Patenten.
KANT.
No. 73*.
Vier en Negentigste Jaargang
1892.
ZONDAG
19 JUNI.
TWEEDE BLAD.
Gevonden Portemounaie.
Amsterdamsche Brieven.
FEUILLETON.
Buitenland.
jj
Roman uit het Berljjnsche leven,
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant vrordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het
geheele rijk 1,
De 3 nummers ©,OB.
Prijs der gewone Ad vertentlën
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers flBRMs. COS-
TER ZOON.
Telefoonnummer3
De PATENTED voor tappers, slijters en kof-
fiehulshouders dienst 1892/93, kunnen tussohen 20
Juni en 2 Juli des morgens tusschen 9 en 2 uren, op
vertoon der kwitantie van minstens de helft der verschul
digde belasting ter secretarie dezer gemeente worden
afgehaald.
De COMMISSARIS VAN POLITIE te ALKMAAR
bericht, dat in de plantsoenen alhier onder een boomstam
begraven is gevonden een zwart fluweelen Porte
mounaie, inhoudende ruim f 20 aan zilvergeld.
Zijdie eene dergelijke portemonnaie vermissen of
hieromtrent eenige aanwijzing kunnen doenworden
beleefd verzocht, zich aan het bureau van politie te
willen aanmelden.
Alkmaar De commissaris van politie voornoemd,
18 Juni 1892. P. G. C. J. FUNDTER.
LXVII. (Slot.)
Na deze indische quaestie afgehandeld .te hebben, vragen
wij de aandacht onzer lezers voor een genootschap, dat
zijne bemoeiingen wel is waar niet uitstrekt tot een
nederlandsche bezitting, maar toch tot een land, waarin
menig Hollander nog meer belang stelt dan ia zijne eigen
koloniën. Wij hebben de Nederlandse!»- Zuid-Afri-
kaansche Vereeniging op het oog. Zaterdag j.l. hield
zij haar 11e algemeene vergadering in het Gebouw voor
den Werkenden Stand. Niet, dat die bijeenkomst zelve
veel stof tot besprekingen oplevert maar ten volle ver
dient het verslag, dat een week te voren aan de leden
was bezorgd, dat wij daarbij enkele oogenblikken stil
staan. Zuid-Afrika toch is een gebied waar reeds vele
onzer landgenooten, die hier met tegenspoed te kampen
hadden, een goed bestaan hebben gevonden en nu de
goudcrisis heeft plaats gemaakt voor een ongekende
productie der mijnen, zullen de vriendschapsbanden tus
schen Nederland en Transvaal waarschijnlijk Dog weder
worden versterkt. Vooral zal dat het geval zijn, als in
de volgende maand de treinen van Kaapstad tot Johan-
ne sburg kunnen doorrijden en de moeielijkheden, zoo lang
verbonden aan het bereiken der Boeren-republieken, als
door een tooverslag zullen weggenomen worden. Die
spoorlijn wettigt het vermoeden, dat het thans in handels
kringen bestaande wantrouwen tegen Zuid-Afrika het'
geen alleszins gewettigd is, als men bedenkt, hoe bijna
alle nederlandsche maatschappijendie in betrekking
staan met hef land, tijdens de goudcrisis zulke verliezen
hebben geleden, dat zij thans een kwijnend bestaan voe
ren of reeds zijn bezweken zal plaats maken voor de
erkentenisdat eene scheiding tusschen kaf en koren
heeft plaats gevonden en zoowel de hollandsche arbeids-
j?
78)
DOOR
PAUL LIADAV.
De gerechtigheid mijne heeren is niet blind. Zij
ziet scherp en goed! Doch wanneer zij rechtspreekt
legt zij den blinddoek voor de oogen zij weegt slechts
de daad en oordeelt zonder aanzien des persoons.
»En evenals ik mijzei ven geweld heb moeten aandoen
om mij voor zoover de zwakke kracht eens menschen
dat vermag van alle verlokkende persoonlijke invloe
den te bevrijden zoo smeek ik ook u mijne heeren
verhardt uw hart tegen alle opwellingen van medelijden,
die de persoon van den beschuldigde met volkomen recht
bij u doet oprijzen. Denkt alleen aan de zaak Slechts
de zaak hebt gij te onderzoekenover de zaak alleen
heeft uw geweten te vonnissen
»In onze woelige dagen is deze vermaning meer dan
ooit gerechtvaardigd, ja noodzakelijk. De goedoren dezer
wereld zijn niet gelijk verdeelden zijn nooit gelijk
verdeeld geweest. Sedert menschenheugenis doen weten
schap en ervaring, theorie en practijk, al hun best om
de geweldige oneffenheden die zich reeds in do aller
eerste tijden der beschaving vertoonden en met de onb
wikkeling dier beschaving steeds scherper vormen heb
ben aangenomen, zoo mogeljjk te doen verdwijnen. Zoowel
door enkele personen als door groote lichamen is reeds
in deze richting veel voortreffelijks geschied. Tot een
ingrijpend resultaatzoodat zij namelijk die zich ach
teruitgezet, tekortgedaan voelen, zich eenigermate tevre
den gesteld achten, is men nooit gekomen, en zal men
ook bezwaarlijk ooit komen. Die vreeselijke tegenstelling
krachten als het hollandsche kapitaal daar met ingeno
menheid worden begroet, al was het maar alleen om een
dam op te werpen tegen den steeds was6enden stroom
van den engelschen invloed.
