KANT. No. 11. Vier en Negentigste Jaargang. 1892. ZONDAG 24 JAN LARI. Dit nummer bestaat uit 2 bladen. EERSTE BLAD. Officieel Gedeelte. Grondbelasting. Maatschappelijke strijd. FEUILLETON. jj Roman uit het Berlijnsche leven, ALkMAARSCHE COURANT. Deze Couiant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,8®franco door het geheele rijk J 1, De 3 nummers f O,O®. WWlll IARïa "Q Telefoonnummer: 3. Prys der gewone AdvertentlPn: Per regel j O,IA. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. OPKOEP1WG. MATTHIJS BLOMlaatste woonplaats Amsterdam wordt verzocht zich dadelijk ter gemeente-secretarie aan te melden. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt, op grond van artikel 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad no. 22), bij deze ter keunis van de ingezetenen der gemeente, dat het kohier der Grond- bei a s t i u g alhier, dienstjaar 1892. op 20 Januari 1892 door den Provincialen Inspecteur der directe be lastingen in Noordholland executoir verklaard heden aan den Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven. Ieder belanghebbende wordt vermaand op de voldoening van zijnen aanslag acht te geven, ter voorkoming van gerechtelijke vervolging. Alkmaar 23 Januari 1892. Het Hoofd van het Bestuur voornoemd, A. MACLAINE PONT. Naast den tarieven-oorlog dien sommige natiën tegen elkander voeren om den invoer en het gebruik van vreemde voortbrengselen van landbouw en nijverheid te bemoeielijken, staat een andere, niet minder bedeukelijke strijd onder de burgers van denzelfden staat, over het loon en den dagelijkschen duur van den arbeid, over de geheele inrichting van den maatsehappelijken arbeid zooals die in den loop der eeuwen zich heeft ontwikkeld. Men wijst op de armoedede onvoldoende woning en kleeding, het ontoereikend voedsel, waarmede duizenden en tienduizenden zich moeten tevreden stellen, op bet nijpeud gebrek dat hier en daar geleden wordt. Wij kunnen ons moeielijk iemand voorstellen die het zon willen looehenen; die wil zien, bespeurt allerwegen veler lei maatschappelijke ellende die lang niet altijd is te wijten aan eigen schuld. Alleen wanneer iemand mocht beweren, dat het lot van den arme. van den behoeftige, van den werkman en den arbeider slechter is dan vroe ger, spreken wij hem tegen. In het algemeen zijn huizing, kleeding en voedsel beter dan in vroegere tijden, deelt de mingegoede meer dan vroeger in de genoegens van het maatschappelijk leven en geniet hij meer van de vruchten onzer beschaving. Dat dit zoo is, mag evenwe! volstrekt geen reden zijn om met den tegenwoordigen toestand vrede te hebben en niet alle krachten in te spannen om er verbetering in te brengen. De vraag is maar langs welken weg en door welke middelen Er zijn er die meenendat het mogelijk en iu het 18) DOOR PAUL. I.IYDA1. Achter het buffet stond eene bejaarde, netjes gekleede vrouw met vriendelijke oogendie op het hoofd eene zeer kunstig opgemaakte hooge mnts droeg, welke op eene muurkroon met allerlei tinnen geleekdie door een breed, rood zijden lint met elkander verbonden waren. Hotte vroeg haar, of zij ook wist waar mijnheer Wil- dicke zat. .Wildicke? Wildicke O, ge bedoelt manken Frits? Wel, daar zit hij 1 In het hoekje bij den schorren kwartel 1" De .schorre kwartel" was eveneens een bekend in breker, die eigenlijk Julius Heydel heette, en eene vrij goede tenorstem bezat, waarop hij zich veel liet voor staan en waaraan hij den bijnaam van .schorren kwartel" had te danken. Juistdaar zat hij 1 Onder eene afschuwelijke oleo- graphie van den uapolitaanschen visschersknaap