UIT SIBERIË.
No. 148.
Drie en Wegentigste Jaargang,
1891.
y ft IJ DAG
11 DECEMBER.
Officieel Gedeelte.
PARIJSCHE BRIEVEN.
FEUILLETON.
Duitsche onderdanen in Nederland.
Al.kllAARSCHE
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
B maanden voor Alkmaar f 0,80j franco door het
gebeele rijk 1,
De 3 nummers f 0,06.
COURANT.
Prijs der gewone Advertentie»
Per rogel j 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Telefoonnummer3.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van belanghebbenden
dat Duitsche onderdanen, in Nederland verblijf
houdende, zich voortaan ter verkrijging of tot het doen
legaliseeren van door hen benoodigde stukken tot het
aangaan van een huwelijk of tot andere doeleinden
rechtstreeks en zonder van tussehenpersonen gebruik te
maken zullen hebben te wenden tot het Ministerie van
Buitenlandsche Zaken te Berlijn zullende aan verzoeken,
door anderen uit hunnen naam gedaan geen gevolg worden
mgeven en dat
ten behoeve van Blederlandsehe onderdanen
die uit Duitschland stukken of de legalisatie daarvan
behoeven steeds de tusschenkomst van den Minister van
Buitenlandsche Zaken te 's-Gravenhage moet worden in
geroepen ten einde de aanvrage daartoe langs diploma-
tieken weg kunne geschieden zoodat in geen geval recht-
itreelcsche briefwisseling met Duitsche overheidspersonen over
dergelijke aangelegenheid geoorloofd is.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar. A. Maclaine Pont.
10 Dec. 1891. De Secretaris,
Nuhout van der Veen.
XCVII.
De heer Allioli, de patroon-schoorsteenveger, over wien
ik reeds eenige malen mijne lezers onderhield is einde
lijk teruggevonden, dat wil zeggen de man heeft zelf een
teeken van leven gegevenen inderdaad is zijne ver
dwijning niet zoo tragisch als een ieder hier geloofde.
Vrijdagmiddag ontving mevrouw Allioli een brief van haren
echtgenoot, die zich thans te Chicago bevindt. Hij schrijft,
dat hij op den dag zijner verdwijning gewandeld was
naar het station van Lyon doch onderweg veranderde
bij van plan en ging naar het station Saiut-Lazare. Daar
nam hij een spoorbiljet voor de Havre en toen hij in
die stad de booten voor Amerika zag liggen kreeg hij
plotseling in het hoofd naar New-Tork te vertrekken
en stapte in aan boord van de Norman die." In New-
York hoorde hij spreken van de tentoonstelling te Chi
cago, en thans is hij in deze stad, waar het hem zoo goed
bevalt, dat hij aan zijne vrouw schrijft zoo spoedig mo
gelijk bij hem te komen. Mevrouw Allioli zal weldra
aan dezen wensch van haren man voldoen, vooral nu
het blijkt dat deze niet wel bij het hoofd is.
Nauwelijks zijn wij over het lot van dezen heer ge
rustgesteld of wij worden bijzonder getroffen door den
rreeselijken dood van een oude dame van 70 a 75 jaar,
mevrouw de weduwe barones Dellard. Deze oude dame
was weduwe van wijlen den baron Dellard, oud kolonel
der kurassiers van de keizerlijke garde. Haar zoon is de
baron Dellard, onderchef op een der kantoren van het
Deze mislukte onderneming had het laatste jaar van
mijn gevangenschap plaats. Ik herinner mij dien laat-
8ton tijd even goed als den eersten maar waartoe zou
het dienen alle bijzonderheden, welke daarin voor
vielen op te sommen. Ondanks mijn ongeduld om
mijn straftijd doorworsteld te hebbenwas dit jaar
het minst pijnlijke van mijn geheele verbanning. Ik had
verscheidene vrienden en bekenden onder de dwangar
beiders verworven die het er over eens waren gewor
den, dat ik een braaf man was. Velen onder hen waren
mij zeer genegen en hielden veel van mij. De soldaat
die ons, mijn kameraad en mij, uit de gevangenis bracht,
had vochtige oogen toen hij ons vaarwel zeide later,
gedurende de maandwelke wij in een logement door
brachten kwam hij ons bijna eiken dag opzoeken. Toch
waren er onder hen morrende en onaangename persoon
lijkheden welke ik niet voor mij had kunnen winnen.
