y li ij i) a o No. 154*. Brie en RTegentigste Jaargang. 1891. 25 DECEMBER. TWEEDE BLAD. NATIONALE MILITIE. I n s c li r ij v i n g\ Amsterdamsche Brieven. ALKIAARSCHE COURAAT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond nitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het gebeele rijk 1,—. De 3 nummers O,©O. Telefoonnummer3 Prijs der gewone Advertentie»: Per regel ©,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR; Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats blad No. 72); Roepen bij deze op Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Januari 1892 hun negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de mannelijke geborenen van 1873), om zich ingevolge art. 15 en 20 Idier wet, in de maand Januari 1892 in het daartoe ge- |reed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen inschrijven. De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het raadhuis alhierdes avonds van 5 tot 7 uren op Dinsdag en Vrijdagtot 20 Januari 1892 en verder aan de gemeente-secretarie. De verplichting tot het doen der aangifte berust op den militieplichtige zei ven bij ongesteldheid afwezig heid of ontstentenis op zijn vader is deze overleden I op zijne moeder, en, zijn beide overleden, op den v"" - 1 Zij maken voorts de ingezetenen om- "''S' 1 volgende bij genoemde wet ^-aorjtzaam öp Voor in--' „.„naakte bepalingen, als: 10, hij -#«««» wordl gehouden: jj,,. - vader, of Is deze overleden, wiens moe- - of zijn beide overleden wiens voogd inge zeten is volger.s do wet van 28 Juli 1850 (Staats blad No. 44) 2o. hij die geer^ '^ders of voogd hebbende, gedurende de laatste maanden vóór lo. Januari 1892 bin- eersta voordracht was een pleidooi voor eene betere ver binding tasscheu Paramaribo en het Lawa-gebied waarvoor de heer Zimmerimnü stoomtram het beste middel achtte. Daarvan droomde hij zich gouden bergen, niet alleen voor het nieuwe terrein zelve, maar ook yoor Suriname. Het ligt niet in onze bedoeling, den heer Eokhout op den voet te volgen bij zijne met veel geestdrift uitge sproken rede ter aanbeveling van spoorlijnen op de ge noemde groote Soenda-eilaudeu. Alleen een gedeelte daarvan verdient onze bijzondere aandacht en wel dat, waarin hij het hollandsche koloniale bestuur met de bit terste verwijten overlaadde. Zondor schroom toch ver klaarde do heer Eekhoutdat hij zijne ontwerpen vóór zijn vertrek naar Europa had onderworpen aan het oordeel van een hooggeplaatst ambtenaar in Indië, die hem ten antwoord gegeven hadJawanneer onze koloniën engelsch waren dan zouden die spoorwegen er uit een politiekstrategisch en commercieel oogpunt reeds be staan, maar bij de tegenwoordige toestanden zal men in Nederland nimmer daaraau denken." Die meeuing zoo „incr preker voort is in Indië ioder onbevooroordeelde toegedaan. Waarlijk, -wy gfe]0oveu geen onverdienstelijk werk te volraten als wij deze gelegenheid, te baat nemen om te wijzon óp het hoogst gevaarlijke, het verderfelijke van deze theorieën. Te meer is dat het geval, omdat de heer Eekhout niet de eerste Nederlander is, die in het openbaar de wenschoüjkheid betoogt, dat de nederlaudsche vlag in Azië's zuidoosten plaats make voor de Union Jack. In De Indische Tolk van het Nieuws van den Dag van den 3en November j 1 werd door den heer_ R. A. van Sandick in dienzelfden geest gesproken. Wel is waar verschool hij zich daarbij achter de meedingen van anderen en uitte hij zich alleen op Voorwaardelijke wijze nen Ned ^J^d verblfjf hieldi j ïr a 3o. hij, vr^jj wiens ouders de langstlevende ingezeten maar een goed verstaander zou zelfs minder noodiD Wits - al is ziin voood geen ingezeten mits hij hebben om te begrijpen, dat de heer van Sandick 't voor J I onZ0 fcoloniSn evenmin een ramp zoude vinden, indien Insulinde onder deuzelfden schepter als Britscb-Indië kwam. De wakkere