van Gnstav Richter. Hotte tikte hem op den schouder. Wil dicke stond op, zoodra hij Johann had herkend, en beiden verlieten het lokaalzonder een woord met elkander gewisseld te hebben. »Wel?" vroeg Wildicke. »Van avond .Eindelijk! Hoe laat?" »In geen geval vóór twaalven. Zij is naar het bal. Het rijtuig is tegen kwart vóór twaalven besteld." »En nn is het?" »Zoowat half elf." algemeen belang wenschelijk zou zijn allen arbeid door den staat zeiven te regelen en aan ieder van staatswege te doen verstrekken, niet wat hij heeft verdiend, maar wat hij noodig heeft. Wij voor ons achten gelijk be kend is, een regeling van allen arbeid door den staat wel mogelijk waarom niet maar wij zijn tevens overtuigd, dat zulk oen regeling ons zou voeren, niet tot zekere algemeone welvaart, maar tot algomcene ver arming en verwildering. Het zon geeu nut hebben, bij zoo groot verschil van meening over dit punt langer te sprekenendaarom bepalen wjj ons liever tot de wenschen van anderen, die minder ver van ons af staan. Er is een stiijd, zegt men, tusschen kapitaal en arbeid, tnsschen hen die met hetgeen zij bezitten iets onderrie men. die landbouwer, fabrikant of koopman worden, en hen die niets anders bezitten dan hun werkkracht en do kennis van hun handwerk of bedrijf, en daarom tegen loon voor anderen werken. Dat loon zegt men, is te gering, en de arbeid die er voor verricht moet worden is te lang en te bezwarend. Wederom erkennen wij dat voor sommigen het loon te gering is om zelfs op bekrompen voet in de behoeften van een niet te talrijk gezin te voorzien en dat voor sommigen de arbeid te lang duurt om tijd over te laten voor eenige rust, ver- poozing en geestelijke ontwikkeling, waaraan ieder mensch behoefte heeft en die hij niet kan ontberen zonder hetzij zijn lichaamskrachten te sloopen, hetzij geestelijk te ver stompen of te verwilderen. Doch dit is volstrekt niet bij allen het geval die van hnn geestelijken of lichame- lijken arbeid moeten leven. Die treurige toestand is niet algemeen. Voor velen is de arbeid niet te lang en niet te bezwarend en het loon niet te laag; dat gezinnen waarin geen orde, geen overleg en spaarzaamheid ge vonden worden of die buitengewoon talrijk zijn, vaak met armoede te kampen hebben, ligt daarenboven in den aard der zaak. Voor allo bedrijven voor alle soort van werk een gelijk loon en een gelijken dnnr te bepalen, is op zich zelf zoo dwaas en zoo onredelijk, dat waar schijnlijk niemand er aan zon denken het punt ernstig te hespreken, als er niet zoovelen waren die kort en goed beweren dat het heel verstandig en heM billijk zon wezen, en ongelukkig nog meer die het op hnn zeggen gelooven. Dat men te langen en te bezwarenden arbeid voor vrouwen, kinderen en onvolwassenen verbiedt, heeft onze volledige instemming, en wij hebben er ons over verheugd dat iu ons land voor hunnen arbeid regelen zijn gesteld, dieofschoon de ondervinding ongetwijfeld hier en daar fouten en leemten zal aanwijzen, de vergelijking met de wettelijke bepalingen in andere landen zegevierend kun nen doorstaan maar om in alle vakken en in alle tijden van het jaar voor volwassen mannen den tijd te bepalen dien zij mogen werken, en het loon dat zij moeten ver dienen daartoe zien wij geen kans. Dat iemand die een groot gezin heeft en langen tijd tegenspoed en wei nig werk heeft gehad ook wanneer hij veel werk en gelegenheid heeft om goed wat te verdienen, niet langer zon mogen werken dan b. v. een ongehuwde die niet veel noodig heeft en geeu tegenspoed heeft gehad, daar van kannen wij de billijkheid maar niet