De hemel mag weten waarom Wij waren als door een
muur van elkander gescheiden.
In den laatsten tijd had ik ook meer vrijheid verwor
ven. Onder de militairen van onze stad had ik beken
den en zelfs oude schoolkameraden gevonden met wie
ik weder betrekkingen aanknoopte. Door hen kon ik in
ministerie van oorlog en tevens ridder van het legioen
van eer. Deze kleine familie van slechts twee personen
bewoonde met eene dienstmaagd eene eerste en tweede
verdieping achter in een groot huis op den boulevard
du Temple, welke boulevard vroeger den bijnaam kreeg
van Boulevard du Crime (Boulevard van de misdaad)
in herinnering aan den aanslag togen Koning Lodewijk
Philips, welke aan maarschalk Mortier het leven kostte.
Voorheen was deze Boulevard vol met kleine schouw
burgen als »la Galté", »le petit Lazari", »les Funam-
bules", les vFolies dramatiques", enz. enz.en op
de plaats waar eens die theaters stonden, heeft men
later groote blokken hulzen gebouwd, waarvan het n
42 een der voornaamste is en hetwelk ongeveer een
honderdtal huisgezinnen bevat. Tegen half vier gisteren
middag was de dienstmaagd uitgegaan om eenige bood
schappen te doen, en tijdens hare afwezigheid kwam een
net gekleed jongmensch aan de dochter van den portier
vragen, waar de barones woonde. Toen de meid tehuis
kwam, stak zij in de keuken eene lamp aan, en ging
daarmede naar de eetzaal, doch toen stond plotseling het
zelfde jonge mensch voor haar deze blies de lamp uit,
en verwondde haar met een lang mes. Hij had reeds de
oude dame op dezelfde wijze gedood, en wilde juist een
goeden buit aan juweelen enz. medenemen, toen hij door
de tehuiskomst der dienstbode verrast werd. Hij verloor
echter zijne koelbloedigheid geen oogenblik, en terwijl
zijn tweede slachtoffer het raam opende en om hulp
riep, ging hij bedaard de trappen af, het huis uit en
verdween onder de menigte. Toen de jonge baron Del
lard gisterenavond tegen elf uur van een vriondendiner
thuis kwam, vernam hij den treurigen dood zijuer moeder,
en de zware verwonding der getrouwe veertigjarige dienst
bode, Delphine Hombre genaamd, welke laatste naar het
hospitaal vervoerd is. Deze misdaad in het midden van
Parijsbijna op klaarlichten dagen in een zoo
druk bewoond huis gepleegd, door een jongmensch, die er op
het oog zoo netjes uitzag, heeft in geheel Parijs, en vooral in
de buurt van den Boulevard du Templeeen allerpijn-
lijksten indruk gemaakt. Reeds wisten wij, dat het buiten
Parijs niet altijd veilig is en de dieven de onbewoonde
huizon en villa's leeg plunderenen alleenwonende
grijsaards van kant maken. Ook was het ons niet onbe
kend, dat het gevaarlijk kan zijn des nachts langs stille
wijken naar huis te gaan en men in sommige buurten
op zijne zakken dient te passen. Wij waren dan ook
der politie zeer dankkaar, toen zij die geheele bende van
Neuilly aanhielddoch thans vragen wij ons af waar
men dan toch veilig is. Intusschen is het te Parijs zoo
gesteld, dat de dag na zulk een misdaad een ieder er
op uit is zich tegen de aanslagen der booswichten te
verdedigen deze wil een hond nemen, gene veiligheids
sloten deze zal een revolver koopen en gene wil nooit
meer alleen thuis blijven. Zes en dertig uren later is
men echter al die fraaie voornemens weder vergeten.
