Binnenland. Prov. Staten y. Noordholland. (Slot volg t.). krachtiger was. Het verlies der infanterie was zeer groot. Er werd geen genade geschonken en alle gewonden wer den afgemaakt. Het aantal christelijke inboorlingen, die gedood zijn, bedraagt 500. Militie en Schutterijen. Het afdeelingsverslag der Tweede Kamer over de wets ontwerpen tot tijdelijke versterking van de nationale mi litie en tot wijziging van de schntterijwet. Volgens dat verslag gaven verscheidene leden hunne teleurstelling te kennen over het uitblijven eener definitieve regeling der levende strijdkrachten. Vele leden achtten in ieder geval van de regeering nadere verklaring noodig omtrent de strekking der regeling, die zij beoogt en omtrent het tijdstip der indiening daarvan. De g r o o t e meerderheid was van oordeel, dat de nu voorgestelde maatregelen niet beantwoordden aan het karakter van noodwetten dat zij geenszins gevorderd worden door den nood van het oogenblik en in de bestaande regeling der strijd krachten vrij diep ingrepen. Daarom gaf men der re geering in overweging op de voorstellen terug te komen en zich te bepalen tot het voordragen eener verlengings- wet in ge wijzigden vorm en daaraan alleen te verbinden wijziging van art. 6 der militiewet. Voor vele leden was ook een bezwaar, dat deze voorstellen niet strekten tot invoering van den persoonlijken dienstplichteen groot aantal zou dan ook slechts onder voorwaarde, dat de afschaffing der plaatsvervanging in het militie-ontwerp alsnog opgenomen werd, zich daarmede vereenigen. De commissie van rapporteurs (bestaande uit de heeren Rutgers van Rozenburg Land Schim melpenninck van der Oije, Van der Peltz en Guyot) vat de beschouwingen welke uit de afdeelingen zijn gerapporteerd, ten slotte hierin samen, dat het wetsontwerp tot tijdelijke versterking van de militie op den bijval van de meerderheid der Kamer kwalijk rekenen kan tenzij het of tot eene zuivere noodwet omge werkt, of met de vereischte bepalingen tot invoering van den persoonlijken dienstplicht aangevuld wordt. Nog werd gevraagd, of de regeering het schutterij- ontwerp zou handhaven, als het militie-onderwerp mocht verworpen worden. Bij het verslag zijn gevoegd lü. eene nota van den heer Schimmelpenninck van der Oije, houdende beschou wingen en becijferingen over de sterkte van de legermacht, die de regeering beoogt, waaromtrent bij den steller verschil lende twijfelingen zijn gerezen 2°. eene nota van den heer Schaepman in hoofdzaak strekkende om het z i. buitengewone karakter dezer niet uit buitengewone om standigheden geboren «noodwet" aan te geven.Bij hem is de vraag gerezen of niet feitelijk de regeering langs dezen omweg tot den persoonlijken dienstplicht komt, ook en vooral wegens den zwaarderen druk die nu zou ontstaan voor hendie nog minder dan te voren bij machte zouden zijn plaatsvervangers te stellen. Daar door zou aan landbouw en nijverheid onmiskenbaar schade worden berokkenden zoo zou de toenemende beweging naar den persoonlijken dienstplicht haar oor sprong hebben in den wrevel en den nijd der benadeelden. Duinbeplanting in IVoordholland. Ged. Staten dienden in de zomervergadering van 1891 een voorstel in tot bescherming van de duinen en duin- gronden in die provincie. Volgens dat voorstel kwam vooral in aanmerking bedekking of beplanting en wel in de eerste plaats bedekking met helm. Bij de aange boden verordening werden zij, die als onderhoudsplich tigen beschouwd werdentot die beplanting verplicht. In sommige gevallen zou de provincie onder bepaalde voorwaarden die onderhoudsplichtigen steunen die voor waarden hadden