inzien. Even- »Dan ga ik dadelijk aan het werk. Rosa hoop ik nog wel in de Friedriehstrasse te vinden. Maar in elk geval tien minuten vóór twaalven ben ik present 1" Ja maar het is geen grapje 'Och, jij bent gek! Zorg maar dat je vleesch voor dat ondier hebt »Die doet mij geen kwaad »Het andere komt wel terecht! En jij geene rare dingen doen, hoor! Je weet dat ik een goede vent ben, maar ik kan drommels ongemakkelijk worden 1" »Het zal wel gaan; maar ik zei alleen maar dat het geene gekheid is. En dat is het waarachtig niet .Kerel je bent niet wijs. Morgen avond als je de duiten in den zak hebt, zal je er wel anders over denken. En nu voorwaarts marsch 1 Ik moet nog even naar de kroeg Ik moet nog betalen. Tien minuten vóór twaalven ben ik present Johann stapte weer in de droschke, die aan den hoek wachtte. Op het Slotplein liet hij stilhouden; in de kraampjes, die daar ter gelegenheid van het Kerstfeest stonden, kocht bij n°g li'ings wat peperkoek voor den koetsier en twee doosjes met speelgoed voor de kinderen van den portier, en reed daarna tot den hoek der Behren-en Mauerstrasse. Hij betaalde den koetsier, gaf hem de beloofde fooi en legde den kleinen afstand naar de grafelijke woning te voet af. Hij kwam voorbij Bertha's venster en kuchte Het venster, dat aanstond, werd op een kiertje geopend. »Hij komt!" zei Hotte, en neuriede terstond een liedje. Hij hoorde hoe het venster gesloten werd. Even over elven belde hij aan. Den portier gaf hij het speelgoed dat deze op Kerstavond voor zijne kinderen onder den boom moest leggen en de man was zeer getroffen door deze vriendelijkheid. Toen ging Hotte naar zijn kamertje, dat op de Wilhelmstrasse uitzag, en ver wisselde zijn phantasiepak met zijne livrei. »Ik zal de gravin wel halen," zeide hij tot Bob, die in de vestibule wachtte. Ga jij maar slapen." Nadat hij zijne zware pelsjas met den grooten kraag had aangetrokken, klom hij op den bok, en tien minuten over half twaalf reed de equipage van den graaf bij baron min begrijpen wij dat het billijk zon wezen, indien een mijnwerker dagelijks even lang moest werken als een pruikenmaker of een winkelier. Een maatschappij, waarin de vlijtige en de voortvarende werkman niet meer zou mogen verdienen dan de lnie en de tragekomt ons nog altijd minder begeerlijk voor. Wij hebben deernis met den man, die ook bij goeden wil een achterblijver en in zijn vak een brekebeen blijft; wij meenen dat zoo iemand aanspraak heeft op de hulp en de toegevendheid van zijn medeburgersmaar dat aan hem ook evenveel loon voor zijn werk zou moeten worden uitgekeerd als aan den knapston werkman in zijn vak, ook dat wil er bij ons nog maar niet in. Maar met dat al is hot niet minder waar, dat het de plicht is van ieder die er iets toe kan bijbrengen het zijne te doen om in sommige bedrijven en voor sommige soorten van werk het ontoereikende loon to doen stijgen en den te langen arbeidsduur te verkorten. Dat de staat deze zaken niet bij de wet kan regelenis nog altijd onze overtuiging. Ook erkennen wij, dat er, tot zekere hoogte althans, strijd is tusschen de belaugen van do werklieden en van hen in wier dienst zij werken en van wie zij hun loon ontvangen. De werkman zal altijd geueigd wezen om zijn loon zoo hoog mogelijk testellen; de patroon zal zooveel mogelijk willen verdienenen dikwijls ook geen hooger loon kuunen geven, al zon hij het gaarne willen. Waar de winst groot genoeg is om het loon te verhoogen, zullen de bezwaren wel niet groot zijn om aan billijke eischen van de werklieden te voldoen. En waar dat niet het geval