Blnnenl. Zaken.
Bij art. 156 van de begrooting van binnen 1. za
ken, historische gedenkteekenen, besprak
de heer Lieftinek het onderhond van de Ruïne van
Brederode waaraan in 1890 481.80 besteed is, doch
waarvoor weet men niet, wanneer men den toestand ziet. In
de gracht zijn geen eenden meer; het riool van Meerenberg
loopt er thans door en men zou haast denken bij de
Haagsche grachten te zijn. De toestand is onhoudbaar.
De minister antwoordde, dat het provinciaal bestuur
van Noordholland zich reeds lang met de zaak bezig
hield. Hij hoopt, dat het niet lang moge duren, voordat
door gepaste maatregelen aldaar verbetering zal zijn
aangebracht.
Bij art. 157 bis antwoordde de minister aan den
heer Pijttersen die het verzoek om subsidie voor eene
goede herstelling van het stadhuis te Bolsward onder
steunde dat de regeering gaarne tot eene deugdelijke
herstelling wilde medewerken. Maar voor het oogenblik
was op den betrekkelijken post geen geld beschikbaar en
in ieder geval zou die herstelling meer uit een historisch
oogpunt verdedigd moeten worden ter rechtvaardiging van
het verleenen van steun.
jHarine.
Bij de algemeene beraadslaging over het
hoofdstuk Marine verklaarde de heer V i r u 1 y (die den
minister namens do leden geluk wenschte met zijnen verjaar
dag) ditmaal met welwillendheid jegens deze begrooting ge
stemd te zijn, welke hij grootendeels als eene kredietwet be
schouwde. Zijn stem voor dit hoofdstuk was dus ook niet bin
dend voor 't vervolg, omdat hij wel aanmerkingen had. Zoo
had hij bezwaar tegen de uitzending van de Sommelsdijk
naar Buenos-Ayres, de Congo enz. De marine bevor
dert den handel niet. Uitvoerig behandelde hij de aan
bestedingen. Het was alsof men sommige fabrieken
beschouwde als succursalen van de marine-werven. Met
het stelsel van pondspondsgewijze verdeeling van het
werk over fabrieken moest worden gebroken. Ook moest
geen uitbreiding gegeven worden aan het uitbreiden van
de z.g. baamjes aan wal; deze moesten integendeel inge
krompen en vereenigd worden.
De heer Gayot keurde de begrooting goed als kre
dietwet maar meende dat zij dan meer dat karakter-
had moeten dragen b.v. in zake administratie, herstelling,
werven en marine-directie. Bezuiniging op het oude
materieel was plichtwaar zooveel nieuw materieel
noodig is.Liefst wilde hij voorafgaande wettelijke organisatie.
Verder werden door bom verschillende ondergeschikte pun
ten besproken. De heer Land wees ook op de noodzake
lijkheid van verbetering van het materieel, dat hoofd
zakelijk moet strekken tot verdediging der zeegaten. Ook
hij wil een vast plan van organisatie en zooveel mogelijk
bezuiniging. Verder drong hij aan op beperking der
indische militaire marine; men moet niet te veel officieren
aan wal laten verblijven. Ook is hij voor verhooging van
pensioen voor verblijf in de tropeu.
Den 15 vroeg de heer Scbimmelpenninck van
der O y e of het niet wenschelijk zou zijn behalve Hel-
levcetsluis ook Willemsoord te beperken tot arsenaal,
daar in oorlogstijd Willemsoord niet geschikt is tot het
uitvoeren van herstellingen en niet kan zijn operatie-basis
voor eene oorlogsvloot. Hij deelt het gevoelen dat ten
aanzien van den bouw van schepen geen vaste regel is
te stellen. Eéne Rijkswerf moet er blijven bestaan voor
den aanbouw van groote schepen. De particuliere nijver
heid hier te lande kan zeer goed schepen bouwen, maar
men mag niet vergeten dat het buitenland over veel
meer hulpmiddelen kan beschikken, terwijl ook het veld
der mededinging hier te lande klein is. De ondervinding
van aanbouw hier te lande is verder niet zeer opbeurend
in den laatsten tijd geweest. De minister moet z i. geheel
vrij zijn in den aanbouw. Ten slotte verklaart hij geen
voorstander te zijn van een vast programma en acht hij
vertoon onzer vlag buitengaats van tijd tot tijd zeer
noodig.