ten doel bescherming der eenmaal be staande beplanting tegen haren vijandhet konijn en tegen de menschen, die haar vernielen. Reeds spoedig nadat dit ontwerp bekend was geworden, dienden eigenaren van duinen adressen in waarin zij de noodzakelijkheid, sommigen zelfs het recht der provincie op het maken van zulk eene verordening betwistten. Die adressen waren van de heeren J. van Reenen Boreel van HogelandenP. Th. van Doorn, wed. van der Hucht, Prévinaire, J. C. Gülcher, J. M. Gülcher, W. J. v. Reenen geb. Rendorp, J. W. R. Arnold, de gemach tigde van de Prinses Von Wied, M. v. Limburg Stirum A. J. Bik qq., J. Gevers van EndegeestG. Boreel R.' Scheurleer en J. H. v. Boelens v. d. Haer. Deze bezwaarschriften werden met het voorstel en de memorie van toelichting gesteld in handen van eene com missie uit de Staten, die na zes zittingen, waaraan ook de Commissaris der Koningin deel nam een uitvoe- rig rapport uitbracht, waaraan het volgende ontleend wordt. Die commissie gaat over het algemeen en in de hoofd zaken met het voorstel mede. Slechts omtrent één punt der verordening bestaat tusschen Gedep. Staten en haar een belangrijk en tot zekere hoogte principieel verschil. Gedep. Staten stellen voor eene tegemoetkoming uit de prov. fondsen te geven aan die onderhoudsplichtigen, die meenen, dat het tot standkomen der beveiliging bin nen den bij de verordening bepaalden tijd hun te groote kosten zal veroorzaken. De vraag, of die hulp zal worden gegeven en hoe hoog het bedrag daarvan zal zijnwordt overgelaten aan de beslissing van Gedep. Statendie daar omtrent zullen beslissen »met het oog op de omstandig heden" en naar «billijkheid". Onder dezelfde omstandigheden en volgens denzelfden maatstaf zou ook hulp kunnen worden verleend, wanneer- na eerste beplanting door hevige stormen groote zandvlakten zijn ontstaan, die beveiligd moeten worden, en wier ontblooting niet is te wijten aan onvoldoend onderhoud. Dit nu kan de commissie niet toegeven. Zij geeft toe, dat, waar hut geven van hulp afhankelijk wordt gesteld van «de omstandigheden' en waar de hoegroot heid der hulp wordt bepaald naar «billijkheid het wei nig talrijk college van Ged. Staten welks leden geacht kunnen worden elk voor zich eene persoonlijke opvatting te hebben en eene persoonlijke overtniging omtrent het te behandelen geval te kunnen krijgen, beter tot beslis sen bevoegd is dan de Prov. Staten zeiven, maar toch heeft zij zeer groote bezwarenom meer dan ééne reden. Al dadelijk acht zij het weinig gewenscht dat hij die hulp verlangtzich zelf een bewijs van onvermogen moet I uitreiken. Maar afgescheiden daarvan kan zij niet medegaan met een voorsteldat het weigeren of toestaan der hulp niet afhankelijk maakt van het al of niet bestaan van vooraf duidelijk'omschreven omstandigheden, maar van de «om standigheden" in het algemeen, zonder nadere aanduiding; en evenmin kan zij adviseeren tot goedkeuring eener ver ordening waarbij de hoegrootheid der hulp wordt af hankelijk gesteld' van eene opvatting omtrent de «bil lijkheid". Zij daarentegen wenscht de hulp te verleenen aan elk: die het verlangtzonder te letten op de motieven voor dien wensch. Zij wil dus geen kans laten om een ge daan verzoek te weigeren of toe te staan, maar het recht op hulp toekenen aan ieder onderhoudsplichtige, mits hij zich onderwerpe aan de ook voor elk geval vooraf vastgestelde vaste regelen. Zij is van oordeel, dat die hulp niet moet zijn gedeeltelijk maar dat alle kosten moeten worden vergoeddaar het in het belang der provincie zal wezen als vele of alle onderhoudsplich tigen, de hulp der provincie