Posterijen. No. 5. Vier en Negentigste Jaargang, 1892. ZONDAG 10 JANUARI. Dit nummer bestaat uit 2 bladen. EERSTE BLAD. ikinbachtsonderwijs. ten raadhuize der gemeente Alkmaar op DINSDAG en VRIJDAG, 's namiddags van 5 tot 7 uren tot en met 19 Januari 1892. KAMER van KOOPHANDEL en FABRIEKEN- ALKMAAItSCHE COURANT. Doze Couiant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar O,SO; franco door het gebeele rijk J 1, De 3 nummers f O.OH. Prijs der gewone Ad ver tent lën Per regel J O,IA. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer: 3. Door ziekte van het gewone bostellerspersoneel zal de laatste bestelling van 's avonds 9 uur 30 m tot nadere'aankondiging OPUEHEVEAI worden. Voor den Directeur van het Postkantoor te Alkmaar, De Commies, W. BRÜIJN Pz. VF.Kt. A DKKI A'tii op Woensdag 13 Januari 1*91, des avonds te lialf 8 uur. Verkiezing van een President en Vice-President. Ingekomen stukken. Behandeling eener coucept-missive in zake den toegangs weg tot het goederenbureau vau den Staatsspoorweg. Nader voorstel van den heer J. G. Potgieser, betref fende aanlegs! eigers aan de Kanaalkade. De Secretaris II". V. C. rjfxnr v De aandacht van den bezoeker, die een belangstellen - den blik werpt op de zaken, door onze oudheidkundigen met zorgzame band bijeengegaard in de verschillende mnsea, wordt, onder meer, herhaaldelijk getroffen door herinneringen aan het ond-vaderlandsche gildewezen. Soms zijn het deftige charters met fraaie zegels in rood was, gelijk dat, waarbij Karei, Roomsch Keizer, in 1552, den 20 Pebrnari, van Brussel uit, vergunning gaf tot vestiging van het Chirnrgijnsgild Cosmas en Damianns te Alkmaar. Soms ook zijn het bekers en drinkglazen men denke slechts aan de bokalen van het Stoelenmakersgild in de Lakenhal te Leiden, of liever nog aan den beker van het Baandersgild, evenals het genoemde charter in ons alkmaarsch mnsenm die elke gedachte aan def tigheid bij den beschouwer verbannen en veeleer spreken van een gezellig samenzijn van vroolijke gildebroeders. Meestal hebben deze herinneringen aan lang vervlogen toestanden echter een meer bepaald karakter. Niet steeds roepen zij voor den geest hoe een vroeger geslacht wist. feest te vieren en evenmin houden zij altijd de gedachte levendig aan het oorspronkelijk en ruim begrip van gild, waaronder aanvankelijk eenvoudig viel te verstaan een zelfstandige voreeniging van vrije mannen. Ten eerste zijn het meestal voorwerpen, af komstig van de latere vakvereenigiogen. Zoo treft men in ons te weinig bezocht mnsenm te Alkmaar, gildepenningen aan van baan- ders (touwslagers), lakenkoopers, schilders en schoeuma kers. Ten tweede, en dit is van niet minder belang, levert hier een schilderij, ginds een glasruit, in lood gezet en kunstig gesnoden, b.v. in het rijk voorzien stedelijk mu seum te Leideu, het bewijs, dat de gildeproeven bij deze vakvereenigiogen niet werden verwaarloosd. Beschouwt men deze gildeproeven en denkt men daar bij aan den arbeid, geleverd door den werkman van den tegenwoordigen tijd, dan kan de vergelijking niet steeds uitvallen ten gnDste van het heden. Het wordt er dan niet duidelijker op, met welk recht zoo menig werkman zich tegenwoordig tooit met den weidschen titel van meester in ziju vak. Wel verklaart zich dan hoe het mogelijk is, dat wij Nederlanders zoo vaak loopen aan den leiband van winkeliets, die alle oog schijnen verloren te hebben voor lijnen, vormen en kleuren, en wier buiten- andsche, smaaklooze voorwe rpon toch zoo gretig koopers vinden. Trouwens deze laatste opmerking is verre van nieuw en de hoop mag worden uitgesproken, dat de tijd van verval reeds voor een goed deel is doorloopen, om plaats te maken voor beter toestanden. Nadat bij art. 53 der staatsregeling van 1798 alle gildencorporation of