De heer H e 1 d tmet genoegen wijzende op de
instandhouding der Rijkswerf te Amsterdam zal zich
niet verzetten ais in sommige gevallen eerstelingen van
een nieuw type in 't buitenland aangemaakt moeten
worden doch zich in 's lands belang verklaren togen
het maken van een tweedederde schip van dezelfde
soort buiten 's lands, 's Ministers verklaringdat de
nieuwe indische schepen hier niet gemaakt kunnen worden,
omdat de modellen niet gereed kunnen zijnheeft ver
ontwaardiging in den lande gewekt en hij geeft in over
weging alsnog op dat besluit terug te komen. De heor
Smit meent ook, dat de minister zijn technischen staf
ondermijnt door de indische oorlogsschepen in het bui
tenland te bestellen. Hij stemt geheel in met den heer
Schimmelpenninck van der Oye en dringt krachtig aan
op het houden van openbare aanbestedingen.
De heer Lieftinek behandelde de positie van de
machinisten aan boord der stoomschepen en gaf in be
denking eene commissie van onderzoek naar die positie
te doen benoemen.
werkelijken dienst. Slot Menthin en Berlijn 4 De
cember 1874."
En: »Verloofd: Juliane, gravin WikiDg met Albrecht,
graaf von Iseneck. Slot Menthin en Berlijn 4 De
cember 1874."
Deze verloving was het meest verrassende feit van het
seizoen zij was in hooge kringen »de" gebeurtenis en
in de salons in den omtrek van den Thiergarten, in de
Wilhelm-, Yoss- en Behrenstrasse en aan den Pariser
Platz werd dagen lang nauwelijks over iets anders ge
sproken. Men kan niet beweren dat deze gebeurtenis op
bijzonder vriendschappelijken toon bepraat werd. Alle
gesprekken betreifende deze zaak hadden een ietwat
spotachtig bijsmaakjeen voor de eeste maal maakte
men zich vroolijk over den president, wiens gansche
persoonlijkheid zich allerminst leende om als voorwerp
van bespotting en hoon te dienen. De gelukwenschen
die men den verloofden en den vorstelijken familieleden
brachtwaren echter alle in den vriendelijksten en har-
telijkston vorm gekleed.
Juist in die dagen nu was op eens tentoonstelling van
kunstnijverheid die druk bezocht werd een kunstwerk
te zien dat door niemand beter beoordeeld en bewon
derd kou worden dan door gravin Juliane. Het was de
merkwaardig getrouwe, met de meeste kunstvaardig
heid uitgevoerde nabootsing van een historisch meester
stuk van kantwerk dat Juliane reeds lang kende uit
De minister van marine dankte den heer Vi-
ruly voor zijne vriendelijke woorden en de heusche wijze,
waarop de sprekers hunne opmerkingen gemaakt hadden.
Hij hield vol het nut van de uitzending der Sommelsdijk
in het belang van vlagvertoon. Hij zal streven naar
vermindering en bezuiniging op 't gebied der baantjes
aan wal. Terecht is deze begrooting als kredietwet
beschouwdwaar bezuinigd kan worden zal het niet
aan hem liggen. Organisatie van de taak der marine
zal hij overwegen. Aflossing van het personeel in Indië
te verkorteu tot 2 jaar lacht hem niet toe. De driejarige
termijn zal zoo min mogelijk overschreden worden.
Groote sympathie heeft hij voor het personeel der ma
chinisten, wier lotsverbetering hij ernstig zal overwegen.
Vooralsnog zou hij Willemsoord niet op dezelfde lijn
willen stellen met Hellevoetsluis. Aan de particuliere
nijverheid draagt hij een goed hart toemaar hij kan
niet toegeven de noodzakelijkheid om alle schepen in
Nederland te doen bonwen. Hij moet vrij zijn, maar hij
zal de nederl. nijverheid in de toekomst volstrekt niet
voorbijgaan. Omtrent de indische schepen is nu eenmaal
een besluit genomen.
