Onze kinderrijmen. Stadsberichten. Beurs- en Marktberichten. BURGERLIJKE STVNI). Arrondissements-Rechtbank te Alkmaar. Kinderrijmen" staat er boven dit stnk, kinderrijmen een schijnbaar onbeteekenend iets, maar dat toch gerni- men tijd onze aandacht heeft geboeid en ons leven ver volde. Kinderrijmen ieder heeft ze juichend meegezon gen als hij met de anderen ronddanste in den vroolijken kinderkring, ieder herinnert zich nog de pret van op vaders knie te mogen paardrijden ieder weetdat moeder hem zachtkens in slaap heeft gesust met welbe kende wiegeliedjes. Maar als kind gaven wij er ons geen rekenschap van dat die rijmpjes, waarmee wij aftelden, slechts onbegrijpelijke klanken waren en dat er slot noch zin was aan de versjes, die moeder ons voorzong; doch onder geworden merkten wij dat r»p en menig onzer heeft tben de schouders opgehaald over onzin als: „Uin duin, dori, Lansi Dori Lausiakkerman Plimplam in 't zakje Violette Pransche commissaris Pief, paf, af," over wartaal als„Zwanen witte zwanen Wie wil er mee naar Engeland varen? Engelland is gesloten De sleutel is gebroken Vette kapoen, wat doe je hier? Ik bak mijn brood en brouw mijn bier, Zeven paarden voor een wagen Had ik een stok ik zou ze jagen Had ik een zweep, ik zou ze slaan Dat ze den hoogen berg opgaan. Hooge bergen diepe kuilen Niemand kan den dood ontschuilen Als hij komtdan komt hij snel Wacht je voor de zonde wel." En toch zijn er tegenwoordig velen die dien onzin opteekenen en verzamelen omdat zij wetendat wat onzinnig lijkt het daarom nog niet behoeft te zijn en dat als de sluier, die een raadselachtig waas over vele dier kinderrijmpjes heeft geworpen wordt opgelichtdiezelfde schijnbare wartaal ons allerlei merkwaardige dingen kan leoren. Vooreerst wijs ik er op, dat onze rijmpjes niet uitslui tend rijmpjes zijn van de streekwaar wij wonen, maar dat in België en Duitschlandin Denemarken en in Zwitserland ja zelfs in Zweden en sommige deelen van Hongarjje door de kinderen rijmpjes worden gezongen die soms woord voor woord met de onze overeenkomen en even onsamenhangend en onbegrijpelijk schijnen als deze. Dit nu is heel merkwaardigwant de kinderen van het eene land kunnen al die rijmpjes niet aan die van het andere hebben overgeleverd. Tot voor korten tijd bekommerde niemand zich om die kinderversjes, nie mand schreef ze op, ze leefden alleen in den mond van hot kind en gingen van kind op kind over. En nu die zelfde reidansen en diezelfde versjes toch in alle landen, waar Germanen wonenbekeud blijken te zijnvolgt daaruit, dat de grondstof van die gemeenschappelijke rijmpjes overoud moet zijn. Zij moet dagteekenen uit den tijd toen de stamvaders der verschillende Germaan- sche volken nog tezamen rondzwiervennog één volk uitmaakten, met dezelfde begrippen en denzelfden gods dienst. De stof voor die rijmpjes is dus meer dan 1000 jaar oud, dagteekent uog uit den vóór-Christelijken tijd onzer vaderen. Deze ouderdom maakt onze onzinnige rijmpjes reeds eerbiedwaardig en verklaart, dat ze voor ons grooten- deels onverstaanbaar zijn geworden. Maar er is meer. Tegenwoordig laten wij die kinderrijmpjes en reidansen aan de kinderen over. Zij behooren hun. Maar niet altijd is dat zoo geweest. Het patertje wordt tegenwoordig nog wel door volwassenen gedanstvoor