Binnenland. Tweede Kamer. Billitoncontract. Den 21 ving de beraadslaging aan over de overeen komst met de Billiton-Maatschappij betreffende de ver nieuwing harer concessie tot het winnen van tin op het eiland Billiton. De heeren de Geer van Jutphaas en Levy ontwikkelden tal van bezwaren op juridische gronden tegen deze overeenkomst. De heer Farncombe Sanders liet de juridische punten rusten doch betoogde, dat de Kamer hare verantwoordelijkheid moest betrachten door verwerping der overeenkomst met groote meerderheid. De heer van Nunen helde tot vóór stemmen over, met het oog op de kansen van een proces. De heeren Bool en Kielstra zouden met het oog daarop ook vóór stemmen. In de avondzitting zette de heer Borgesius de gronden uiteen, waarom verwerping dezer overeenkomst is in 's lauds belang. De vrede zal ons millioenen kos ten de oorlog, zonder kwade kansen, kan millioenen aanbrengen. Hij hoopt, dat de minister het ontwerp zal ontraden en dat de Kamer het zal verwerpen. De heer Beelaerts verklaarde, dat do bezwaren tegen deze overeenkomst hem niet zouden weerhouden er voor te stemmen. De verantwoordelijkheid voor nadeel door verwerping wilde hij niet mede dragen: hij verkiest ze kere voordeeleu boven onzekere. De heer V e e g e n s is vóór verwerpingwaarvan hij geene overwegende moeielijkheden vreest. De heer van der Kaay zette uiteen, dat men hier staat tegenover eeno maatschappij, die zich vasthoudt aan schijn-overeenkomst,. Een proces is dus te verwachten bij verwerping, maar men behoeft niet bang te zijn voor een proces waar in 1889 de Kamer als haar gevoelen uit sprak dat de overeenkomst gesloten was zonder steun op de weten nu beweert hij dat eenig meerder ver trouwen in de rechterlijke macht in de volksvertegen- ging niet ongepast zou zijn. (Toejuichingen van enkele banken.) Hij meentdat het niet aangaat te hooren deze overeenkomst is onwettig en dan te hooren, dat men zich niet aan de kansen van een proces durft te onder werpen. Zedelijke verplichtingen om haar aangenomen te zien erkent hij niet tegenover een maatschappij die als contracteerende partij een overeenkomst aangaat met een verkrachting van wet en rechtgelijk deze Kamer heeft uitgemaakt, tegelijkertijd met de verklaring dat de Gouverneur-Generaal destijds zijne bevoegdheid had overschreden. Een zedelijk argument geldt vóór de verwerping. Het zou geen kwaad kunnen der Indische regoering eens te toonen dat zij rekening heeft te hou den nu en in de toekomst met wet en rechtmet de grenzen harer bevoegdheid. Den 22 voerde de minister van koloniën het eerst het woord. In de eerste plaats deed hij uitkomen, dat de regeering verplicht was over eene eenmaal ge sloten overeenkomst de uitspraak der Kamer uit te lokken. De memorie van toelichting was zoodanig gesteld dat zij hem geheel vrijliet tot een zelfstandig oordeeldaar hij voor do vorming zijner meening omtrent twee punten nadere gegevens noodig had geoordeeld, vooreerst omtrent de hoeveelheid tin, vermoedelijk op Billiton nog aanwezig, en vervolgens ten aanzien van de rechtskwestie. Omtrent het eerste punt had hij licht gekregen door de onder zoekingen der mijningenieurs en omtrent het tweede punt door de adviezen der Rijks advocaten, de heeren Thorbecke en Henny, aan de Kamer onder geheimhouding overgelegd. Daardoor is de Kamer ook in de gelegenheid gesteld met kennis van zaken over deze overeenkomst te oordeelen. Nu is gevraagd of de Billiton-Maatschappij aan toezeggingen aanspraken kon ontleenen op voordee- liger voorwaarden Neen en dit is ook erkend door verdedigers der overeenkomst. Zou het contract van 1891 op zich zelj beschouwd aannemelijk zijn Neen en het in de Kamer door hem