De heeren Schimmelpenninck van der
O ij e en Land kwamen nog even op het door hen ge
sprokene terug en na eene woordenwisseling tusschen
den heer K e r k w ij b die tegen het voortbestaan van
gunstbewijzen bij de aanbestedingen van marine opkwam
en den minister, die niet begreep, wat do heer van
Kerkwijk bedoelde werd de algemeene beraadslaging
besloten. De heer van Kerkwijk had nog verklaard,
begunstiging te zien in het vragen om mede te dingen
aan enkele vriendjes; de minister antwoordde, dat
eenvoudig eene vraag tot mededinging werd gericht aan
hen die men meendedat in aanmerking kwamen.
Vroegen anderen ook om tot de mededinging to worden
toegelaten, dan werd het toegestaan.
Bij de behandeling der onderdeelen die zeer weinig
bespreking uitloktenheeft de minister den heer
Land toegozegd, de lotsverbetering van de werklieden
aan 's Rijks maritieme inrichtingen te zullen overwegen.
De begrooting werd met algemeene stemmen aangenomen.
De klacht van den vader van een milicien van het
3e regiment infanterievoldoening vragende voor de
mishandeling van zijnon zoon in het hospitaal te Vlis-
singen, word aan den minister van oorlog om inlichtingen
verzonden; een ander adres van Vliegen te Maastricht,
houdende klachten over do ontbinding een er vergadering
te Gulpen, aan den minister van biunenl. zaken.
Siaf. Schuld.
Hoofdstuk VII A Nationale Schuld werd
zonder hoofdelijke stemming aangenomen, nadat do m i-
nist er den heer Hartogh toegezegd had de zaak der
Consignatiekas te zullen regelen; een afzonderlijke kas
behoefde niet opgericht te worden.
Financiën.
Hoofdstuk VII B Financiën.
De heer van der Borch vraagt wijziging der pa
tentwet ten gunste der branderijen, betere regeling der
grondbelasting tusschen gebouwd en ongebouwd ten
gunste van den landbouw en lotsverbetering van de Rijks
ambtenaren bij de belastingen met afschaffing van pre-
miën voor bekeuringen.
De heer Goeman Borgesius dringt aan op weg
neming van onbillijke bepalingen der pensioenwet, waardoor
aan sommige weduwen pensioen wordt onthouden.
De heer Smit dringt aan op afschaffing of sterke
vermindering der Rijksheffingen op wegen en vaarten.
De heer V e e g e u s wijst op de slechte werking van
art. 41 der wet op do grondbelasting.
De heer van Alp hen bepleit het belang der klerken
bij de belastingkantoren, de meest misdeelde ambtenaren.
De heer 0 1 o r c x komt op tegen het beleid des mi
nisters in zake de herziening der belastbare opbrengst
van de ongebouwde eigendommen.
De heer van Beuningen behandelt de kwestie
van den waarborg van buitenlandsche gouden en zil
veren werken.
De heer S m e e n g e vraagt opheffing der Rijkstollen
aan de schutsluis te Zwartsluis.
De heer A. vanDedem meentdat de zaak der
tollen in haar geheel moet geregeld worden.
De heer van Kerkwijk vraagt wijziging der wet
op de gebouwde eigendommenom vrijstelling voor
landbouwschuren te krijgen.
De heer Walter vraagt vermindering van de
pachtsom voor de pachters der oesterbanken, met het
oog op hunno zware verliezen.
De minister van financiën belooft herziening
der grondbelasting in verband met de perequatie, her
ziening der patentwet, gedeeltelijke herziening der pen
sioenwet en een onderzoek tot verkrijging van grootere
vrijmaking van het verkeer. Een onderzoek is reeds inge
steld naar den toestand der commiezen en belasting
klerken. In zake de oestercultuur acht de minister ont
houding voor 't oogenblik geraden.
beschrijvingen en af beeldingeueen der oudsto en tevens
mees terlij kste kantwerkeneene lange sjerp die graaf
Lamoraal van Egmont in het jaar 1554 aan den Infant
Philips den lateren koning Philips II van Spanje ter
gelegenheid van diens huwelijk met Maria van Engeland
als de uimemendste proeve der Brabantsche kautwerk-
kunst had vereerd. Het origineel bevond zich nu onder
den reeds uit de 16e eeuw dagteekenenden naam van
Lamoraal-kant" in de beroemde verzameling Kypsteiu
die wijlen vorst Günther von Engernheim had aangelegd
en van groote beteekenis voor de kunstgeschiedenis had
weten te maken. Vorst Günlher had de Lamoraal" on
geveer een veertig jaren geleden op eene verkoopiug te
Brussel veroverd. Het is waarhij had eene aanzien
lijke som er voor betaalddoch in verhouding tot de
werkelijke, onschatbare waarde van dit kunstwerk, eenig
in zijne soort, was de prijs nog spotgoedkoop te noemen.