Heden nacht half één overleed hier Don Pedro II
ex-Keiser van Brazilië hij bewoonde het hotel Bedford
en had verleden week eene zware koude gevatdie in
het bezit van geld komen, aan mijne familie schrijven en
zelfs boeken koopen. Jarenlang had ik geen enkel boek
kunnen bemachtigen en ik zou moeilijk rekenschap
kunnen geven van den zonderlingen indruk, welken de
eerste bladzijden die ik in de gevangenis las op mij
maakten. Ik begon met deze des avonds, toen de deuren
gesloten waren te verslinden en ik bleef tot aan den
morgenstond doorlezen. Een aflevering van do Revue
scheen mij de boodschapper van een andere wereld toe
mijn vorig leven teekende zich nu weer juist en duidelijk
voor mij af. Ik trachtte te raden of ik ten achter was
geraaktof zij veel beleefd hadden daarginds, wat hen
thans bezighield, wat hun belang inboezemde. Ik hechtte
angstvallig aan elk woord ik las tusschen de regels
inik trachtte de geheimzinnige beteekenisde toe
spelingen op het verleden dat ik kende te vinden ik
zocht het spoor van hetgeen in mijn tijd de gemoederen
in beweging bracht. Wat was ik droevig te moede, toen
ik mijzelf moest bekennendat ik aan het nieuwe
leven vreemd dat ik thans een verstooten lid der maat
schappij was. Ik was veel ten achter, ik moest het
nieuwe geslacht leeren kennen. Gretig las ik een artikel,
dat iemand die mij dierbaar was, had geschreven. Do
andere namen waren mij echter onbekend nieuwe me
dewerkers waren opgetreden ik haastte mij met hun let
terkundigen arbeid kennis te maken doch was tevens
wanhopig dat ik zoo weinig boeken bezat en mij deze
zoo moeilijk kon verschaffen. Vroeger, onder het bestuur
van onzen ouden majoor, werden wij streng gestraft
wanneer er boeken in de gevangenis gevonden werden
en werd er van zulk eon geval veel gewag gemaakt.
Gij hebt zeker medeplichtigen werd er gewoonlijk
gevraagd.
En wat zou ik dan hebben moeten antwoorden Ik
had dus zonder boeken geleefdin mij zelf gekeerd
mij vraagstukken voorgelegd welke ik trachtte op te
lossen en waarvan diezelfde oplossing mij toch vaak
kwelde Doch ik kan dat alles niet onder woorden
brengen
Daar ik in den winter gekomen was moest ik ook
griep overging en hem ondanks de onmiddelijke zorgen
der doctoren Charcot en Bouchard ten grave sleepte.
Hij stierf omringd door zijne dochter en kleinzoon en
nog twee andere personen en na voorzien te zijn van
de Heilige Sacramenten door den abt Le Rebours pas
toor van de kerk »La Madeleine." Zijn schoonzoonde
graaf d' Eu, kon niet aan zijn sterfbed komen omdat
hij zelf te Versailles ziek is tengevolge der influenza.
Intusschen moot dokter Brouardel, de deken der Pa-
rijsche medische faculteit, verklaard hebben dat de in
fluenza welke thans in Frankrijk heerscht, van veel
minder ernstigen aard is, dan haar voorganger van twee
jaren geleden.
In het theater van Ambigu maakten wij kennis met
een nieuw, zeer belangwekkend drama van den heer
Emile Moreau, welk stuk echter eene groote fout heeft,
namelijk, dat het eigenijk driemalen achtereen een slot heeft.
De heer Moreau is overigens een zeer verdienstelijk
schrijver, en zijne stukken hadden meest veel succes, als
„Camille Desmolius" in het Théatre historique, »le Dra-
peau" in Ambigu Cleopatra", welk stuk hij schreef
met medewerking van Sardouen waarin Sarah Bern
hardt een persoonlijk succes had. Wat wij in dit nieuwe
drama ook weder opmerken, is dat er wederom een pries
ter in voorkomt, dit schijnt thans aan de orde van den dag.
Reeds hadden wij den Abt Vincent in Odeon, Mijn
heer de Abt in Palais Royalde Abt Pierre in het
Théatre libre, en thans geeft de Auberge des Mariniers"
ons een onden pastoor. Het drama bevat vele boeiende
tooneelenal is ook de handeling wat onsamenhangend.