is, zon het daar niet op den weg dor patroons liggen, indien zij overtuigd zijn dat de arbeid beter betaald moet worden zich met elkander te verstaan, een gemeenschappelijken maatregel te nemen en het publiek aan te zeggen dat zij voor hetgeen zij leveren iets meer in rekening zullen brengen Om dit te kunnen doen, is het echter volstrekt noo dig, dat er aan beide zijden meer sameo werking meer goede wil, meer vertrouwen wordt gevonden dan tegen woordig in den regel het geval is. Die van meening is dat hij zich alleen om zich zeiven en om zijn eigen be langen moet bekommeren, kan hiertoe niet medewerken; maar gelukkig zijn er niet velen die zoo denken, en nog minder dan er openlijk voor uitkomen. Er is geen ver- foeilijker gezegde dan het bekende .Ieder voor zich en God voor ons allen" en het is werkelijk onbegrijpelijk, hoe men het in onze maatschappij nog zoo dikwijls hoort gebruiken. Christelijke en Joodsche godsdienst leeren juist het tegenovergestelde; en die noch Christen noch Jood wil heeton wil althans voor uiet minder menech- lievend niet minder menschelijk, niet minder humaan doorgaan. Als deze gevoelens werkelijk zoo algemeen zijn, behoeven wij niet te wanhopen. Kamers van arbeid wil men oprichten, waarin vertegenwoordigers van patroons en van werklieden in gelijken getale zullen samenzitten, om onderlinge geschillen te bespreken en te vereffenen of, wat beter is, door samensprekiug en onderling over leg geschillen te voorkomen. Uitmuntend; maar waar de goede gezindheid ontbreekt om de belangen van anderen evenzeer te behartigen als de onze, waar ieder alleeD denkt Von Heddersdorf voor. Hij had op den bok scherp uit gekeken in alle richtingen. De Wilhelmstrasse was als uitgestorven zoover het oog reikte, niets dan sneeuw. Wildicke had eenige moeite gehad om den .schorren kwartel" kwijt te raken, die hem van avord met alle geweld wilde vergezellen. Hij was nog inderhaast naar eenon vriend in de dichtbijzijnde Mehnerstrasse geloopen, en had dezen gezegd dat hij op moest blijven en er voor moest zorgen dat men ongemerkt in huis kon komen want dat er iets gebeuren moest. Toen had hij eveneens eene droschke genomen en zich naar de Friedriehstrasse laten rijden. Daar zocht hij onder de dames, die op deze ure daar een luchtje plegen te scheppen, zijne Rosa, en vond haar al spoedig. Al pratend wandelden zij samen langzaam voort in de richting van den Wilhelmsplatz. HOOFDSTUK VI. De .fine flenr" der berlijnsche kringen was heden verzameld in de grootsche feestzalen van baron von Heddersdorf Om de orde te bewaren reden vóór den ingang pohtie-agenten te paard op en neer, die den koetsiers hunne bevelen toeriepen. Onder de talrijke gasten, die de gewelfde danszaal in het midden en de andere salons, welke er op uitkwa men vuldenwas er niet één die uiet door eene bij zondere gunst van het lotdoor aangeboren of verwor ven voorrechteneene hooge positie bekleedde. Men vond er de leden der aanzienlijkste familiesdragers van vorstelijke namen de hoogste officieren en burger lijke ambtenaren des lands de vertegenwoordigers der vreemde mogendheden manuen die in koost en weten schap uitblonken In één woord, bijDa ieder was één dier personen, op welke men den vreemdeling, die Ber lijn bezoektopmerkzaam maakt, wanneer hij hen toe vallig ontmoet. In de gewelfde zaal werd druk gedanst. De jonge officieren van de cavalerie der garde mnntten door bijzonderen ijver daarin uit, en daar het seizoen nog nauwelijks begonnen wasen velen dezen avond

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1892 | | pagina 1