KANT. No. 56. Vier en Ttfegentigste Jaargang. 1892. ZONDAG EERSTE BLAD Dit nummer bestaat uit 2 bladen. Binnenland. 8 MEI. FEUILLETON. jj Roman nit Ret Berlijnsche leven, ALkMAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,tAWfranco door het geheele rijk J 1, Do 3 nummers f 0,06. Prys der gewone Advertentiën Per regel J 0,16. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer: 3. TWEEDE KA SIKH. Interpellatie over de HlddernaehtsiBendlng. De heer Keucbenius zeide den 5, dat de voor zitter hem den wensch had uitgesproken, dat deze inter pellatie niet tot gelach of spotternij aanleiding mocht geven Hij voor zich en zijne partij zouden er zeker geen aanleiding toe geven. En hoewel de .Liberale Unie bij haar optreden gemeend heeft de parti) van het christelijk geloof te moeten bestrijden, is het een feit, dat ook aan de linkerzijde oud-evangeliedienaars zitting hebben, die christendom en zedelijkheid niet zullen bespotten. Het is zijn doel niet dit Kabinet of den minister van oorlog politieke moeielijkheden in den weg te leggen. Hjj erkent den ijver, de kunde en goeden wil van velen der minis ters, speciaal van den minister van oorlog, die dit o.a. getoond heeft door het toelaten van christelijke scheur kalenders in de kazerne. Dit geeft hem hoop dat dit Kabinet ook de belangen der zending onder de militai ren zal bevorderen en daarom zal hij het zoo lang mo gelijk steunen. Omtrent de interpellatie zelve kan hij kort. zijn. Kapitein Roelants heeft de feiten zelf gepu bliceerd in eene brochure en de bladen hebben zich veel vuldig met de zaak bezig gehouden. De heer Roelants was een der medeoprichters van de Vereeniging voor de „Middernachtszending", te Zetten gevestigd onder leiding van ds. A. Piersou, directeur van de Heldring-gestichten enz., en dat door de .kleine kereltjes", zooals burge meester Veniug-Meinesz het noemde, wordt gesteund en wier doel het is om de openbare ODtucht, vooral in de openbare buizen, te bestrijden. Een predikant van Brooklyn heeftblijkens het door den heer Pijttersen uitgegeven geschrift, bij datzelfde streven van groote zelfverlooche ning en ijver blijk gegeven en zoo kan men ook van onzen ds. Pierson in dat opzicht zeer veel goeds ver wachten. Kapitein Roelants toont een man van vaste beginselen en van innige overtuiging te zijn, zonder vrees voor zijne belagers of spotters of voor superieuren of chefs. Wat hij deed, kon niet een officier doendie moderne beginselen huldigt; kan alleen een officier doen, die onbevreesd zijnen God dient en van de hoogste waar heden diep overtuigd is. Men heeft echter niet genoeg gewaardeerd hetgeen kapitein Roelants als middernachts zendeling heeft gedaan. Door een plaatselijk onderzoek te Arnhem, waar in de onmiddellijke nabijheid van de kazerne eenige bordeelen zijnheeft hij zich van het gebeurde persoonlijk op de hoogte gesteld. In bijzonder heden toont hij aan, dat het optreden van kapitein Roe lants vele jongelieden van veel kwaad heeft teruggehou den. Zijn optreden gaf natuurlijk aanstoot. De burge meester zelfs ontbood hem en de hoogere officieren te Arnhem maakten aanmerkingen op zijn gedrag, waarte gen klachten werden ingebracht. De heer Roelants was zich echter bewust van zijn recht om te handelen, gelijk hij deed, naar zijne godsdieustige overtuiging. Hij bleet op den ingeslagen weg voortgaan, hetgeen aanleiding gaf tot de klacht, dat hij zijne zedelijke en maatschappelijke plichten verzaakte en tot het bevel van den minister Bergansius, dat hij niet in uniform als middernachtszen deling mocht optreden. Aan dat bevel is voldaan. Maar hij meent, dat men