aannemende, zich tevens onderwerpen aan do door Ged. Staten voorgestelde en I volgens het oordeel der commissie nog te verscherpen voorwaarden en ziet er ook daarom geen bezwaar in die hulp te verleenen aan allen die haar verlangen on uit te breiden tot algeheele vergoeding der kosten. Hoe hoog die kosten zullen stijgen, kan zij niet beoor- deelen. Zij is van meeniug eensdeels dat de lasten op enkele onderhoudsplichtigen te leggen, niet te zwaar zullen zijn voor de provincieen anderdeels dat Ged. Staten juist oordeelden toen zij te kennen gavendat het groote nut, uit het vastleggen der stuifduinen voort vloeiende, ruimschoots tegen de min of meer aanzienlijke offers zal opwegen. Waar de provincie de kosten van onderhoud geheel draagtkomt het der commissie voor, dat den onder houdsplichtige de verplichting tot medewerking moet worden opgelegd. Ged. Staten stellen daarvoor dan ook eenige bepalingen voor maar zij is van oordeeldat wanneer de hulp gemakkelijker te verkrijgen zal worden gesteld en grooter dan werd voorgesteldook de op offering, van den onderhoudsplichtige gevorderd, grooter mag zijn. Zij wenscht daarom dat hij die de kosten door de provincie wenscht te doen dragen ook der provincie het recht zal toekennen om konijnen te dooden niet^ alleen «in zijne te beplanten en daarbij gelegen duinen" maar «in al zijne in de provincie gelegen duinen." Acht een onderhoudsplichtige die opoffering reeds dade lijk te zwaarhij zal de hulp niet aanvragenkomt hij eerst later tot die overtuiging, de verordening stelt hem in staat weer terug te keeren in den vorigen toestand en de konijnen die aartsvijanden van duinbeplanting naar hartelust te laten vermenigvuldigen, mits hij eerst aan de provincie terugbetale al wat deze voor hem aan de duinen heeft ten koste gelegd. Wat de adressen der duineigenaren betreft, hieromtrent zegt zij niet in te stemmen met de grondslagen der daarin voorkomende redeneeringen. Zij acht het wel degelijk noodzakelijkdat de provincie maatregelen neemt om de duinbepanting te bevorderen en te be schermen en acht de Prov. Staten wèl bevoegd om daartoe aan de rechthebbenden op duinen onderhouds plicht op te leggenzij beschouwt de duinen in hun geheel als zeewering en wenscht daarom den onder houdsplicht over het geheele duingebied op te leggen, behoudens de gemaakte uitzonderingen. Dat rechtheb benden op de duinen zich met, recht zouden beklagen over een toezicht door daartoe aangewezen ambtenaren, betwist zij ten stelligste; dat er een bezwaar gelegen is in de omstandigheid, dat het Rijk slechts de zeereep onderhoudt, betwist zij niet, maar zij ontkent dat het bezwaar zóó overwegend is, dat daarom de geheele ver ordening moet achterwege blijven, en aan de geldelijke bezwaren meent zijvoor zoover doenlijk tegemoet te komen door aan elk de gelegenheid to geven om de kosten van het in goeden staat brengen der duinen en die van buitengewoon onderhoud geheel ten laste van de provincie te brengen. Ten slotte zegt zij dat het niet de vraag mag zijn of er al dan niet aan deze verordening in hare toe passing eenige bezwaren zullen verbonden wezen maar dat de Staten zich de vraag moeten stellen, of die be zwaren zoo overwegend zijn dat daarvoor de wensche- lijke regeling achterwege moet blijven. Den 4 is te Franeker de stoomgrutterij van den heer Eelkema afgebrand: eene aanzienlijke hoeveelheid boekweit ging verloren. Sequah heeft den 5 te Haarlem eene uitdeelmg ln dezelfde mate als men Kulikow en A—f aanvan kelijk verheerlijkt had, werden zij nu door het slijk ge haald en men deed dat zelfs met een zeker genoegen alsof