broederschappen van neringen ambachten of fabrieken waren vervallen verklaard, nadat, bij publicatie van 5 October van dat jaar, ieder vrijheid was gegeven om zoodanig eerlijk bedrijf aan te vangen als hij zelf verkiezen zou, was, als vrncht der revolutie, menig misbruik van het gildewezen met wortel en tak uitgeroeid, maar tevens de band verbroken, die eertijds meester en gezel vereenigd hield. De meester had er geen belang meer bij den gezel degelijk onderwijs te verschaffen, want de uitkomsten van dat ouderwijs zouden allicht komen ten bate van anderen, in wier dienst de leerling mocht overgaan, zoodra hij kans zag meer loon te ver dienen. Met de opleiding raakte het al treuriger en treniiger gesteld en de nadeelige weerslag op het bedrijf bleef niet uit. Gelukkig werd het zoo erg, dat men begon te zinnen op middelen tot herstel. Van meer dan ééne zijde werd er op gewezen hoe wederinvoering der gilden in ge- wijzigden vorm, veel goed kon maken. Laatstelijk vond deze meening onder anderen krachtigen steun bij den Pans. Wat hiervan echter komen mag, of de moderne maat schappij al dan niet haar toevlucht zal nemen tot ruime invoering van wèl georganiseerde vakvereenigingen, één ding verdient zeker aller aandacht. Het is de verbetering van het vakonderwijs. En ook dit is reeds lang ingezien. Timmeren, smeden, steenhonwen wordt evenmin in de wieg geleerd als schil deren of boetseeren. En waar het onderwijs in de werk plaats alles te wenschen overliet, moest op andere wijze aan de behoeften der aankomende werklieden worden voldaan. Men richtte dns ambachtsscholen op in Amsterdam nu een dertigtal jaren geleden, later in Rotterdam, 's-Gra- venhage, Arnhem, Leeuwarden, Utrecht, Leiden en Breda zelfs Batavia bleef niet achterwege. Het zijn echter alle particuliere inrichtingen, overgelaten van het initia tief der ingezetenen. De Staat, hoe gezind hij zich in den laatsten tijd ook betoont om het ambachtsonderwijs te bevorderen, deed tot dusver niet voel, maar bepaalde zich tot het scheuken van subsidie aan deze en gene avondteekenschool. Boven dien werd in 1863, bij de wet op het middelbaar onder wijs, vastgesteld, dat in elke gemeente boven de 1ÜÜ00 zielen een burgeravondschool opgericht moest worden. Men gevoelde, dat aan de zoons der werkbazen op de lagere school niet alles werd gegeven, wat zij aan geestelijke ontwikkeling noodig hadden, om in don strijd des levens welgewapend mede te kampen. Met een vrij samengesteld leerplan werd d""3 b-rgca.uijJsuuoien, onaer leiding van een leoraar bij het middelbaar onderwijs, getracht aan jongelieden, die overdag reeds hnn beroepsbezigheden nitoefendendo noodige keunis bij te brengen. Bleek de stof te uitgebreid, dan werd het programma eenigs zins ontlast, zonder daarom wijziging te brengen in den theoretischeu aard van het onderwijs. Jnist deze theoretische opvatting had ten gevolge, dat het onderwijs op de burgeravondscholen nergens tot zijn recht kwam. En dat om een zeer eenvoudige reden. De oveigroote meerderheid der bezoekers dier scholen be hoort tot den handwerkersstand en daaronder zijn woder de bouwambachten het sterkst vertegenwoordigd. De be oefenaars der bouwambachten hebben, gelijk men weet, veelal vermoeienden lichamelijkon arbeid te verrichten, 's Middags wordt dan ook op den dampenden schotel duchtig aangevallenwant er is behoeften aan krachtig voedsel. Hetzelfde geldt van de behoefte van hun geest, zullen deze zóó worden vervuld, dat er waarlijk verza diging intreedt. Werd hun no 's avonds op de school een tafel vol fijne gerechten voorgezet, dan scheen dit zeker uitlokkend genoeg, maar eigenlijk hadden zij, voor wie deze spijzen bestemd waren, van het genot luttel voor deel, terwijl hnn verlangen naar stevig voedsel, waarop valt te teren, onbevredigd