amsterdamsche afgevaardigde ter Tweede Kamerde heer mr. J. W. H. Rutgers van 3o. anm 'het Rijk verblijf houde, Voor Omgezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, be- h°ore tot een Staat, waar de Nederlander niet aan ^eu verplichten krijgsdienst is onderworpen - tp m aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van we- Rozenburg, heeft dezen schrijver op zflue plaats gezet, I iefkeerigheid is aangenomen. toen hij in de Kamerzitting van den 17en November het De inschrijving geschiedt: bewuste artikel citeerde, maar daar bp tevens verscboonmg lo van een ongehuwde in de gemeente waar de vader, vroeg .voor het iutroduceeren van zoodanig geschrpf. of is deze overledon de moederof zijn beide Eu ziet, nauwelijks zijn wp twee weken verder, of daar overleden de voogd woont wordt in het Aardrijkskundig Genootschap dezelfde stel 2o van een gehuwde en van een weduwnaar in de ling verdedigd die nu nog des te gevaarlijker isver- gemeente waar hij woont: kondigd als zij werd in eene vereemgingdie groote van hem die geen vader, moeder of voogd heeft autoriteit bezit in het buitenland en van wier bpeen- of door dezen is achtergelaten of wiens voogd komsten in de voornaamste buitenlandsche geographische buiten 's lands bevestigd is in de gemeente waar tijdschriften verslag wordt gegeven. Als dan ook weldra hii woont de Proceedings of the Royal Geographical Society een ar- 4o van den buiten 's lands wonenden zoon van een Ne- j tikel wijden aan do laatste bijeenkomst van het Neder- derlander die ter zake van 's lands dienst in een iandsch Aardrijkskundig Genootschapzal daarin Eek- vreemd land woont, in de gemeente waar zijn vader hout's bewering zeker niet onvermeld blijven, of voo<nl het laatst in Nederland gewoond heeft. Dat is een angstige gedachte voor vele nederlanders, Voor de Militie wordt niet ingeschreven: die koloniën en vaderland liefhebben en die weten, hoe lo de in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een weinig kieskeurig Engeland zich steeds in de geschiedenis ingezeten die geen Nederlander is; beeft betoond, waar 't zich de gelegenheid tot machts- o0 do in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze uitbreiding zag geopend. Zijn sommigen onzer landge- zoou van een vreemdeling al is zijn voogd in- nooten dan vergeten, hoe Albion onze stamverwanten in Zuid-Afrika heeft behandeld, hoe der Boeren vaan ver- 3o denzoon' van den Nederlander, die, ter zake van dreven werd van dor vad'ren erf, omdat de Roodrokken 's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen zich de streken wilden toeëigenen, door de Zuid-Atn- of koloniën wóont. kaanders ontgonnen en productief gemaakt 1 En ook in Zii noodicen hen, wien dit mocht aangaan, uit, zoo andere werelddeelen predikt de historie, dat het staat- mogeliik in° eigen persoon de aangifte te doen en daar- kundige geweten van Brittanje, zoo dit aanwezig is, toch einde van Januari te wachten, terwijl in de meeste gevallen is ingesluimerd. Zulk een Rpk waarmede de nala- mede niet tot het einde zij voorts herinneren aan de straf tigen ter inschrijving bij de art. 183 en 188 der wet bedreigd worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. Mac LA INPont. 25 December 1891. De Secretaris, Nphout van der Veen. LV. In ons overzicht van het voornaamste, dat gedurende de afgeioopeil veertien dagen in Amsterdam is voorge vallen willen wij ditmaal eens een groot gedeelte wijden aan dó aardrijkskunde en de met haar in verband staande wetenschappen. Daartoe geeft de algemeene vergadering, dezer dagen door bet Koninklijk HJederlandsCh Aardrijkskundig Genootschap gehouden,gereedelijk aanleiding. GewoOnlpk kenmerken deze bjjeun komsten zich door een zeer geringe opkomst Van bet publiek zoodat liet bestuur in d n laatsten tpd op allerlei maat regelen bedacht is geweest om de