zij, door zich te laten vatten, hun kameraden be- leedigd hadden. Minachtend beweerden zij, dat. zij waar schijnlijk veel honger hadden gehad en, die smart niet langer kunnende lijden, aan de boeren in een gehucht brood hadden gevraagd, wat voor een laudlooper een diepe vernedering is. Deze verhalen waren echter van alle waarheid ontbloot. Men had het spoor der vluchtelingen gevonden en ge volgd en, toen zij zich in een bosch verscholen hadden, dit omsingeld. Toen zij nu alle hoop op ontvluchting verloren hadden, gaven zij zich over. Zij hadden geen keuze. Des avonds werden zij, aan handen en voeten gebon den begeleid door de gendarmen teruggebracht al de dwangarbeiders snelden naar het hek om te zien hoe zij met hen zouden handelen, doch zij bespeurden niets dan de rijtuigen van den majoor en van den comman dant, welke bij de wacht stonden. De vluchtelingen wer den in een afzonderlijke cel gebracht, in de boeien ge slagen en eerst den volgenden morgen verhoord. Toen de dwangarbeiders nadere bijzonderheden vernamen, ma tigden zij hun minachting tegenover hun kameraden zij hadden zich immers moeten overgeven. Zij zullen minstens een duizendtal krijgen." O, o, zij zullen hen dood slaan. Af zal er mis schien slechts duizend krijgen, maar den ander zal men zeker doodslaan, want, weet ge, hij behoort tot de bij zondere af deeling." Doch zij vergisten zich. Af werd veroordeeld tot vijf honderd stokslagen zijn vorig goed gedrag werd als ver zachtende omstandigheid aangemerkt en bovendien was het zijn eerste misdrijf. Kulikow werden, naar ik meen, vijftienhonderd stokslagen toegediend. De straf was dus tamelijk zacht. Als verstandige menschen hadden zij I niemand die in de zaak betrokken had kannen zijn verraden zij verklaarden eenvoudig, dat zij de vesting ontvlucht waren zonder bij iemand een schuilplaats te hebben gezocht. Kohier beklaagde ik diephij verloor alles kreeg meer dan tweeduizend stokslagen en werd later naar een andere gevangenis gezonden. A—f on derging zijn straf, dank zij den geneesheeren, slechts ge deeltelijk doch eenmaal in het hospitaal vertoevende, pochte hij meer dan ooit en verklaarde ronduit, dat hij thans voor niets terug zou deinzen en nog over zich zou laten spreken. Kulikow bleef dezelfde bezadigde, fatsoen lijke man toen hijna zijn straf ondergaan te hebben, in de gevangenis teruggekeerd waskon men niet de minste verandering in hem bespeuren. Doch de dwang- 1 arbeiders beschouwden hem toen van een geheel andere zijde hoewel hij niet veranderd was, droegen zij hem niet meer dezelfde hoogachting toe en behandelden hem thans als hun gelijke. Sinds deze mislukte poging om te ontvluchten ver bleekte Kulikows ster merkbaar. Het al of niet wel slagen onzer pogingen is in de wereld van de grootste beteekenis gehouden aan behoeftige weduwen die zich met oen briefje van een geestelijke bij hem aanmelddenaan 320 vrouwen werd ieder 1,50 uitgereikt. Aan de weeshui zen der verschillende gezindten werd van zijnentwege een kist met koek ten geschenke ontvangen. Den 5 is te Kuilenburg de 15 jarige neef van schipper Meijer te Groningen die de onvoorzichtigheid had te dicht' bij de fok te gaan staan plotseling door de fok in de Lek geworpen en verdronken. Den 5 is te s'-Gravenhage voor wiskunde (lager onderwijs) geslaagd 0. J. de Heer te Beverwijk. Bij kon. besluit van den 5 is benoemd tot notaris binnen het arrondissement Alkmaarstandplaats de gemeente Rijp de heer A. Nieuwlandcandidaat-nota- ris aldaar. Den 5 is de vrouw van den molenaar van den windmolen aan den Toldijk te Vorden, die haren man koffie op den molen wilde