een officier niet mag verbieden zijn uniform te dragen bij de vervulling van den hem uit drukkelijk bij het krijgsreglement opgelegden plicht om voor orde en tucht eu dus tegen ontucht te waken. En waarom zou een officier in de bordeelen wel, daarbuiten geen uniform mogen dragen 'i Intusschen heeft kapitein Roelants het werk der Midder nachtszending voortgezetmaar had iu bnrgerkleeding natuurlijk minder invloed. Zijne chefs verboden hem echter ook zonder nniform de Middernachtszending voort te zotten. De tegenwoordige minister handhaafde -dat ver bod en het govolg was, dat hij den dienst verliet, terwijl hem eon pensioen van f 1430 werd toegelegd, ofschoon hij aanspraak kon doen gelden op hooger pensioen. En nu stelt hij den minister van oorlog de vraagin welke verhouding s'aat het departement van oorlog tot offi cieren, die zich wijden aan de Middernachtszending en aan de bestrijding der openbare ontucht En aan de ministers van justitie en binnenl. zaken vraagt hij in welke verhouding de regeering staat tegenover de ambte naren. die zich aan datzelfde werk wijden. Hij heriunert hierbij aan het adres van de Vereeniging van den .Vrou wenbond" tot verhooging van het zedelijk bewustzijn ondersteund door 38.000 vrouwen van alle rangen en standen. De voorzitter merkt op, dat hij van het onder werp zijner interpellatie afdwaalt. De heer Keuchenins herneemt dat, strikt geno men, de geheele zaak der prostitutie bij dit onderworp behoort. Hij zal het echter niet verder uitwerken en bepaalt zich tot den aandrang aan de Regeering om de openbare ontncht zooveel mogelijk tegen te gaan. De minister van oorlog zegt niet officieel te kennen do berichten en rapporten van midernachtszen- delingeu door den interpellant aangehaald. De regeering is echter gaarne bereid alles te d >en wat het zedolijk peil van het volk kan verhoogen. Speciaal voor het leger is de moraliteit een eisch van kracht. Zij mag echter niet toolaten, in het belang van het militair ge zag, dat een officier zich in die richting beweegt zóó en dóar, dat hij aanleiding kan geven tot insubordinatie. Het reglement van krijgstucht verbiedt aan ieder meer dere op te treden, zooals de kapitein Roelants deed. Door eigen voorbeeld kan een officier voorgaan, maar de handhaving der plaatselijke orde is niet aan hem op gedragen En nu heeft de minister Bergansius het advies gevolgd van den divisiecommandant en van den inspec teur °der inafnteriede eerste wilde onvoorwaardelijk verbod, de tweede althans verbod om als middernachts zendeling op te treden in uniform. Minister Bergansius was het eens, dat hij anders wellicht niet voor een hoogeren rang in aanmerking kon komen. Maar van een dwang tot ontslagneming is hier geen sprake. De kapitein Roelants heeft uit eigen beweging, wegens een gebrek aan zijn voet, herkeuring gevraagd en wist vooraf dat hij afgekeurd zou worden. Hij heeft toen het hem toekomende pensioen ontvangen. Van directen of indirecten dwang tot ontslag nemen was geen sprake. Maar wel zou hij gestraft zijn geworden als hij zóó ware voortgegaan. Wordt vervolgd. De vier personen, die den 1 met vereende kracht den majoor der Rijksveldwacht de Jager te Leeuwarden mishandelden, na afloop der meeting in de Schrans, zijn naar het huis van bewaring overgebracht. Uit het on derzoek is gebleken, dat die mishandeling van ernstigen aard is geweest en dat de majoor gedurende eenige oogen- blikken blootgesteld is geweest aan de woede eener tal rijke menigte, die hem geheel omsingeld had. Den 4 des avonds is van het in aanbouw zijnde paleis van justitie te Breda een 33 jarig werkman ge vallen