honderd jaren was dat zeer gewoon. Het jonassen, dat wij nu alleen nog met kindoren doen, behoorde in de 17e eeuw tot de bruiloftspret. En in de middeleeuwen vermaakten aan zienlijke volwassenen zich met spelen, die nu alleen bij kinderen in zwang zijn. Zoo is langzamerhand bij de kin deren terecht gekomen, wat oorspronkelijk gebruik was bij groote menschen. En wat in de middeleeuwen reeds tot spel en tijdverdrijf was geworden, zij het dan ook voor ouderen, was oorspronkelijk ook daartoe niet be stemd. Neen, verscheideno der spelen, waarbij onze kin deren half dansend, half loopend in een kring voort schrijden en zingen, zijn rechtstreeksche overblijfselen der plechtige reidansen, waaraan ook door de vorsten en edelingon onder de onde Germanen ter eere hunner hei- donsche goden werd deelgenomenen de versjes, thans nog door de kinderen daarbij gezongen, zijn verbasterin gen, verknoeiingen, der heilige liederen dan aangeheven. Onze kinderspelen en rijmen kunnen dus licht ver spreiden over de denkwijze onzer heidensche voorouders, waarvan wij zoo weinig weten zij kunnen ons ook in lichten omtrent allerlei oude gebruiken, die thans reeds lang vergeten zijn maar waarvan de kinderspelen een merkwaardig getrouwe afspiegeling geven. Wil men voorbeelden Een bekend spel is dat van wolf en schapen Herderlaat je schaapjes gaan Ik durf niet. Waarom niet? Van den ruigen wolf niet. De ruige wolf is gevaDgen Tusschen twee ijzeren tangen Tnsschen zon en maan Herder laat je schaapjes gaan." Welnu, dit spel heeft een diepen zin. De Germanen geloofden, dat hun goden, de goden des lichts, eindelijk door die van de duisternis zouden worden overwonnen en dat dan de wereld zou vergaan. Een der wezens, waarvan het verderf dreigde, was een vreeselijke wolf, die dagelijks in kracht toenam. Daarom boeiden de goden hem vóór hij nog volwasseu was met een tooverband en klemden dezen tusschen twee rotsen vast. Zoolang hij zoo gevangen zat, waren de goden veilig, als het hem ten slotte golukte zich los te rukken, brak de dag van den wereldsondergang aan. De wolken werden in de Germaansche mythologie vaak als schapen gedacht. Ook wij spreken nog van schapenwolkjes en van schaapjes aan den hemel. Vandaar dat de god dor wolken als her der wordt voorgesteld. Wat zien wij nu in ons kin derspel? De herder durft zjjn schapen niet te laten gaan uit angst voor den wolf. Maar hij hoort nu, dat zijn doodsvijand gevangen is, tusschen ijzeren tangen, zegt het rijm de rotsen der overlevering. Alles is dus veilig. Onbezorgd kan hij zijn schapen laten gaan. Maar wat gebeurt In het spel wordt onverhoeds een der sohapen gegrepen. De wolf is losgebroken en werpt zich op zijne vijanden. De wereldstrijd begint. Het schijnbaar onzinnige kinderrijmpje bewaart dus de herinnering aan de voorstelling onzer vooronders om trent het lot van goden en wereld. En dat wij hier werkelijk met heidensche overlevering te doen hebben en niet maar met een gewonen wolf, die schapen grijpt, blijkt duidelijk uit den regel: »tusschen zon en maan." Immers de heidensche Germanen stelden zich voor, dat deze hemellichamen door twee wolven werden vervolgd de een snelt de zon na, om deze te verslinden, de ander loopt voor de zon uit en zoekt de maan te grijpen. Dit kinderrijmpje is heinde en ver bekend. In