Dat deze kant voor eenen zoo fabelachtig lagen prijs
werd toegewezen had zijne bijzondere oorzaak.
Zooals met menig ander kostbaar familiestuk het ge
val is, hadden er zich aan de Lamoraal" allerlei sagen
vastgeknoopt. Men schreef haar eene onverklaarbare
onheilspellende macht toe. Men beweerde van haar, dat
zij den eigenaar schande en dood berokkendedat zij
hem op eene noodlottige wijze er toe dreef, het huwe
lijksgeluk van anderen te verstoren en dat hij daarbij
zijnen ondergang vond. {Wordt vervolgd.)
Den 16 drong de heer van der Borch nader aan
op wegneming der groote onbillijkheden in de patentwet
voor de branderijen; drong de heer Rutgers van
Rozenburg op spoediger toepassing van de perequa
tie der groudbelasting aan dan in de bedoeling des
ministers lag; bleef de heer Clerx ook nader aandrin
gen op de toepassing der perequatie op de huurwaarde
en op de afschaffing der Rijkstollenverdedigde de heer
van der Kaay de handelwijze des ministers om de
perequatie in verband te brengen met zijne andere belasting
plannen, daar indertijd ook een effecten belasting lag naast
het voorstel tot herziening der huurwaarde van do on
gebouwde eigendommen, op welk verband mede gewezen
is door de landbouwcommissie; hield de heor S m e o n g e
vol, dat de bevolking en schipperij gebaat zullen worden
door gedeeltelijke wegneming der tollen; drong de heer
Dobbelman aan op een stelselmatig tarief van in
voerrechten daar thans daarbij geen stelsel waar te
te nemen iszooals hij door voorbeelden aantoonde en
onderschreef de heer van Alphen het gevoelen van
den heer Rutgers van Rozenburg.
De minister van financiën deelde mede, dat
hij met leedwezen het ontwerp tot schorsing van de toe
passing der perequatie heeft ingediend maar al is hij
nog zulk een vriend van afdoen hij is teruggedeinsd
voor de inderdaad groote bezwaren, aan zeer velen op
te leggen. De verhooging zou voor velen aanzienlijk zijn
en hij meende daartoe niet te mogen overgaan zonder
compensatie. Er moet verband bestaan tusschen de toe
passing der perequatie en andere belastingen en nu kan
hij begrijpen, dat dit teleurstelling wekt, maar hij achtte
het zijn plichtde verlengingswet in te dienen die
geen uitstelwet zal worden. Hij wenscht de perequatie
echter te regelen onafhankelijk van de regeling der ge
meente-belastingen.
Ten aanzien van de tollen herhaalt hij, dat die kwes
tie niet zoo gemakkelijk is. Eene tarief herziening kan
hij onmogelijk indienen. Do algemeene beraadslaging
werd gesloten.
Bij art. 14 klaagde de heer V i r u 1 y over het sterke
slijten der guldens en rijksdaalders, dat door den minis
ter erkend werd. De hoofdreden voor het laton aanma
ken van nieuwe guldens, is, dat er gebrek aan is en
daardoor juist knoeierij kan worden tegengewerkt.
Bij art. 27 Staatsloterij dringt de heer Don
ne r op verdere inkrimping aan.
Bij art. 44 wordt door den heer van Delden aan
gedrongen op wijziging der domoinwet en door den mi
nister toegezegd, dat bij de heide-ontginning in Noord
brabant advies zal worden ingewonnen van do Heide
maatschappij. Met algemeene stemmen werd het hoofdstuk
aangenomen.
Geldleenlng.