hij was onmiddellijk dood. Hij laat 5 kin deren na. Den 4 is te Hoorn tot wethouder benoemd de heer M. de Jong, die de benoeming aangenomen heeft. Bij kon. besluit van den 4 is bepaald, dat de stem briefjes, ter verkiezing van 2 leden der Prov. Staten in het hoofdkiesdistrict Helderop den 10 en bij herstemming op den 24 in te leveren, zulleu worden geopend onderscheidenlijk op den 12 en den 26. De arr. rechtbank te Utrecht heeft den 5 aan'den heer A. Herkenrath die geen geaoegen genomen had met het aandeel, groot 24000, hem door de directie der Nederl. Rhijnspoorwegmaatschappij toegekend uit het bedrag, dat bij de overdracht met den Staat bedon gen was tot vergoeding van de ambtenaren, voor zoover zij niet overgingen in het nieuwe bedrijf en beweerde recht te hebben op de uitkeering van 8X 6100 of 48800, dien eisch ontzegd met veroordeeling tot beta ling van ®/4 der kosten. Den 5 zijn te Amsterdam vijf van de zes voor on derwijzeres geëxamineerden geslaagd, namelijk de dames E. E. Botman, M. Machielse, C. Vermeer en S. J. Kui pers, allen van Haarlem en M. Platvoet van Velzen den 6 slaagde niemand van de vijf. Den 5 zijn te Haarlem elf van de twaalf voor de vrije- en orde-oefeningen geëxamineerden geslaagd te weten D. Schuitemaker, F. Stam, A. Wit, J. H. Maar- tens, L. L. van den Berg, allen van Amsterdam, Th Jongsma van Purmerend, W. de Jong van Scher- merhorn, J. tea Dam van Wervershoof,'J. Milhren van Hoorn, W. Tuinman van Krosthuizen en J. Swart van Oastwoudden 6 acht van de elfte weten, J. van Berkel en H. G. Smuling van Amsterdam, P. E. C. Melchior van Oudealuls, P. Doedens aan het ZandF. Grim van OterleekN. van Koppel van Petten, W. Boes van (drootschermer en L. W. van der Meer van Kolhorn. Op de lijst van hoogstaangeslagenen in de pro vincie Noordholland komen 552 namen voor. De hoogste aanslag is van den heer jhr. J. B. van Merlen te Heemstede met f 6414.655; laagste aanslag is f 529.89 van den heer E. Goldschmidt te Amsterdam. 61) DOOR PAUL LIAiDAlI. HOOFDSTUK XVII. Vrijheer Emmerich von Saza had langen tijd in het buitenland rondgezworven. Hij had er zich snel over weten te troosten, dat Rosina de Meauclair hem te nacht en ontijde in Venetië snoode had verlaten. Door allerlei zaakjes, fatsoenlijk en onfatsoenlijk, had hij aan den kost weten te komen de onfatsoenlijke hadden de bovenhand en ook met zijnen Weener Handelsvriend had hij een accoord weten te treffen, dat hem voor onaangename kennismaking met de justitie beveiligde. Toen bij van dezen kant geen gevaar meer te duchten had, was hij, in het bewnstzjjn dat eerst in zijn dier baar vaderland zijne kracht zich het best kon ontwikkelen, in het voorjaar van 1883 naar Berlijn teruggekeerd. Daar had hij nu het orgaan der verdrukten, den Rechtsstaat gesticht, een schendblad van de allergemeenste soort. Alle schandaaltjes waren hem hoogst welkom. Het was eene soort van centraalriool, waar al het vuile water van alle kanten saamvloeide. Het was het afvoer kanaal voor alle laagheden en gemeene lasteringen, die men zich maar denken kan. Zoo iemand op het punt van politiek iets tegen de inrichtingen van den staat of tegen de bewindvoerende hoogste ambtenaren op het hart had, en voor de open baarmaking dier bezwaren zich de fatsoenlijke organen der oppositie gesloten zag de Rechtsstaat was bereid het op te nemen. In eiken regel van het politieke ge deelte hoorde eeu eenigzins geoefend oor duidelijk het knallen van den revolver. Doch verreweg het gewichtigste en meest gelezen deel van het blad, dat deel, dat op het blad zijnen eigenaardigen stempel gedrukt had, en waardoor het zich