gehoorde versterkt hem in die overtuiging. Wij zullen, ja, één millioen meer's jaars krijgen door het nieuwe contractmaar wij krijgen 2 millioen meer door eigen exploitatie en voor deze be hoeven wij niet terug te deinzenal zijn aan Staats- Het was integendeel voor Juliane al spoedig zoo on bevredigend en onverkwikkelijk mogelijk geworden. De eerste kiemen hiervan hadden zich reeds zeer spoedig vertoond, eigenlijk al reeds in den korten tijd harer ver loving, en bijna onmiddelijk na het huwelijk waren zy steeds zichtbaarder en dreigender geworden. De negentienjarige Juliane had, zoo kon het wel niet anders haar huwelijk beschouwd als het eigen lijke begin van haar leven. Wel wist zij zeer goed dat zij geenen jongen springintveld tot man had, met wien zij het leven kon doordartelen trouwens, daarnaar verlangde zij ook volstrekt niet maar zij verkeerde wèl in de waan dat haar man zou inzien hoe hare jeugd nog behoefte had aan zonneschijn en vreugde en opgewekt genieten. Van het gemeenschappelijk deelen van wat er bij bei den in hoofd en hart omginghad zij meer heil ver wacht voor de vereffening der tusschen hen bestaande verschillen dan van alle mogelijke andere dingen. Dat er een hemelsbreed verschil tusschen hen beiden be stond dit ontveinsde zij zich volstrekt niet. De ernst had hen tot elkander gebracht en sympathie voor elkaar doen opvattennu, dacht zjj, zou de opgewektheid hen inniger verbinden. Doch bitter werd zij teleurgesteld Voor den loeftjjd was Juliane niet bevreesd geweest. Oom Engelbert had werkelijk ook reeds lang de jonge lingsjaren achter den rug, eu met dezen had zij het altijd best kunnen vinden hij begreep haar volkomen en zij hadden trots het aanmerkelijk onderscheid in jaren ongeveer dezelfde levensbeschouwing. Doch de graaf was en bleef, gelijk zij nu eerst bemerkte, op eenen onbereikbaar verren afstand van haar. Hjj stond hoog boven haar, en stelde niet de geringste poging in het werk om tot haar af te dalen. Zij wilde het leven beginnen, en hjj had het reeds genoten. Waar zij naar smachtte hjj walgde er reeds van. Zjj was begeerig, hjj oververzadigd. Zjj voelde zich jong en frisch en hunkerde naar inspanning, hjj was afge mat en verlangde naar rust. Wordt vervolgd.) exploitatie moeielijkheden verbonden, maar deze zijn Diet onoverkomeljjk. Daarna behandelde hjj verschillende tegen de onderdeelen aangevoerde en door hem gedeeltelijk gedeelde bezwaren. Verder waren nog twee zaken in het oog te houden. Ten eerste de moeieljjkheden hangende het proces. Deze waren niet licht, maar behoefden geen overwegenden invloed op de beslissing uit te oefenen. Ten tweede de kansen van het proces zelf. Het denkbeeld van den heer Beelaerts be treffende de positie van een minderjarige i3 niet fraai; maar is het dan fraaidat die partjj ons met een stuk in de hand wil dwingen tot een accoord, dat zjj anders niet zou kunnen bedingen. In zjjn stolsel zou hjj het votum van 1883 moeten opheffen en de overeenkomst van 1882 geldig verklaren, maar op dit standpunt plaatst de minister zich niet. Art. 22 van het besluit van 1873 stelt den Staat in de gelegenheid mjjnconcessiën over te nemen. Wanneer de Staat van dit recht wordt ver stoken, moet de regeering tegen daaruit voortspruitende schade waken. En nu vraagt men welke schade Hier omtrent zegt hjj, dat, als de bezwaren, uit art. 22 voort vloeiende in 1882, onder de oogen waren gezien het contract van dat jaar niet zou zjjn gesloten. Dat men in 1882 heeft gesproken van 2 X 600000 pikols tin en thans van 600000 kan hjj niet precies verklaren maar zeker is het, dat de tinrjjkdom nog verbazend groot is en dat de minister de Brauw de zaak indertijd niet volledig