brengen, te dicht bij de wieken gekomen en door een der wieken gegrepen. Zij was onmiddellijk dood. Vóór veertien dagen waren zij gehuwd. Bij beschikking van den minister van binnenl. za ken van den 7 is voor het jaar 1892 tot secretaris bij den geneeskundigen raad voor Noordholland benoemd de heer dr. A. H. L. Otto te Amsterdam. I Den 7 is te 's-Gravenhage aanbesteed de metalen bovenbouw voor 97 spoorwegbruggen op Java, in drie perceolen. Laagste inschrijver voor de perceelen samen was de Pletterij te 's-Gravenhage voor 165840. De minister van oorlog heeft den 7 de nieuwe infanterie-kazerne te Amersfoort opgenomen. Te Holliorn is mede de influenza weder heer- schende. Ook is er een geval van typhus. Dij het haringvisschen aan de Texelsche hors is een te Helder thuis behoorende visscher Morriën ge naamd verdronken. Aan het station te Venloo is een remmer uit Maas tricht die in een pakwagen zijn boterham zat te eten door het opstooten der wagens uit den wagenwaarin hij zat, geslingerd, waardoor hij zoo ernstig verwond werd, dat hij twee uren later aan de gevolgen overleed. Op de 31/., pet. geldleening der provincie Noord - brabant, groot f" 100,000, was voor 334,500 ingeschre ven. Twee honderd aandeelen ad. 500 zijn gegund tegen den koers van 987a/,00 tot 100 pet. De zangvereeeniging «Amicitia te Holliorn is, na een ongeveer tienjarig bestaan ontbonden. Te Holliorn werd een huis en erf, ingericht om door twee gezinnen te worden bewoond, en dat thans ledig staatin de kom van het dorpbij openbare vei ling verkocht voor de som van70. Uit het verslag van den staat der Ned. Zeevisschenj over 1890 blijkt, dat de opbrengst der ansjovisvisscherij bedragen heeft 190.000 ankers, d.i., het anker berekend op ongeveer 3200 stuks, ruim 600 miljoen vis&hjes, een cijfer, dat in ieder geval sedert 1840 niet bereikt is. Die visseherij was in de laatste 13 jaren, uitgezonderd 1884 en 1885, slecht geweestin laatstgenoemd jaar was de opbrengst 85000 ankers geweest. Te Callantsoog is op het strand een maanvisck gevonden. Het beestdat ruim een el lang was, werd voor 15 gekocht door de firma wed. S. J. Groen te Aieuwediep. Te Stirhuisterveensterheide heeft zich een 20 jarig meisje bij ongeluk met een revolver doodgeschoten. Bij den uitgever J. M. Roldanus Czn. te Kdam is een nieuw weekblad verschenen, getiteld: «De Neder- landsche visschcrij". Het wil een orgaan zijn voor de zee- en visscherij in haren geheeleu omgang. De burgemeester van Edam heeft eenige jonge lieden uitgenoodigd eene commissie te vormen, om het onaangename wenschen op den aanstaanden Nieuwjaars dag tegen te gaan. Benoemd tot onderwijzer te Boskoop de heer J. Kroon te Monnikendam. Den 28 is de inschrijving geopend op eene 31/2 pet. geldleening, groot f 110,000, dei provincie Gelderland. Den 6 gaf "het tooneelgezelschap, onder directie van de heeren Kreukniet en Biaaser, van Amsterdam, zijne eerste uitvoering van dezen winter in het lokaal van den heer C. Kos, Pz. te Sctaagen Opgevoerd werd Bertha Halm", De aanwezigen ongeveer een zestig tal hadden een genotvollen avond, zoodat mag ver wacht worden, dat de tweede uitvoering van dit gezel schap, die met Kerstmis plaats heeft, door velen zal wor den bezocht. De den 7 gehouden verhuring der gemeentelande rijen te Oudorp heeft f 1003 opgebracht, zijude j 120 minder dan vóór 3 jaren. In dezen open winter zijn er te Spanbroek en omstreken veel meer ziektegevallen dan het vorige jaar met de str#nge koude. Behalve de influenza, die zich evenals vóór twee jaar daar veelvuldig vertoont, komen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 2