naam had gemaakt, was de rubriek, aan «plaatselijke berichten" gewijdpersoonlijke laste' ringen en aantijgingen van de allerlaagste soort. In elk nummer van het weekblad stonden twee tot drie boosaardige geschiedenissen betreffende personen, die zóó doorzichtig werden aangeduid, dat men ze dade lijk kon herkennen. Deze schandelijke indiscreties be zorgden het blad eenen grooten kring van nieuwsgierige lezers, die wel vol zedelijke verontwaardiging waren over de grenzelooze gemeenheid van het blad, maar toch met een zeker ongeduld op het volgende nummer wachtten en het in Btilte geregeld bij den krantenverkooper kochten, om zich in het geheim te verkneukelen in al die vuil heden. Het blad werd algemeen verafschuwd, maar veel gelezen. Men was er verontwaardigd over, dat zulk een schendblad kon bestaan Maar ieder der verontwaar digden droeg er zijn scherfje toe bij, om te maken dat het kon blijven bestaan. In de kringen der ingewyden wist men reeds lang, dat vrijheer Von Saza de hand had in dit smerige zaakje doch men kon het hem niet bewijzen, men kom hem niet te pakken krijgen. Als zondenbok diende een on beduidende, versjouwde deugniet, die voor een erbarme lijk loon de rol van verantwoordelijk redacteur speelde. Saza hield zich iu zijn ongenaakbaar schuilhoekje ver borgen en dreef daar zijn verachtelijk handwerk. Hij leefde er van, eu deed bovendien het kwade uit innig plezier in het kwade. Hij geloofde, of d ed alsof hij geloofde, dat hij door de maatschappij was mishandeld, en hij achtte zich ge rechtigd zich op deze maatschappij te wreken. Zij had hem niet meer willen dulden in haar midden; welnu dan zou zij hem leeren zich op haar wreken! Ook de schrik was eene macht, eene ontzettende macht! Sinds hij bespeurd had welke uitwerking zijn blad te weegbracht, voelde hg zijne krachten toenemen. Sinds jaren had hij zich niet zoo prettig gevoeld, als in deze laatste maanden. Hij lag languit in den luierstoel, rookte en las den Gil Bias", toen zijne oude huishoudster hem kwam ver tellen dat een jonge dame hem wenschte te spreken. Zij heette juffrouw Bertha. «Laat de juffrouw maar binnenkomen." Saza stond op en ging Bertha, die met eene lichte buiging de kamer binnentrad, vriendelijk tegemoet. «Eindelijk 1 Ik had de hoop bijna reeds opge geven." Hij drukte haar de hand en bood haar eenen stoel aan. «Ja, mijnheer!" begon Bertha, «Ik heb maar besloten uw aanbod aan te nemen. Ge kunt wel begrijpen dat ik er eens over moest denken, bij eenen heer alleen niet waar?" «Zeker, dat is heel goed te begrijpen!" merkte Saza lachend op. «Neen, zonder gekheid!" antwoordde Bertha, die dat lachje zeer goed verstond. «En ik reken er op, dat mijnheer geen misbruik zal maken van het vertrouwen van een fatsoenlijk meisje." «Wel neen, natuurlijk nietl" gaf Saza nog steeds lachend ten antwoord, terwijl hij Bertha een tikje tegen de wang gaf. «Maar begin nu eens met uwen mantel uit te doen en kalm bij mij te komen zitten Wij heb ben nog allerlei dingen te bopraten en te regelen. Wjj zulleu het wel gauw ééns worden." «Dat denk ik ook wel," zeide Bertha, terwijl zij hare parasol op het lage tafeltje naast den luierstoel lei en de keelbanden van haren hoed losmaakte. «Maar eer wij over onze aangelegenheden spreken zou ik wel eens raad van u willen hebben in eene zaak, die mij alleen aangaat." «Met alle plezier, mijn kind! Ga maar zitten..... hier dicht bij me zooEn zeg me na maar eens wat je op het hart hebt!" «Eerst eene vraag, mijnheer! Kan ik op uw stilzwij gen staat maken?" «Natuurlijk!" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1892 | | pagina 1