verschil lende deelen van ons land van België en Duitschland, ja tot in Zevenbergen toe vindt men het met geringe afwijkingen terug. Een ander voorbeeld levert het hierboven medegedeelde rijm van zwanen, witte zwanen." Ook dit is zeer ver breid en bevat herinneringen aan heidensche voorstellingen. Dit alles in bijzonderheden aan te toonenzou te veel plaats vereischen. Ik vermeld dus alleen, dat Engeland hier het verblijf is eener Germaansche godin, het licht rijk, waar de zielen der afgestorvenen en der ongeborenen te midden van heerlijkheid en bloemenpracht vertoeven. De toegang tot dit doodenrijk staat niet altoos open. Men kan zich dien slechts verschaffen met een bijzonderen sleuteleen been of een knokkel. Men stelt zich voor, dat het ligt onder een hoogen glazen berg, en de doode, die in het lichtrijk wil komenheeft dus paarden en wagen noodig om den top te bereiken. Met deze over levering hangt ook samen het spel „Wie zit er in 's Konings huisje? 's Konings dochtertje. Hoeveel kinderen heb je? Zeven. Mag ik er een van hebben? Neen zoozeker niet. Dan zal ik er een van stelen en dat van „Er zit er een in den gouden ketel, Die kan naaien die kan braaien (d. i. breien) Die kan mooie poppetjes maken. Linksrechts Hou je rechter knokkel weg." De berg is hier vervangen door een paleis door een ketelzooals elders door een toren. Do godin zit te spinnen omringd door de zielen der nog ongeborenen. Het lichtrijk is gesloten en de zielen kunnen het niet verlaten tenzij een knokkel het heeft geopend. Ook de zeer onzinnig schijnende rijmen, die beginnen met „Een twee, drie, vier, vijf, zes, zeven Anna met de lappen kwam me tegen hebben betrekking op dezelfde mythe. Mij dunkt dit is genoeg om te doen zien dat wij ook uit onze kinderversjes uog leeren kunnen, en dat het dus de moeite loont ze te verzamelen. Natuurlijk is niet alles belangrijk en niet alles oud maar dat is van te voren niet altijd te bepalen. Wellicht blijktdat wat wij eerst voor waardeloos hielden, toch wel degelijk waarde bezit. En nu kom ik met een verzoek tot allen die dit stukje lezen. Ik tracht in het belang der wetenschap zoo mogelijk alle Noord-Hollandsche kinderspelen en rij men bijeen te brengen en dat is mij zonder uw hulp onmogelijk. Sommige streken zijn arm aan deze merk waardige overblijfsels uit den voortijd, ons gewest is er juist zeer rijk aan. Uit mijne geboortestreek de Zaan landen heb ik met anderer hulp reeds omstreeks 500 verschillende rijmpjes en spelen van allerlei aard kunnen opteekenen en dus van ondergang redden. Ik roken nu op de bereidwilligheid van zeer velen in de overige dee len onzer provincie, opdat over eenigen tijd oene bijna vol ledige verzameling van Noord-Hollandsche kinderrijmen het licht kan zien. Het is hoog tijd, dat ze opgeteekend worden; over 25 jaar is wellicht veel verloren van wat nu nog bekend is. Iedereen kan daarbij behulpzaam zijn. Men neme slechts de kleine moeite van een paar der rijmen, die men kentop te schrijven en mij toe te zenden. Men denke echter niet: »Ik zal mijne rijmpjes maar niet opteekenen want een ander zal ze wel hebben opgege ven want als ieder zoo dachtdan gebeurde er niets, en hoe meerderen aan het opschrijven gaan hoe beter. Ik hoop niet, dat iemand er door zal worden afgeschrikt, dat het een