Daarna werd in behandeling genomen het wetsontwerp
tot het aangaan eener geldleening ten laste van
den Staat.
De heer Bahlmann bestrijdt het ontwerp als niet
noodzakelijk, niet wenschelijk en van zijn standpunt,
gevaarlijk. In de eerste zes maanden is er geen behoef
te aan versterking der kas. De leening is niet wen
schelijk wegens het type der leoning als 31/2 pets.: eene
3 pet. leening is z. i. voordeeliger. Zijn grootste bezwaar
is, dat aanneming van dit outwerp een stap zal zijn in
de richting van scheiding der geldmiddelen van Indië
en Nederland. Belooft de minister, niet te komen met
eene indische leening, dan kan hij misschien over zijne
overige bezwaren heenstappen. Do heer A. van De dein
heeft geen bezwaar tegen de leening, wel tegen het bedrag.
Aan een 3 pet. leening geeft hij de voorkeur, tenzij
de regeering zekerheid kan geven, dat een 3'/2 pet. lee
ning a 95 voordeelig geconverteerd kan wordenhij zet
de voordeelen van eene 3 pets. leaning uiteen.
De heer van Karnebeek, die met de verschillende
voorsteken wel kan meegaan, heeft ééne bedenking tegen
het ontwerp. Hij vindt niet goed juist naar behoeften
te leenen en zou liever, met het oog op mogelijke onver
wachte omstandighedenhet bedrag der leening met
5,000,000 willen verhoogen voor kasgeld. De heer
van Delden kan zich na de nadere toelichting des
ministers wel met het ontwerp vereenigen. Hij hoopt
alleen, dat de minister geen vlottende schuld voor Indië
gaat scheppen.
De heer Mees verdedigde in alle opzichten het ont
werp, daarbij vertrouwende op 's ministers belofte, dat
de aflossing der Rijnspoorweg-obligatiën alleen zal plaats
hebben, wanneer do schatkist geen schade lijdt. Hij deed
zich tevens kenDen als tegenstander van het scheppen
van eene groote vlottende schuld. Hij vestigt tevens de
aandacht op het tegenvallen der rekening van de Rijn
spoorwegmaatschappij. Die maatschappij bezat in plaats
van 3,032,000 aandeelen LeidenWoerden, slechts voor
538,924 aan die aandeelen. Daarentegen was op de
balans verdwenen de post voor het reservefonds door
vernieuwing der locomotieven. En op dien reservepost
had de vorige minister zich juist beroepen voor mogelijke
teleurstelling met dat aandeeleu-bedrag.
De minister van financiën herinnerde dat
niemand kon vermoeden, dat de obligatiën Rijnspoor uit
de loopende kas afgelost zouden wordenzet uiteen
waarom het -voortdurend scheppen van vlottendo schuld
niet kan geschieden vooral niet nu do omstandigheden
gunstig zijn voor het sluiten eener leeuing, waarvan men
het bedrag kon vaststellen. Wat voor Indië noodig is,
weet men nog nietdoch dit kan later beslist worden.
Voorloopig zal door schatkistbiljetten hierin voorzien
kunnen wordenwelke zonder medewerking van den
wetgever niet uitgegeven zullen worden. Het bedrag der
leening 45 millioen is juist voldoende voor alle be
hoeften. Eene 31/a pet. leening is voordeeliger; aanvan
kelijk wordt leeds 30000 bespaard. Komen de 3 pet.
later op pari, dan kan.spoedig tot conversie overgegaan
worden. Verder verdedigde hij de aflossing der obligatiën
Rijnspoor, die toch niet kunnen blijven liggen. De lee
ning zal niet door tusschenkomst van bankiers geplaatst
worden. Dit is bij een zoo klein bedrag niet noodig.
Hij zal do leening onmiddellijk aan de markt brengen
en zij zal natuurlijk gaarne aangenomen worden. Ten
aanzien van de balans van den Rijnspoor doet hij uit
komen dat de aandeelen Leiden—Woerden door de
Exploitatie-maatschappij zijn aangekocht onder pari zon
der nadeel voor don Staat.
Het leeningsontwerp werd aangenomen met 76 tegen
10 stemmen van de heeien Bahlmann, van der Borch,