verordening.
Vastgesteld met 15 stemmen tegen 1 stem van den
heer Stoel, die niet tot de vaststelling van dit besluit
kon medewerkenomdat hij artikel 229 der algemeene
politie-verordening gewijzigd wilde hebben. Dit bezwaar
gaf aanleiding tot eene beraadslaging tusschen de heeren
Kraakman, Boelmans ter Spill, A. P. de Lange en den
Voorzitter over de bedoeling van art. 178 der gemeen
tewet terwijl den heer Stoel in overweging gegeven
werd een voorstel tot wijziging van dat artikel in te
dienendat dan op de gewone wijze behandeid kon
worden.
Aanleg van MElddenhout.
16. Rapport der vaste commissie van bijstand voor
den hout en de plantsoenen omtrent het door burg. en
weth. aangeboden plan van aanleg voor het onlangs aan
gekochte terrein Middenhoutwaarvan de kosten door
den architect en den opzichter over den hout en de
plantsoenen begroot zijn op 1923.50. Verscheidene op
merkingen der commissie, die zich met het ontwerp wel
kon vereenigen, zijn niet na te gaan, wanneer men de
teekening niet voor zich heeft. Deze opmerkingen kunnen
dus niet weergegeven worden. Daarom worden aan het
rapport alleen de volgende punten ontleend.
Het hakhout is overal 5 ellen verwijderd van de op
gaande boomrijen, waaronder het toch doorgaans kwijnt.
De toegangslanen tot het nieuwe terrein worden, evenals
elders in den houtaan weerszijden maar de overige
slechts aan ééne zijde met opgaande boomenaan de
andere zijde met hakhout beplantdat aan de ontwik
keling van het gewas ten goede zal komen. De commissie
is tegen het denkbeeld van den architect en den opzichter
over den houtom een der heesterperken door een
bloemperk te vervangen en de benoodigde opgaande
boomen buiten aanbesteding te houden. Zij meent zich
voor bloemenversiering tot de bolwerken te moeten be
perken en die niet uit te strekken tot een zoo verwijderd
en onbewaakt punt als het hier geldt. En wat den aankoop
der boomen betreft, gelooft zij, dat door het stellen van
goede bepalingen en het uitoefenen van scherp toezicht
op de levering bij aanbesteding zeer voldoende exem
plaren verkregen kunnen worden. Ook acht zij het
doen verrichten van al het daarvoor vatbare grondwerk,
zooals het dempen der sloothet effenen of glooien en
het waar noodig omspitten van het terrein voor aanbe
steding verkieslijk. Welken invloed dit zal hebben op
de raming van 1923.50, kan de commissie onmogelijk
aangeven; zij vertrouwt in elk geval een gunstigen. Zij
stelt ten slotte voor, tot den aanleg te besluiten volgens
het ontworpen plan en de door haar aangegeven wijzi
gingen, de uitvoering daarvan aan burg. en weth. op te
dragen en hun daartoe een crediet te verleenen van 1900.
Dit voorstel wordt na eenige besprekingen, welke zonder
de teekening niet weergegeven kunnen worden, aange
nomen met 15 stemmen tegen 1 stem van den heer Vonk,
die het maken van een plan aan een deskundige had
willen opdragen, al zou de uitgaaf daardoor ook hooger
zijn gewordenwaarop de heer C. W. Bruinvis
antwoordde zulks onnoodig te achtendaar het hier
alleen gold het in verband brengen van het aangekochte
terrein met de bestaande omgeving. Op vragen van den
heer Kraakman antwoordde de heer C. W. Bruin
vis, o.a. dat op drie rustbanken gerekend was en dat
in de eommissie het denkbeeld van een fontein wel over
wogen was maar dat zij daarvan afgezien heeft om de
hooge kosten, welke dit na zich zou slepen.
17. Rapport der vaste commissie van bijstand voor
de gemeente-werken betrekkelijk hot vernieuwen der
stootpaal aan de noordoostzijde van de Rootorensbrug in
het Kanaal. De commissie ziet de noodzakelijkheid niet
in, om deze paal door een due d'alve te vervangen. Nu
een tijdelijke maatregel tot voorziening is genomen, kan
en zelf geheel aan een man uit de lagere volksklasse gelijk
wordt. En zelfs, wanneer ge uw geheele leven dagelijks met
een boer in aanraking kwaamt, zelfs wanneer ge veertig
jaren lang eiken dag met hen te doen had, in uw betrek
king of door uw dienstpersoneel bijvoorbeeld, en ge voor
dat volk een vader en een weldoener waart, zoudt ge het
nooit leeren kennen. Alles, wat ge meendet, te weten,
zou slechts gezichtsbedrog en niets meer blijken te zijn. Zij,
die dit lezen, zullen zeker beweren, dat ik overdrijf, doch
ik ben overtuigd dat deze opmerking waarheid bevat
en niet alleen uit een theoretisch oogpunt ben ik daar
van overtuigd, maar omdat het werkelijke leven mij zoo
veel tijd gegeven heeftom mijn overtuiging op dat ge
bied te vestigen en te beproeven. Misschien zal de wereld
eenmaal vernemen in hoeverre mijn bewering juist is.
Van de eerste dagen af bevestigden de gebeurtenissen
mijn opmerkingen en oefenden zij een ziekelijken in
vloed op mijn gestel uit. Gedurende den eersten zomer
dwaalde ik alleen door de gevangenis; mijn zedelijke
toestand veroorloofde mij niet de dwangarbeiders te
beoordeelen noch hen te onderscheiden, die in vervolg
van tijd genegenheid voor mij zouden kunnen koesteren,
zonder ooit op een voet van gelijkheid met mij te komen.
Ik had kameraden, adellijken, wier gezelschap mij echter
niet vleide. Ik zou niemand hebben willen zien doch
waar moest ik mij terugtrekken Een voorvaldat mij
al dadelijk mijn afzondering en het vreemde van mijn
toestand in de gevangenis deed begrijpen was het vol
gende.
Op zekeren dag het was in Augustus en zeer warm,
tegen één uur in den namiddag het oogenblik, dat ieder
gewoonlijk eenige rust nam alvorens den arbeid te her
vatten stonden al de dwangarbeiders als één man op
en begaven zich naar den hof van de gevangenis. Ik
wist nog van niets ik was zoozeer van mijn eigen ge
dachten vervuld dat ik bijna niets van hetgeen er om
mij voorviel bespeurde. Toch had ik opgemerktdat
de gevangenen sinds drie dagen een zekere stille ont
stemdheid aan den dag legden misschien had die onte
vreden geest reeds langer geheerscht, zooals ik later ver-