vergaderingen aan trekkelijker te maken. Tot dat dool had het in de afgeloopen week kalklicbt-projectiën te baat genomen die moesten d enen om velen te verlokken de wijsheid te komen aanhooren, welke de heer G. P. H. Zimmermann zou verkondigen over het nienwe gebied aan de M irowpne, dat door scheidsrechterlijke uitspraak aan Nederland is toegekend, en kennis te nemen van de denkbeelden des heeren R. A. Eekhont omtrent den aanleg van staats- morwégen in Nederlandscli-Borneo en Zuid-Sumatra. - c heeft 't slechts bitter weinig moeite te kosten om eene tweede Nisero-quaestie in het leven te roepen, waarvan de afloop nog oneindig veel treuriger dan van de eerste zou kunnen zijn, indien de Nederlanders zelve krachtig medewerkten tot het vestigen der meening, dat de Hol landers niet ireer in staat goaijht kunnen worden om hunne koloniën te bestnteü. En brak eenmaal de ure aan, waarop de Landvoogd te Batavia zijn zetel had af te 'staan aan een britséhen opvolger odan was Nederland nog slechts een geraamte van hetgeen het nu isdan zóu men eerst beseffenhoe het verdwijnen der directe voordeelen maar al te vaak ook de indirecte voorbij doet zien. Maar vragen wij verder is> alles in Engelscb- Indië dan Eóö voortreffelijk ingericht, dat er reden voor beslaat om dat land altijd als een model-kolonie te doen voorkomen Tot zekere hoogte is 't niet te ontkennen, dat in Britsch-Indië Veel meer gedaan wordt voor ont sluiting van bronnen van welvaart, voor den aanleg van spoorwegende ontwikkeling van cultures enz De oorzaak van d&'t verschijnsel is uitsluitend te zoeken in de financieele scheiding tusschen Moederland en Kolonie. Wil Voor-Indië spoorwegen hebben dan vindt het en- crelscho parlement dat nitmuutend, maar Voor-Indië moet deze dan ook maar zelf bekostigen. Op die manier kan de engelsche volksvertegenwoordiging wel heel vrijgevig zijn, maar daarom is het tevens onbillijk, wanneer men het' gedrag der nederlandsche daarbij vergelijkt en ons parlement beschimpt, dat het nauwkeütig overweegt, eer het voor Indië gelden uitgeeft, waarvoor de hollandsche schatkist aansprakelijk is. In 1833 bedroeg de Voor- Indische schuld zestig millioen pd. st., in 1876 reeds het dubbele en sedert is deze nog weer aanzienlijk toege nomen. Grooter onverschilligheid dan het engelsche pu bliek jegens zijne koloniën betoont is, juist vanwege die finaDcieele scheidingniet denkbaar. Men moet maar eens lezen, wat daaromtrent gezegd wordt door den heer A. W. P. Verkerk Pistorins, die vóór omstreeks 15 jaren in opdracht van den minister van koloniën, W. Baron van Goltstein een onderzoek instelde naar »de grond slagen van het britsch-indisch beheer." In het verslag dier navorsching heet hot o. a. »De zucht tot politi- seereu is den Brit als aangeboren, en zijne vaak krachtig geuite belangstelling in de openbare zaak is voorzeker wel een zijner meest in het oog loopende kenmerken. Niet minder in 't oog vallend is echter het feit, dat de Eugelschtnan zich bijkans in het geheel niet bekommert om de grootste en rijkste britsche bezittingeen land zonder weerga. Een land datvoor zoover het onder recbtstreeksch engelsch beheer is gebracht, de uitgestrekt heid heeftop Rusland navan Europa en door een vijfde gedeelte van het gansche menschdom bewoond wordt; een land welks geschiedenis, volgens Mill, Mahon en Macauly, voor die van geen ander in merkwaardig heid behoeft onder te doen en welks maatschappelijke iuü tellingen zooals vooral Sir Henry Maine heeft be wezen, de onzen in haar oorsprong verklaren; een land eindelijk, dat niet alleen voor de wetenschap en de kuust„ maar wat voor den praktischen Brit vn^.