B i nn enland. Tweede Haner. De aanneming van de door de commissie van rappor teurs ingediende amendementen op het wetsontwerp tot regeling der pensioenen en onderstanden van het personeel voor den loodsdienst voor zeeschepen geschiedde den 17 met 44 tegen 29 stemmen, terwijl het geheele wetsont werp, na die wijziging, aangenomen werd met 70 tegen 3 stemmen van de heeren Bahlmann, Dobbelman en van Houten. Noodwet voor hulpbehoevende gemeenten. De heer de Beaufort (Amsterdam) zal, in afwach ting van eene spoedige afdoende regeling van hot plaat selijk belastingstelsel, welke dringend noodzakolijk is, en zonder zich voor de toekomst te binden, voor deze nood wet stemmen. Wat den toestand in de friescho platte landsgemeenten betreft, is hij van oordeel, dat daar do verkeerde toepassing der armenwet veel bijgedragen heeft tot den drukkenden toestand. De heer Pijttersen verklaart, dat de friesche ge meenten niet op de lijst der bedeelden willen geplaatst worden. Zij willen slechts terugbetaling van een klein deel van hetgeen zij te veel aan 's Rijks kas hebben betaald. Friesland gaat gebukt onder het gemis aan bekendheid van den Rijks wetgever met de behoeften en eischen van het platteland. Hij wenscht betere toepassing der armenzorg, maatregelen tegen absenteïsme (het ver huizen der groote grondbezitters naar elders) en verbe tering der agrarische toestanden niet alleen voor Friesland, maar voor het geheele land. De heer Michiels van Verdnijnon waarschuwt tegen de gevolgen van dezen maatregel, die er toe zal bijdragen noodlijdende gemeenten te scheppen. De heer V e e g e n s raadt ook voorzichtigheid aan. £r zullen zoovele gemeenten komen met aanvragen, dat men een sterk weerstandsvermogen zal moeten hebben. In afwachting van de horziening der armenwet, waartoe men zal moeten komen, zal bij echter voor de wet stemmen Den 18. toen de heer Aü. Mackaij na beëediging zitting nam, zette de heer Mees zijn gevoelen uiteen, dat als men ten slotte voor deze noodwet zal stemmen wogens hare onvermijdelijkheid beraadslaging noodig is om de algemeene overtuiging te vestigen, dat bij de toekenning dezer subsidiën de uiterste beperking betracht moet worden en alles beproefd moet worden om contröle te verzekeren. Het govaarlijke van dezen maatregel is bo vendien, dat de tijdelijke hulp geruimen tijd, wel 5 a 6 jaren, zal kunnen duren en dat dan zelf? niet op eenmaal tijdelijke hulp zal kunnon ontbreken Naar zijne meening heeft de minister het denkbeeld van provinciale ondei-- steuuing te ver weggeworpen. Bleek dat voor Friesland nog onvoldoende dan zou voor die provincie een uit zonderingsmaatregel genomen kunnen worden. De heer Havelaar, instemmende met de meening, dat deze wet wel 5 of 6 jaar kan blijven duren, betoogt, dat dit ontwerp bet begin zal zijn eener belangrijke verhooging van uitgaven en dat de gemeente-uitgaven zullen stijgen, daar de cont.róle van Ged. Staten onvoldoende zal zijn. Daarbij zullen door dit voorstel de zelfstandigheid en onafhankelijkheid der gemeenten sterk bedreigd worden. Erkennende, dat vele gemeenten hulp behoeven, zoo acht hij zeer bedenkelijk dat men niet weetwaarbeen dit voorstel leiden zal. Hij zal den loop der beraadslaging afwachten en voor stemmen, zoo de minister een korten termijn voor dezen tijdelijken maatregel kon stellen. De heer D o n n e r ziet in dezen maatregeldie niet geldt ter voorziening in een buitengewone oogenblikkelijke ramp, maar geruimen tijd van kracht zal blijven, veel bezwaar. Kan men hem niet overtuigen, dat de voor genomen blijvende maatregelen afdoende zullen zijn, dan ziet hij geen bezwaar om tegen dezen tijdelijken maat regel te stemmen. De heer