onbekende is, die hem om zijne medewer king vraagtwant het kan nu eenmaal niet anders. Men doe dan ook die moeite niet om mijnentwille, maar ten bate der wetenschap. Ik zal echter allen vriendelij ken zenders en zendsters zeer erkentelijk zijn. In iedere plaats zijn wel personen die belangstellen in dingen als die waarover dit stukje handelt. Hunne namen ken ik echter niet. Toch ben ik zoo vrij mij tot hen te richten. Wellicht willen zij zich de moeite getroosten elk in hun nen kring, bij vrienden en verwanten, rijmpjes en spelen te verzamelenen dus in het klein te doen wat ik in het groot onderneem. Wellicht kunnen zij mij op die wijze veel verschaffen, dat mij anders onbekend zou blij ven. Ik verwacht echter niet alleen zulke grootere bjjdra- gen. Natuurlijk niet. Alles, ook de kleinste mededeeling, hoe schijnbaar onbeduidend ookis mij zeer welkom. Vreesdat men op zal teekenen wat ik reeds weetbe hoeft evenmin iemand te weerhoudenwant de kans daarop is zeer klein. Van de 5 rijmen, die men opschrijft, zullen er minstens 3 mij in het geheel niet of alleen in afwijkende lezing bekend zjjn en elk nieuw bouw steentje heeft voor de wetenschap waarde. Niemand rneene dus dat als hij slechts een paar rijmpjes heeft mede te deelen of slechts brokstukkeu kentdat deze de moeite van het zenden niet waard zijn. Het een kan wellicht het andere aanvullen. Wat ik dus verlang is niet weinig. Vooreerst kende ik gaarne andere lezingen van in dit stuk genoemde rijmpjes. Verder wenschte ik mededeeling van wiegeliedjes en kinderdenntjes, van kinderspelen met de daarbij be- hoorende versjesvan de verschillende manieren van knikkeren, tollen, krijgertje spelen enz met de plaatse lijke benamingen daarvoor van rijmpjes bij het touwtje springen schommelen en wippen van raadsels als Ekkie-rekkie zat op 't hekkie, Ekkie-rekkie brak haar nekkie, Eu daar is geen eene timmerman, Die Ekkie-rekkie wéér maken kan," van scheldrijmpjes als: Dief dief dangen Morgen moet je hangen Overmorgen kop afslaan Zondag naar het kerkhof gaan." Verder aftelrjjmen als: »Een, twee, drie, vier, vijf, Dag, leolijk oud wijf, A, ra, rot, Gij gaat vort nazegrijmen als: »Hier heb je de sleutel van de monnikepoort, Breng hem zonder lachen voort. Daar leit een schuitje, Dat is beladen met iespele, kriespele, kraspele, krul" en leugenrjjmen als: »Toen ik te Lombardije kwam, Raadt ereis wat ik daar vernam. Het varken zat bij de haard en spon, Het haantje lag in den wieg en zong, Het katje karnde de boter, Het hondje likte de schotel, De vleeremuis die veegde 't hnis, Toen kwamen de zwarte zwaluwtjes, Die brachten het vullis uit." Versjes op den ooievaar, op de slak, op het lievehoers- haantje, op den vlinder en op andero dieren zijn zeer wel kom. Welke Sinterklaas- en Sinterinaarteuverzon kout men Hoe luiden de liederen bij den rommelpot en bij de ster op Kersttijd. Hoe is het lied van de Pinkster bloem Wat zingt men bij het hooien, bij het maaien, bij het spinnen, enz? Wie kent weersvoorspellingen als: »een koude dooi, een wisse dooi" en »met nieuwe maan moet de wind van zijn plaats, anders vergaat de wereld En eindelijk, wie deelt mij sprookjes en spookhistorios mede Ik bedoel niet die, welke uit boeken afkomstig zijn, maar de oude verhalen, die nog bij het volk leven. Zoo is