Eene flinke boerin Mélie Ithier, is eigenares van eene
dorpsherberg hare dochter Louise is sinds twaalf jaren
gehuwd met een braven aannemer, Florent Chesneau
genaamd. Louise heeft een nichtje Irmadat door
Melie is opgevoeddoch dit meisje had slechte nei
gingen en is naar Parijs gegaanwaar zij een onzede
lijk leveu lijdt. Dit maakt echter Irma ziek, en de dok
toren raden haar aan, weder naar haar dorp terug te kee-
ren. Zij durft echter hare driftige brave tante niet onder
de oogen komen en alleen Louise en de oude pastoor zijn
in het geheim harer terugkomst ingewijden hierin
vond de heer Moreau aanleiding tot een treffende scène.
Het is avondbijna alle boeren zijn in de kerk ver-
eenigdde pastoor bestijgt het preekgestoelte en in de
eenvoudige duidelijke taal der dorpspriesters verhaalt
hij aan de geloovigen de schoone gelijkenis van den ver
loren zoon. Aan het einde van het verhaal zegt hij met
bewogen stem
»Hoe zouden wij niet kunnen vergeven, wij die ons zoo
veel moeten doen vergeven en op hetzelfde oogenblik
ziet tante Melie de berouwvolle Irma, die voor haar op de
knieën ligt, en smeekt om vergiffenis. Melie neemt het hoofd
dor boetaardige zondares tusschen hare handen en bedekt
het met kussen. Dit zdo eenvoudige tafereel maakt een
diepen indruk en zoo thans het scherm voorgoed viel
dan hadden wij een treffend slot. Doch het stuk vervolgt, en
Irma wordt langzaam aan beter en met hare genezing
komen ook alle slechte neigingen weder boven zij ver
in den winter in vrijheid worden gesteld, op denzelfden
dag als toen ik er het eerst verscheen. Met hoeveel
ongeduld verbeidde ik dien gelukzaligen wintermet
hoeveel zelfvoldoening zag ik den zomer ten einde spoe
den de bladen geel worden en het gras in de steppen
verdorren
Eindelijk is de zomer voorbij de herfstwind giert
en huilt, dwarrelende sneeuwvlokken vallen neder....
Zoo brak die lang verbeide winter ten laatste dan toch aan 1
Mijn hart klopte sneller bij het vooruitzicht der vrij
heid. Zonderling, hoe meer de tijd naderde, des te kal
mer en geduldiger werd ik. Ik was over mijzelf ver
wonderd en beschuldigde mij reeds van koelheid en
onverschilligheid. Verscheidene dwangarbeiders, die ik,
nadat het werk was afgeloopen in den hof ontmoette
sprakqp tot mij en wenschten mij geluk.
Komaanvadertje nu zult gij weldra uw vrijheid
terugkrijgenWij blijven thans als arme drommels achter."
En hoe is met uMestynow moet gij nog lang
wachten?" vroeg ik hem.
Ik? Nog zeven lange jaren!
Hij zuchtte en zag met een afgetrokken blik, als wilde
hij in de toekomst zien, voor zich uit
Ja, verscheidene mijner kameraden wenschten mij har
telijk geluk. Het schoen mij zelfs toe, dat zij mij thans
vriendschappelijker behandelden ik behoorde niet meer
tot de hunnen, ik was hun gelijke niet meer, zij namen
dan ook afscheid van mij. Kschinszki een jong
Poolsch edelman, iemand met een zacht, kalm karakter,
wandelde gaarne evenals ik in den hof op en neder.
Hij hoopte zijn gezondheid te behouden door bewegiHg
te nemen en van de frissche lucht te genieten, en daar
door het nadeel, dat de benauwde nachten in de kazerne
daaraan berokkenden te verminderen. »Ik verbeid je
invrijheidsstelling met ongeduld," zeide hij op zekeren
dag, glimlachend. Wanneer gij de vesting verlaat, heb
ik nog slechts één jaar dwangarbeid te verrichten."
Ik moet nog opmerken, dat door het voortdurend idea-
liseeren, de vrijheid ons vrijer toeschijnt, dan zij in wer
kelijkheid is. De dwangarbeiders overdreven het denk-
(62) door
I. AI. DOiTOJEWSKÏ.
(S 1 o t.)
X.
DE BEVRIJDING.