Hnber, ook van gevoelen, dat dit ontwerp voor een onzeker aantal jaren binden zal, zal toch op utiliteitsgronden vóór stemmen. Hij moet zich onder werpen aan het werkplan der regeering, daarin gesteund door de meerderheid. En waar dus eene regeling der gemeente-financiën op andere regelingen zal wachten moet hij stemmen voor een ty delijken maatregeldie voorziet in den wezenlijken nood van vele gemeenten. De nood der friesche gemeenten is buiten kijf en dag- teekent reeds van 1882. De toestand van het armwezen in Friesland kan niet beoordeeld worden naar enkele feiten. Vervolgens wordt besloten deBilliton-overeen- komst na afloop der noodwet te behandelen. De heer van Ve 1 ze n bestrijdtbij de daarop voortge zette beraadslaging over de noodwet het ontwerp, omdat het geneesmiddel erger dan de kwaal is. Hoeveel sym pathie hij ook hebbe voor de behoeftige gemeenten, het subsidiestelsel is in strijd met de beginselen eener gezonde staathuishoudkunde. Vorst Ulrich was hevig ontsteld, toen hij dezen brief las die aan een spooksel uit vroegere tijden dat hij reeds lang verdreven waandeplotseling weer nieuw en angstwekkend leven inblies. Dat deze brief met zijne weldoordachte wendingen die den ingewijde alles zeiden en den oningewijde ge heel onschuldig moesten voorkomen niet het werk eener kamenier, maar een gedieteord iets was, begreep hij dat hijdie dezen brief in de pen had gegeven, vrijheer Von Saza was, wiens naam niet zonder bedoeling was vermeld, vooronderstelde hij. Hot meisje had juist den rechten man voor zoo iets gevonden De vorst begreep ook terstond, dat hier afpersing op groote schaal was beraamd. Ongetwijfeld ware hij zelf tot de grootste geldoffers in staat geweest, indien de zaak zich daarmee in den doofpot had laten stoppen. Doch hij moest bekennen dat dit een onbegonnen werk zou zijndaarenboven was het hem onmogelijk, tot deze beide sujetten in eene afhankelijke verhouding te komen. Van onderhandelen met dergelijke lieden was geen sprake. Hij kon het niet wagen den een of ander in vertrouwen te nemen want in dit geval zou hij dingen hebben moeten aanroeren die niet alleen njn geheim waren. In zijne radeloosheid kwam hij tot geen ander beslnit dan dat hij werkeloos moest blijven en het verdere ver loop moest afwachten. Wordt vervolgd. De heer Roessingh ontkent ten aanzien van de gemeenten in Drente, dat te groote weelde in gemeente lijke huishouding oorzaak is van den nood. De oorzaak ligt voor een groot deel bij den Rijkswetgever, die geen rekening hield met de plaatselijke omstandigheden bij de toepassing der Rijkswetten. De heer O p p e d \j k treedt in uitvoerige beschouwingen over de oorzaken van den nood der friesche gemeenten en geeft den minister den wenk, om door decentralisatie in onderwijszaken en armwezen een beteren toestand in de gemeenten te verkrijgen. De heer Lieftinck verheugt zich, dat de regeering poogt aan den onhoudbaren toestand van den nood van vele gemeenten een einde te maken. Uit volle overtui ging zal hij voorstemmen. De heer T. Mac kay betoogt, dat het voorstel van den vorigen minister veel nut had kunnen stichten. Van dezen minister had hij een gansch andere oplossing ver wacht dan dit zeer ongelukkig voorstel. Het tijdelijk karakter daarvan is voor hem het grootste bezwaar. Hij kan zijn stem aan 't ontwerp niet geven tenzij in de wet de namen der te subsidieeren gemeenten genoemd worden. De heer Bahlmann zou het onverantwoord achten thans tegen dit voorstel te stemmen. Dit verklaart hij ook namens zijne staatkundige vrienden. Maar hij hoopt, dat in het volgende jaar de voorstellen beter zullen worden toegelicht. De heer van de Velde heeft bezwaar langs dezen weg