heeft nagegaan. Omtrent de kansen van een proces heeft hij de Kamer zooveel mogelijk ingelicht. In de Kamer zelve zjjn uitnemende rechtsgeleerden op getreden. Hij zelf moet zich van een beslissend oordeel onthouden. Hjj heeft de beslissing aan de Kamer over gelaten. Zjj beslisse en laterals verantwoordelijk minister, zal hjj op zjjne beurt weten te doen wat noodig is. De heer Levyssohn Norman achtook afge scheiden van de proceskansen, de overeenkomst volkomen aannemelijk. Dit gevoelen verdedigde hjj; o. a. kon hij niet toestemmen, dat de overeenkomst zoo mager is, want de helft der inkomsten wordt aan den Staat afgestaan, die bo vendien nog verschillende directe baten heeft van 350,000, afgescheiden van de indirecte baten, die de Staatsinkomsten uit Billiton op J 5,000,000 zullen bren gen. De Staat dit is voortdurend het geval geweest neemt eene onderneming niet uit handen van particu lieren zoodra de winsten er komen. Alleen wanneer nationale of volksbelangen dit eischenmag zulks ge schieden. De heer Levy hield zjjne juridische bezwaren vol. Zeker is het, dat door deze overeenkomst eene particu liere maatschappij schatrijk zou worden gemaakt ten nadeele der nederlandsche en indische belastingschuldigen. Daaraan doet hjj echter niet mede; hjj draagt de verantwoordelijk heid niet om tientallen van millioenen aan eeue parti culiere maatschappjj in den schoot te werpen ten laste van de belastingschuldigen. De heer Beelaerts, dit laatste als een rhetorische figuur beschouwende, antwoordde, dat niemand opzettelijk de Maatschappjj schatrjjk wil maken ten laste van de belastingschuldigen. Wantrouwen in den rechter heeft hjj niet, maar de beste zaak kan door juridische exceptiën verloren gaan. Reeds op de kwestie van bevoegdheid kan de zaak struikelen. Van wantrouwen in de rechterlijke macht is geen sprake hoegenaamd. Daarom komt hjj op tegen de door den minister in deze zaak aangenomen houding en na enkele bepalingen der overeenkomst nog te hebben nagegaan, constateert hjj, dat de minister een proces zeker achtdat de minister volstrekt niet zeker is van de kansen van een proces en dat de minister de kwade kansen niet verholen heeft. Onder zulke om standigheden kan een proces jaren en jaren lang duren. Die verantwoordeljjkheid neemt hjj niet op zich en wan neer hjj deze overeenkomst aanneemtdan doet hjj dit niet uit vrees, maar alleen in 's lands belang. De heer Bool sloot zich geheel aan bij het door den heer Beelaerts gesprokene. De heer Rutgers van Rozenburg zet uiteen, dat de vrees voor een proces een spook is, dat niet weg te redeneeren is. Maar een feit is het, dat niemand de ongeldigheid der overeenkomst ontkend heeft. Zelfs de heer Beelaerts niet. Hij blijft overtuigd, dat het contract van 1882 nietig is en dat de voordeelen der verdere ontginning niet geworpen mogen worden in den breeden Kangaroeschoot der Billiton-Maatschappjj. Ten slotte betoogt hjj, dat de minister niet anders handelen kon, dan hjj gedaan heeftstaande voor het ultimatum der Maatschappjj, terwjjl men niet mocht verwachten, dat zij daarop zou terugkomen. De minister handelde correct en hjj voor zich durfde voor zjjne verantwoordelijkheid naar zjjn advies te handelen. De heer Keuchenius herinnertdat in 1883 de vrees voor een proces de stemming reeds beheerscht heeftals verontschuldiging voor den heer Mackay, die de nieuwe overeenkomst sloot in de overtuiging zeer zeker, dat hij in 's lands belang handelde. Had de gouverneur-generaal in 1882 zulk eene overeenkomst geslotenmen zou van de Billiton-Maat schappjj niet zooveel gehoord hebben. De geheimzinnigheid, waarmede destjjds de zaak is behandeld tegenover re geering en vertegenwoordiging, heeft