bleef. Met andere woorden er werd niet voldaan aan den onafwijsbaren eisch om den beschikbaren tijd op de school nitslnitend te wijden aan het »hoog noodige en om dit vooral goed en grondig te leeren." Hoe dringend noodzakelijk dit laatste genoemd mag worden blijkt het best uit het belangrijk «Rapport der Commissiedoor de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst benoemd om een antwoord te geven op de vraag: Welke eischen dient men te stellen aan een goede regeling van vakonderwijs voor handwerkslieden in de bonwambachten." Dit rapport, dat zonder overdrijving een leiddraad mag genoemd worden voor den wetgever, wanneer deze eenmaal het lang verwaarloosd ambachts onderwijs gaat ter harte nemen, werd uitgebracht den 5 Juli 1886 en was vergezeld van een memorie van toelichting, waaruit de bovenaangehaalde woorden zijn overgenomen. Het geheele stnk, met de bijlagen, is in den handel (gedrukt bij de Erven H. van Munster en Zoon. De geringe prijs, 25 cent, belet zeker niemand om kennis te nemen van den inhond en een lezen en her lezen is daarom te meer wenschelijk, omdat sedert 1886 nog zoo weinig verandering is gekomen in het burger- avondschoolonderwijs Met één enkele uitzondering, vallen tegen de inrichtingen, waar dit onderwijs verstrekt wordt nog dezelfde bedenkingen aan te voeren, als boven wer den ontwikkeld en kan er geen sprake zijn van vorming der leerlingen, in verband met hnn vak. Zoo was het, een viertal maanden geleden, ook hier te Alkmaar. De vrachten van het onderwijs mochten verre van schitterend genoemd worden. Na een driejarigen cursus konden de leerlingen met een getuigschrift de school verlaten en de proeven van bekwaamheid dier leerlingen leveren dns zeker wel den besten maatstaf om hnn vor deringen te beoordeelen. Welnu, hoe vér uiteenluopende werkkring de jongelieden ook stond te wachten het onderwijs was voor allen gelijk. Hun teekeningen, welke voor den aanstaanden ambachtsman het hoofdvak bij uitnemendheid vertegenwoordigen, geven dan ook voor allen denzelfden leergang weer. Op zeer kleine schaal en lijn voor lijn gecopieerde bouwkundige teekeningen wareu het hoogste, dat werd tot stand gebracht. Diezelfde deuren en kozijnen, want veel verder gingen deze bouw kundige kunstproducten niet, moesten dienen zoowel tot oefening van den schilder als van den smid van den steenhouwer als van den eenigenwien dit onderdeel aangaat, den timmerman. Ouders en voogden gevoelden, dat zulke oefeningen, waar de verver b.v metselverban- den toekendeslechts luttel voordeel konden afwerpen en in het aantal leerlingen was alles behalve vooruitgang waar te nemen. Zoo stonden de zaken, toen de plaatselijke commissie voor het middelbaar onderwijs een kracht ter verbete- ring van zich deed uitgaan, waarvoor deze commissie zeker allo balde verdient. Verplicht de wet aan den eenen kant de gemeente om een burgeravondschool te onderhonden, staan ons aan den anderen kant voor het oogenblik geen middelen ten dienste om een ambachts- dagschool op te richten, zoo laat ons binnen de perken der wet en der gomeente-finantiën streven naar het bereikbare. Met deze gedachte en met het doel voor oogen om zooveel mogelijk do bolangen te bevorderen van de groote meerderheid der jeugdige burgeravond schoolbezoekers, de vaklieden, stelde de commisssie po gingen in het werk om te geraken tot een ingrijpende hervorming. Gelukkig kwam haar daarbij de hulp te stade van een deskundige bij uitnemendheid, die, zelf gevormd in de school van den vakarbeid, na latore stndie, zich, hoewel betrekkelijk nog jong van jaren, reeds een wel klinken den naam had vorworven op het gebied van het ambachts onderwijs. Den 30 December 1890 hield de heer H. J. de Grootdestijds leeraar aan de ambachtsschool te Leeuwarden, in het