in den nood te voorzien. Ook heeft hij groot be zwaar tegen het gemis aan toezicht door de Kamer op de uit te keeren subsidiën. Den 19 voortzetting der beraadslaging, zoo noodig in eene avondzitting. Billiton-overeenkomst. De minister van kolouiën erkent in zijne memorie van antwoord, dat het aan de Kamer te danken is, dat thans oene betere overeenkomst dan die van Mei 1891 gesloten is kunnen worden. Bestouden de kanson van een proces niet, dan zou hij gemeend hebben het middel om Billi- ton's mijnen zoo productief mogelijk voor de indische financiën te maken, in eigen exploitatie te moeten zoeken. Grooter voordeelen waren er, naar de overtuiging van den minister, die bij de onderhandelingen door beleid volle mannen werd bijgestaan, van de Billiton-Maatschappij niet te bedingen. Hij erkent, dat stijging der produc tiekosten te verwachten is, en dat die stijging onder de nieuwe overeenkomst, ceteris paribusde uitkeering aan den Staat zal doeu dalen, doch de stijging dier kosten zal, na de op Banka opgedane ervaring, slechts gaande weg en langzamerhand plaats hebben. Hij is ongeschokt in zijne overtuiging, dat het bedingen van de geheele bate voor den Staat in den vorm van een nettocijns het doelmatigst was. Aangaande eene ontevredenheidsbetuiging, welke de indische Regeering zou hebben doen toekomen aan een ambtenaar, die van de Billiton-Maatschappij geschenken zou hebben aangenomen, is hem niets bekend. Met de benoeming van commissarissen zal niet verder worden gegaan dan naar omstandigheden noodig is te achten om het toezicht doeltreffend te doen zijn. Het ligt vooralsnog niet in de bedoeling plaatsvervangers aan te stellen. Alvorens kan worden overgegaan tot herziening der onteigenings-ordonnantie, zal eerst de nederlandsche wet ter uitvoering van art. 151 der Grondwet moeten tot stand komen. Recht van vergaderen. De commissie uit de Tweede Kamor heeft rapport uit gebracht over de inlichtingen der regeering op het adres van WH. Vlieger te Maastricht, houdende klacht tegen den burgemeester van Gulpen, wegens het doen staken van eene in die gemeente gehouden openbare vergade ring. Drie leden meenen, dat, daar het hier geldt toepassing eener gemeentelijke politieverordening door het daartoe bevoegd verklaard gezag (de burgemeester van Gulpen ge lastte vervroegde sluiting der herberg op grond der po- litie-verordening), voor de Kamer geene aanleiding kan bestaan om over de wijze van uitvoering een oordeel uit te spreken, evenmin als voor den minister om van regee- ringswege tusschenbeiden te treden, in dien zin, dat hij -Ou trachten op die wijze van uitvoering rechtstreeks in vloed uit te oefenen, onverminderd natuurlijk de bevoegd heid der regeering om die wijze van uitvoering in over weging te nemen bij eventnëele herbenoeming van den burgemeester. Eén lid achtte de regeering alleszins bevoegd om tus schenbeiden te treden en rechtstreeks invloed uit te oefe nen op de wijze, waarop een burgemeester aan plaatselijke verordeningen uitvoering geeft, maar achtte ten deze daarvoor geene aanleiding, omdat overtuigend blijkt, dat de burgemeester in casu de politieverordening van Gulpen terecht heeft toegepast. Al deze vier leden zagen geen strijd tusschen de bepa ling der politieverordening en het grondwettig recht van vergadering, en stellen voor, den miuister van binnenl. zaken dank te zeggen voor de verstrekte inlichtingen. Eén lid stelt echter de volgende afwijkende conclusie voor, nl. om de wenscbelijkheid uit te spreken dat a. door eene aanschrijving der regeering degenen, die met de handhaving der wet van 22 April 1855 (Stbl. n°. 