overal kwaad bloed gezet en aanleiding gegeven hier te lande tot het scherpo onderzoek door eene commissie. Onder zulke omstandig heden kan hij begrijpen dat nog altijd velen bang zjjn voor een proces en liever het zekere (ƒ1,288,000 s'jaars van de winst) voor het onzekere nemen. In Indië meende mendat door het contract van 1882 aan de B. Mij. 1 millioen jaarlijks zou zjjn cadeau gegevenmaar uit de thans gegeven cijfers blijkt, dat in de laatste 10 jaren gemiddeld f 2,576,000 de winst was. Daaruit ziet men, hoe lichtvaardig destijds in Indië werd gehandeld. Zulke voordeelen kunnen ook voor de toekomst verkregen wor den. En nu staan de kansen van een proces gelijk voor den Staat en voor de Maatschappjj. Beiden wagen ten slotte evenveel. Maar de vrees voor een proces behoeft inderdaad niet zoo sterk te wegen. Dat is bij hem nooit het geval geweest. Immerswaar gehandeld is in strijd met de verordening van 1878, kan eene ministerieele machtiging de onwettige daad van den Gouverneur-Ge neraal niet dekken. Daarenboven was de Staat jarenlang verstoken van een billjjken cjjnsterwjjl de Billiton- Maatschappjj millioenen heeft verdiend, 's Lands belang maakt het dus wenscheiijk de overeenkomst niet te bekrachtigen en dat de Regeering krachtens de conclusie van 1882 trachte meer roordeelige voorwaarden te be dingen al was het bij overeenkomst voor 75 jaren, óf de exploitatie voor Staatsrekening te nemen waartegen hjj niet zou opzien, gelet op den grooten tinrjjkdom dien Billiton nog bevat. De heer Lieftinck stelde voor de beraadslaging te sluiten. De minister van koloniën verlangde niet meer het woord te voeren De motie Lieftinck werd zonder hoofdeljjke stemming aangenomen en de overeenkomst verworpen met 48 tegen 42 stemmen. Tegen stemden de heerenvan der Kaay, Bahlmann, Hennequin, Travaglino, Zijp, Smeenge, de Meijier, lïartogh, Haf mans, Zaayer, van Vlijmen, Conrad, Guyot, Ferf, Róeü, van Beamingen, Borgesius, Tydeman, Pyttersen, Mees, Royaards, van Alphen, de Beaufort, Löben Seis, Poelman, Rutgers, Tydens, Cremer, Vrolik, Keuchenius, G. van Dedem, Heldt, Smit. van Gijn, Roessingh, Houwing, VeegensSeret, Liejtinck, Geertsema, Kerdijk, Zijlrna, van Houten, Schepel, de Kanter, Sanders, Levy en A van Dedem. Vóór steraden de heerenSmits van Oyen, v. d. Borch, v. Velzen, Noordtzij, Havelaar, Beelaerts, v. Kerkwijk, Viruly, Land, v. d Schrieck, Bevers, Donner, Schaepman, d'Ansembourg, Hintzen, v Delden, Kielstra, Reekers, Brant- zen v. d. Zijp, Lambrechts, Harte, Hordijk, v. Nunen, Boreel, Walter, v. d. Velde, S. v. d. Oye, van den Berch v. Heemstede, Vermeulen, Goekoop, de Ram, Mackay, Nor man, Kolkman, v. d. Feltz, Mutsaers, v. Bylandt, Bool, Diepen, Dobbélman, van Berckel en de voorzitter. Het Hoofdstuk Onvoorziene uitgaven werd met algemeene stemmen aangenomen. Daarna ging de Kamer uiteen. Den 18 is tot secretaris der gemeente Heemstede benoemd de heer A. G. A. baron Collot d'Escury. De gemeenteraad van Nijmegen heeft den 19 be sloten tot uitbreiding en verbetering dor gemeentelijko gasfabriek, geraamd op 50000, en den gasprjjs, met in gang van 1 Januari 1892, vastgesteld op 6 '/2 cent per kub. el bij een jaarlijksch verbruik van 13000 kub. el en op 6 cent bjj verbruik boven 3000 kub el. De Nederlandsche Handelsreizigers-Vereeniging hield den 19 te Rotterdam hare jaarljjksche algemeene vergadering. Uit het op die vergadering uitgebrachte vei slag is gebleken dat het, aantal leden in het laatste jaar vermeerderd is met 46 en thans 214 bedraagtdat der donateurs met 66 en nu is 240 dat voor het nieuw begonnen jaar weder 23 leden en 30 donateurs aangenomen waren. Het kapitaal vermeerderde met f 5500 en