lokaal de Harmonie alhier, op nit- noodiging der genoemde commissie, een lezing, waarin hii nn vryze ontwikkelde, Hóe goed am bachtsonderwijs behoort ingericht te worden en hoe men daarin te Alkmaar kon voorzien. Deze openbare voor dracht was druk bezocht, de aanwezigen werden getroffen door den eenvoudigen maar helderen betoogtrant van den spreker en gevoelden met hem de noodzakelijkheid, dat het teekenonderwijs, waarop het immers vooral aan komtieder vakman datgene geeft en leert verstaan, waaraan hij in het bijzonder behoefte heeft en waar mede hij dagelijks door zijn beroep in aauraking'komt. De waarheden, die verkondigd werden waren dan ook zoo tastbaar, al zijn ze vroeger niet steeds vol doende ingezien, dat zelfs de tegenstanders van de reor ganisatie onzer avondschool werden overtuigd. Slechts een zaak kon niet tastbaar worden aangetoond. Aan de wanden der zaal waren namelijk teekeningen opgehangen, welke den aard van het gewenschte teekenonderwijs moesten verduidelijken. Deze teekeningen, op groote schaal uitgevoerd, waren, naar de spreker mededeelde, door de leerlingen der ambachtsschool te Leeuw.rden zelf ont wikkeld, naar ruwe schetsen met opgegeven afmetingen. En nn wilde het bij verschillende hoorders er niet in, dat jonge leerlingen, ook bij een driejaarljjksch dagon derwijs, in staat zonden zijn dergelijke teekeningen zelf standig op te zetten en uit, te werken. Deze laatste bedenking nam niet weg, dat de proef met de avondlessen genomen werd, waarbij het gemeen tebestuur het voorrecht had den heer de Groot zelf als directeur aan de gereorganiseerde school te verbinden. Thans is, sedert 1 September 1891, een halvo jaarcursus achter den rug. Wil men niet afgaan op het feit, dat in deze vier maanden het aantal leerlingen op buiten gewone wijze is toegenomen, dan kan men, hoewel uit den aard der zaak van enkele maanden avondonderwijs niet hetzelfde verwacht mag worden, wat te Leeuwarden op den driejarigen dagcursus werd verkregen, op onze alkmaarsche inrichting zelf gaan zien, hoe hier thans gewerkt wordt. Zulk een bezoek is inderdaad de moeite overwaard. Treedt men de lokaleu der avondschool binnen dan is een overzicht gemakkelijk te verkrijgenwantwat men van deze lokalen ook zeggen moge, door overgroote ruimte zondigen ze niet. Bij het gaslicht ziet men tal van ambachten vertegenwoordigd in de personen van jougelieden, die, op groote teekenborden na de vaksge- wijs gegeven mondelinge toelichting, bezig zijn hnn meetkunstige fignren te constrneereu, hnn projecties te ontwikkelen of levenlooze voorbeelden in haudteekening weer te geven. Hier zijn timmerlieden bezig, al naar de mate hunner geoefendheid, volgens de eigenhandige schet sen van den directeur en in verschillende afmetingen de doorsneden te ontwikkelen vau ramen, deuren, kozij nen kappen en trappen Ginds ontvangt een smid les in verschillende ijzerverbindingen, als vierkante en ronde revetten, zwaluwstaarten, kruis- en voorbanden enz. Bij grootere geoefendheid ontvangt hij leiding om eenvoudige onderdeelen van machines (tot herstelling waarvan een smid zoo vaak geroepen wordt) in teekening te brengen en leert bij verschillende handvormen construeeren van hengel-, spoor- en conische raderen. Als proef op de som of hij alles wel goed begrepen heeftbrengt de smid eindelijk verschillende zaken in scheeve en isometrische projectie op het papier. De verver vindt een ruim veld met steeds opklimmende reeksen van oefe ningen in het nabootsen en ontwerpen van vlakversierin- gen en in het zuiver schetsen en opwerken van verschil lende lettersoorten. De meubelmaker Maar waarheen zon het voeren, voort te gaan in de omschrijving der taak, die ieder in het bijzonder op de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1892 | | pagina 1