32) zijn belast, gewezen worden op de porkon, binnen welke zij zich daarbij hebben te houden b. de regeering, met de haar ten dienste staande mid delen, zooveel mogelijk wake tegen het toepassen van gemeentelijke politieverordeningen op zóódanige wijze, dat daardoor het recht van vergaderen wordt beperkt, buiten de door de wet van 22 April 1855 (Stbl. n°. 33) getrok ken grenzen. Verbetering van de Berk el, De Schipbeek en de Reggs. De regeering heeft voorgesteld uit 's Rijks schatkist eene bijdrage te verleenen in de kosten van verbeteringvan de Berkel, van de pruisische grens tot aan de uitmonding in den I Jselvan de Schipbeek, van de pruisische grens tot den bovenmond van de Koerhuisbeek, de Koer- h nisbeek en de Bolksbeek; en van de Regge, van Wester vlier tot hare uitmonding in de Vecht, de Diepenheim- sche Molenbeek en de Aa met die vertakkingen, welke bij hooge standen water uit de Schipbeek aanvoeren. Bedoelde bijdragen worden tot twee derden van die kosten verleend aan het waterschap de Berkel en aan de waterschappen de Schipbeek en de Regge en welaan het waterschap van >de Berkel" tot ten hoogste i/:! van ƒ700.000; aan het waterschap »de Schipbeek" tot ten hoogste J/3 van ƒ250.000; en aan het waterschap »de Regge" tot ten hoogste van ƒ550.000. Deze bijdragen worden verleend onder voorwaarde dat a. de verbeteringsplannen voor elk onderdeel van ge noemde rivieven vooraf door den minister van waterstaat worden goedgekeurdb. de straks genoemde waterschap pen zich verbinden de verbeterde riviervakken voortdu rend in goeden staat te onderhouden. Voor de betaling van de bijdragen worden te zijner tijd de vermoedelijk uit te keeren gedeelten op de Staatsbe- grooting beschikbaar gesteld. Uit de toelichting blijkt, dat de minister, om te kun nen beoordeeleu bij welke kleine rivieren sprake kan zijn van Staatshulp voor verbetering, aan de Commissarissen der Koningin in de verschillende provinciën een achttal vragen gesteld, o. a Welke kleine rivieren eischen verbetering en op welke gronden Uit de ontvangen antwoorden blijkt, dat in het algemoen verbetering wordt noodig geacht voor de volgende rivie ren of stroomen de Westerwoldsche Aa, de Oostermoer- sche Vaart, bet Hoornsche Diep en het Peizerdiep in Gro ningen de Linde het Koningsdiep en de Boven Tjonger in Friesland de Oostermoersche Vaartde Reest het Peizerdiep en de Oude Vaart in Drente de Vecht, de Regge met de Aa, de Schipbeek, de Dinkel en de Reest in Overjjselde Oude IJsel, de Berkel, de Linge met Korne tot Buren en de Dortherbeek in Gelderland de Boven-Mark, de Aa of Weerijs, de Mark en Din tel de Oosterhoutsche Haven, de Donge, de Aa, de Oeffeltsche Beek, de Raam, de Bossche Sloot en de Voorste Stroom in Noord-Brabantde Jeker, de Roer, de Niers, de Neer of Jungelwysche Beek en de Geleenbeek in Limburg, en de Eem in Utrecht. Terwijl de minister voornemens is een afzonderlijk voorstel te doen om in den toestand der Vecht te voor zien, wordt thans een wetsvoorstel aangeboden tot voor ziening in den toestand, welke voor de landbouwende bevolking het gevolg is van de herhaaldelijk wederkeerende overstroomingen van de Regge, de Schipbeek en de Berkel. Het aandeel van den Staat in de kosten van de door 3 waterschappon te ondernemen verbeteringen zal het bedrag van ƒ1.000.000 niet kunnen overschrijden. Zeer waarschijn lijk zal dit bedrag echter niet ten volle behoeven uitge keerd te worden. De cijfers, waarnaar de maxima voor de Rijksbijdragen zijn vastgesteld, zijn ruim geraamd, terwijl voldoende waarborgen bestaan voor het betrachten van eene gepaste zuinigheid bij het opmakeu en uitvoe ren van de verbeteringsontwerpen. Betaling van melk naar roomgehalte. Aan de stoomzuivelfabriek te Oosterwolde wordt eene nieuwe