er een verhaal van een gouden arm in een zak, een ander van Kruisje-Fibblion, en een dat vertelt, hoe Jantje door zijn booze stiefmoeder wordt geslacht Jantje, leg je handje ereis op het blok, Moeder, wat moet dat beduiden Dat zal Jantje straks wel zien. Hak of, hak of, Jantje's heele handje was of, en dan aan zijn vader wordt te eten gegeven, enz. Mon ziet dus, dat alles van mijne gading is, en dat ieder in staat is, mij iets mede te deelen. Ik hoop nu maardat zeer velen zoo vriendelijk willen zijniets voor mjj op te schrijven. Wil men het liever niet recht streeks aan mij zenden, dan kan men het ook bij den uitgever dezer Courant bezorgen, die dan voor verdere opzending wil zorgen, maar het is natuurlijk eenvoudiger, de goede gaven terstond naar Leiden te zenden. Ik hoop, door dit stnk hier en daar belangstelling te hebben ge wekt voor onze lang miskende kinderrijmen en te hebben aangetoond, dat ook schijnbaar onbeduidende zaken be langrijk kunnen zijn. Met verlangen zie ik nu den stroom van mededeelingen tegemoetdie thans zal beginnen te vloeien. G. J. BOEKENOOGEN, Leiden. litt-cand. Alle op het kanaal van en naar deze gemeente varende booten hebben sedert den 17 den dienst wegens het ijs gestaakt. GEBOREN. 16 Jan. Anna, D. van Dirk Volger en Cornelia Zoetemelk. 17 Jan Z. van Adam Konijn en Jantjo Rood. Willem, Z. van Cornelis Groot en Grietje Dek ker. Susanna Hendrica AnthoniaD. van Bernard Joseph Hilbers en Maria Anthonia Cla- sina Paloari. 18 Gurbe, Z. van Hendrik Nauta en Jacoinijne Lea Dekker. 19 Aagje, D. van Dirk Klomp en Klaasje Hartland. OVERLEDEN. 18 Jan. Simon Slikker, 67 j. en ruim 7 m. Zitting van 19 Januari. M. W., Egmond aan Zee, mishandeling, 3 dagen gev. A. B., Egmond aan Zee, beleedigiug, 3 boete. subs. 3 dagen hecht. G. B., Egmond aan Zee, verwonding, 3 weken gev. A. J. P., Alkmaar, diefstal, vrijgesproken. G. B., Alkmaar, als boven, 3 maanden gev. J. O., Schagen, beleedigiug, vrijgesproken. J. S Helder, diefstal, 2 maanden gov. A. D Haringcarspel, mishandeling, 2 maanden gev. N. M., Oudcarspel, diefstal, uitgesteld. M. S., Heldor, verbrijzeling, 3 weken gov. H. N., Nibbikswoud, mishandeling, 10 boete. subs. 10 dagen hecht. J. L., Hoorn, beschadiging, 2 maanden gev. W. K., Twisk, diefstal, vrijgesproken. J. H., Enkhuizen wederspannigheid enz., 1 maand gev. en 2 boeten van f 3 subs. 3 dagen hecht, voor elke boete. J. S.. Medemblik, mishandeling, 15 boete, subs. 15 dagen hecht. S. V., Hoorn, als boven, 8 dagen gev. ALKMAAR 18 Jan. Aangevoerd 3 koeien en ossen f 190 a 260, 82 vette kalveren f 40 a 96. per pond f 0,80 a 0,90, 8 nucht. kalvereu f 8 a 14 51 vette schapen f 16 a 22, 162 votte varkens f 0,34 a 0,50 per pond 18 magere f 8 a 12, 1 bok f 2,25. AM STERDAM 18 Jan. Aardappelen Friescbe Dok- kummer jammen f 3,40 a 4,dito Franeker f 3,40 a 4,dito Zaaiers f 3.50 a 3,60, Gold. blauwe f 3,50 a 3,80 Zeeuwsche spuische jammen f4,50 a 5,50 dito Poters f -,a dito Flakkeescho f 3,50 a 3,75 dito blauwe f 3,10 a 3,40, Pruisische Hamburgers f 5,— a 5,25, DuitsChe roode f a -,Hillegommerzand f -,alles por mud. 18 Jan. Petroleum onveranderd. Amerk loco f 8, Sept./Dec. f 7,25. E. Russ. r>nveranderd. Raapkoeken f 65 a 95. Lijnkoeken f 9,50 a 14,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1892 | | pagina 3