^Qker nog zwaarder zal wegen ook voor de «gverheid en den handel vau het grootste gewjpat ,iSi j^Iiet alleen het. engelsche volk, ook het ^iirleuient, naar het schijnt, heeft voor Indië geen hartt Ten aanzien van Indië is het slechts een on,tlii?6f. Een cadaver, dat onder den bezie lenden iftvloed van enkele sprekers of onder den over stelpenden indruk eener catastrophe, gelijk de militaire opstand van 1857—58, een enkele maal als door een electiischen schok opspringt, doch aanstonds weder terug keert tot eene zoo rustige rustdat Macaulay zonder overdrijving kon uitroepen: »Een volksoploop in Covent Garden en zelfs het nietigste wetje schijnt meer de aandacht te trekken van het Huis der Gemeenten dan de gewichtigste indische vraagstukken Heeft die financieele scheiding das wel degelijk hare schaduwzijden, toch zou het van groote koloniale onkunde blijk geven om haar onvoorwaardelijk te verwerpen- Integendeel gelooven wij dat deze voor de kolonie in menig opzicht heilzaam kan werken zoodat dan ook onder de indische specialiteiten van Nederland meer en meer stemmen opgaan om ook voor onze overzeesche bezittingen dat stelsel in te voeren. Nemen wij dus aan, dat Voor- Indië in dit opzicht bevoorrecht is boven Insuiinde, dan is daarmee evenwel nog niet bewezen, dat onze koloniën ook uit andere oogpunten minder goed bestuurd worden dan de engelsche. De onlusten, die nu eu dan in Engelsch- Indië losbreken, zijn wel het beste bewijs, dat ook daar niet alles couleur do rose is. De opstanden die Java beroeren het drama van Tjilegon zullen onze lezer» zich zeker nog wel herinneren zijn kinderspel, verge leken bij de uitbarstingen van het fanatisme in Britsch- Indië die telkens honderden menschenleveus kosten. Maar er is nog meer. Nog dezen zomer werd op het Londensche congres voor hygiene en demographie een tafereel opgehangen van de verschrikkelijke sanitaire toestanden in de dorpen en steden van Voor-Indië, waai de mest de bronnen verontreinigt en de onzindelijkheid de lucht verpestzoodat tijdens cholera-epidemieën alle moeiten der doktoren verijdeld en jong en oud, rijk en arm ten grave gesleept werden. In dat opzicht onder scheidt onze Oost zich gunstig van de engelsche bezit tingen. Zoo zou er nog meer te noemen zijn, maar het opgesomde is reeds voldoende om toeh voorzichtig te zijn met onbillijkeonvaderlandslievende uitingen. Het schijnt den Nederlander van den nieuweren tijd wel aangeboren te zijn om alles te roemen en te prijzen, mits 't maar niet nederlandsch zij; moge dat verderfelijke Systeem althans vaq onze koloniën verre blijven, omdat het daar tienmaal meer gevaar oplevert. Verontschul-. dicing vragende, dat wij zoozeer zijn afgeweken van oas ouderwerp, bevelen wij deze beschouwingen onzen lezers ter overdenking aan. Op het eerste gezicht schijnt de sprong van^ dit^ ko loniale onderwerp op de beweging ter lnvrijlieids- stelling van den beruchten socialist Geel geweldig grootmaar als men bedenkt, dat ontevredenheid met het bestaande aan beide ten grondslag ligt, is de afstand niet van dien aard dat een kroniekschrijver daarvoor zon terugdeinzen. Omtrent de druk bezochte meeting in Plancins, waar do zaak van Geel bepleit werd, heoben onze lezers natuurlijk reeds het een en ander uit de am- terdamsche bladen vernomen. Domela Niouwenhuis, wiens aanhang in de hoofdstad zoozeer is gedund, dat hij al een paar malen voor halfvolle zalen is opgetreden, heeft daar nog eens eene poging gewaagd ooi zijue oud<) populariteit te herwinnen. Moge hem dat misset)-^ g0_ lukt zijn om zijn wegslepeudeu betoogtrn;^ aatt d©> zaak van Geel heeft hij zeer veel kwaa'j, gedaan. zoouat, als de regeering er over ba*l gedachtdien misdadiger gratie te schonken, zij dit nu zeker niet zal doet) °r, gezondheid vau Geel zoo hoorden wij op die yerg% ring verkondigen houdt zich goed; de zedelijk trilcht van Geel neemt toe, zoodat hy nog moed bez);t om BZl- drie jaren uit te zitten"; van berouw over Z1jn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1891 | | pagina 5