regeling ingevoerd, wat betreft de uitbetaling van melk aan de fabriek. Hier betaalt de fabriek niet uit naar de hoeveelheidmaar naar het roomgehalte. Met een enkel woord werd daarvan melding gemaakt. Dit bericht heeft zoo buitengewoou veel belangstelling gewekt in heel het land, dat tal van inlichtingen werden gevraagd. Het be stuur der fabriek, dat gaarne bereid is gegevens te ver schaffen, kan onmogelijk op iedere aanvraag antwoorden, waarom de gelegenheid is gegeven in een ruimeren kring het volgende te kunnen melden. Oosterwolde heeft misschien de eenige fabriekwaar de betaling der melk geschiedt naar het roomgehalte. Deze regeling is het vorig jaar aangevangen en begon men geleidelijk, zoodat de beste melk 1 '/8 maal zooveel waarde kreeg als de slechtste. Hef. verschil is werkelijk veel grooter en de directeur der fabriek, de heer J. Stien- stra, bosloot, de melkprijzen meer te doen varieeren. Zoo is nu de verdeeling, dat voor de beste melk l'/2 maal zooveel wordt betaald als voor de minste. En nog is de uitbetaling naar roomgehalte niet volkomen bereikt, maar zal spoedig geheel worden ingevoerd. De heeren dr. v. d. Zanden en Pyttersen hebben op zich genomen, eene desbetreffende tabel uit het Deensch te vertalen. Is dit werk gereed, dan zal daarnaar worden gerekend. Van vele zijden wordt geopperd dat men ontevreden leveranciers maaktwanneer de een meer voor de melk ontvangt dan de ander. Juist het omgekeerde is hier het geval. De veehouders-leveranciers der melk zien in dat de eerlijke en oprechte weg wordt ingeslagen en van klachten is geen sprakezij kunnen zich overtuigen. Zeer gunstig werkt vooral de prijsbepaling naar qua- liteit op de veevoedering. Er wordt veel meer acht ge geven op de meerdere of mindere degelijkheid van het voeder dan voorheen. Zoo zijn dezen winter proeven ge nomen met verschillende producten van toevoer. Een o a. beproefde grondnotenkoeken, lijnkoeken en zemelen en kreeg tot resultaat, dat do laatste soorten voeder 1 maal zooveel waarde hadden voor het roomgehalte als de eerste. Naar aanleiding van het streven naar meer roomge halte der melk heeft de heer J. Stienstra voornoemd aan de fabriek de gelegenheid geopendde melk van iedere koe afzonderlijk naar het roomgehalte te onder zoeken. De veehouder haalt zooveel glaasjes van de fa briek als hij melkgevende koeien heeft en doet ieder glaasje vol melk van iedere koe een glas. Na het onderzoek woet de boer juist welke der runderen de voor- deeligste en de slechtste zijn. Dat hier voordeel in is gelegen, licht voor de haDd en de boer is vlug besloten, welke runderen hij het eerst ten verkoop aanbiedt. Verschei dene boeren houden een geregeld onderzoek der melk aan met nauwkeurige aanteekeningen. Zelfs wordt het zoo ver in toepassing gebracht, dat de Landbouwvereeniging »Oosterwolde en omstreken" in hare jongste vergadering besloot tot het houden van stierenkeuringen, waarbij de hoeveelheid en het gehalte der melk van de moederkoe vooral in aanmerking zullen worden genomen. Ten slotte nog een voorbeeld, dat betalen naar room gehalte verre te verkiezen is boven die naar de hoeveel heid. Een veehouder-leverancier had het hooi op en moest het vee in het land laten. Daar er nog weinig of geen gras isvoert hij er lijnkoeken bij. Niettemin staat de melkopbrengst op stal 4 tegen in het land 3. En toch is hij aan waarde niet achteruitgegaan. Nu de runderen in het land loopen, is de melk zooveel in roomgehalte verbeterd dat hij nog juist zooveel voor de melk ont vangt als vóór dien tijd op stal. Wat hij dus aan kwan titeit verloor, is aan kwaliteit gewonneD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1892 | | pagina 2