bedroeg op 30 November f 36,670. De sta tuten der Yereeniging werden herzien. Bjj kon. besluit van den 19 No. 3 is vastgesteld het cjjfer der Rijksbijdragendie aan gemeentelijke en bijzondere normaallessen en aan hoofden van scholen zullen worden verleend voor elk der door hen in den loop van het jaar 1892 ter opleiding tot onderwijzer aangenomen personen, nadat deze in den loop van 1894 of later de aktebedoeld in art. 56 onder a der wet tot regeling van het lager onderwjjs, zullen hebben ver kregen 1° voor hen die bjj gemeentelijke en bij bij zondere normaallessen zjjn opgeleid a. gedurende ten minste 2 jaren f 300 b. id. 3 jaren f 400c. id. 4 jaren f 500 2° voor hen, die door hoofden van scholen zijn opgeleid a. gedurende ten minste 2 jaren f 200 id. 3 jaren f 250 id. 4 jaren f 300. In den nacht van den 19 op den 20 is overleden de heer dr. J. Beckeringh Vinckers, hoogleeraar te Gro ningen. Den 20 is op den heide nabjj de Craailoosche laan in een uitgegraven gat het lijk gevonden van A. de Rid der te Hilversum gep. indisch militairdie op twee krukken liep en bljjkbaar den 19 op weg van Bussum waar hjj gebedeld had naar huis gaande in dat gat gevallen was, waaruit hij zich niet had weten te werken zoodat hjj tengevolge van de koude overleden is. Den 21 is voor wiskunde 1. o. te 's-Gravenhage toegelaten de heer Henri Mellet van Haarlem. Den 21 is de trein, die te 7 50 uur van Groningen te Leeuwarden aankwam en door twee locomotieven werd getrokken ontspoord onmiddelijk vóór het stationop het hart van den kruiswissel. De voorste locomotief pas seerde den wissel doch de tweede ontspoorde geheel en geraakte in het zand. De bagagewagen werd ingedeukt en de haofdconducteur Kuyk kreeg eene onbeduideude ontvelling in het aangezicht. De reizigers bekwamen geen letsol. Den 22 is te Oojj bij Zevenaar de zoon van een landbouwer door het jjs gezakt en verdronken. Bij de op den 22 te Amsterdam gehouden her stemming voor lid der Prov. Staten van Noordholland is gekozen de heer mr. J. E Henny, lib, met 2486 van de 3780 geldige stemmen. De heer mr. J. A. N. Tra vaglino kath bekwam 1294 stemmen. Den 22 is te 's-Hertogenbosch eon 14 jarige jongen door het jjs in de Wetering gezakt en verdronken. Bjj kon. besluit van den 22 zjjn, met ingang van 1 Januari a.s.benoemd tot hoofdinspecteur van den Rijkswaterstaat de heer G. van Diesen, thans inspecteur en tot inspecteur de heeren J. M. F. Wellan en W. F. Leemans, thans hoofdingenieurs der eerste klasse. Bjj kon. besluit van den 22 is benoemd tot grif fier bij het kantongerecht te Heerenveen de heer mr. S. J. H. van Walchrenthans griffier bij het kanton gerecht te Hedcmbllk en tot griffier te Uledemblik de heer mr. J. Wessels Boeradvocaat te Hoogeveen en plaatsvervangend griffier aldaar. Bij kon. besluit van den 22 is aan den heer dr. L. J. Egelingop het door hem gedaan verzoekeervol ontslag verleend als lid van den pensioenraad voor bur- gerljjke ambtenarenmet daukb tuiging voor de in die hoedanigheid aan den lande bewezen dienstenen benoemd tot lid van dieh pensioenraad de heer dr. G. P. van Tienhovwven lijfarts van H.M. de Koningin. Bij kon. besluit van don 22 is het permanent tech nisch comité voor artillerie en geniezaken met 1 Maart 1892 opgeheven, en aan de vaste leden van die instelling als zoodanig eervol ontslag verleend ouder dankbetui ging mede voor de diensten, in die betrekking door hen bewezen. Den 21 en 22 is te s'-Gravenhage voor fransoh M. O. voor de volledige akte B toegelaten E. E. Hart- mann te Haarlem. Den 22 is te Haarlemmermeer aanbesteed het bouwen eener brandvrjje bewaarplaats aan het Raadhuis

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 2