Met groote voldoening wordt in het genoemde verslag
gewezen op verschillende ondubbelzinnige bewijzen van
waardeeringdoor de Vereeniging in het afgeloopen
jaar van den kant der Afrikaners ontvangen. Voor
deze doet zij dan ook veel. In de oerste plaats door
het vóór vijf jaren opgerichte Studiefonds, waarvan het
doel is, aan jongelieden uit de Zuid-Afrikaansche Repu
bliek en zooveel mogelijk uit de anderen deolen van
Zuid-Afrika, studiebeurzen te verschaffen, ten einde hen
in de gelegenheid te stellen, in Nederland aan eene der
universiteiten of aan de Polytechnische school te stu-
deeren. Ten andere door de verzending van boeken naar
Transvaal, Vrijstaat en Kaapkolonie, waarvoor slechts de
halve prijs behoeft betaald te worden, daar de Vereeni
ging de andere helft en de vracht naar een Zuid-Afri
kaansche haven op zich neemt. Naar Bloemfontein
werden nog bovendien zestig boeken gezonden om als
schoolprijzen te dienen. De belangstelling in het Zuiden
van Afrika tracht de Vereeniging gaande te houden en
te verlevendigen door het uitgeven van werken welke
juistere begrippen omtrent dat land kunnen verspreiden.
Kortom, waar zij de'gelegenheid ziet om in hare rich
ting werkzaam te zijn grijpt zij deze aan zoodat zij
het volste recht heeft op de ondersteuning van allen, die
heil verwachten van eene vriendschappelijke betrekking
tusschen Nederland en Zuid-Afrika. Prof. Spruyt wijdt
aan haar zijne beste krachten.
Ten slotte nog een staaltje uit het amsterdamsche
achterbuurlenlevenwaarvan ik verleden Zondag
getuige was. Op het Leidscheplein was groote drukte.
Uit het politie-bureau kwamen verscheidene agenten, die
blijkbaar onverwacht waren geroepen, want, met forsche
stappen marcheerend, legden zij nog de laatste hand aan
hun toilet. Het publiek in dichte drommen achter hen,
de Leidsche straat in. Plotseling zwenken de mannen
van het gezag naar rechts en betreden zij zulk een nauwe
zijstraatdat de nieuwsgierige volgelingen op elkaar
worden gedrongen. Weinig lust hebbende mij in dat
gedrang te begevenneem ik het besluitop den hoek
der dwarsstraat de dingendie komen zullenaf te
wachten. Enkele minuten later beweegt zich de men-
schenstroom in de richting van mijn* standplaatsde
dienders zijn in functie. In hun midden bevindt zich een
man met een reuzengestalte; een kerel, die in mij dadelijk
de herinnering aan den Freiherr Von Trerrck levendig
doet worden. Hij gesticuleert druk en tracht de agenten
te bewijzen dat zij hom onrechtvaardig behandelen 't
gelukt mij niet, dit pleidooi te volgen en ik schijn wei
nig daarbij te missen, want overtuigd worden de politie
dienaren niet. Omstuwd door de menigte wordt het
politie-bureau weder bereikt. Anders dan gewoonlijk
wordt daar terstond de deur gesloten, als de herculische
boosdoener binnen is gebracht: onder de menschen ver
spreidt zich het gerucht, dat de hand is gelegd op een
berucht misdadiger. Nu begint de zaak mij eigenlijk
eerst recht te interesseeren. Als de mensqhen ziju afge
trokken maak ik van mijn pers-bewijs dat den meest
norschen agent terstond tot de voorkomendheid in eigen
persoon verandert, gebruik
Lachende verliet ik het politie-bureau. De gearresteerde,
die vier jaren gevangenisstraf achter den rug had was
dien zondagmorgen juist in de echtelijke woning terug
gekeerd. Met een vriendelijk woord had hij moeder de
vrouw begroet, maar spoedig was zijn vriendelijkheid in
felle boosheid ontaard, toen hjj bemerkte» dat zijne we
derhelft, om in haar onderhoud te voorzien, een visch-
winkeltje had opgezet. Dat was beneden zijn stand
beweerde hij bij kris en bij kras, en met een vrouw, die
geen begrip van stand had, kon hij niet leven. En het
juk der vischmanden opnemendwilde hij zijn aristo
cratische neigingen door daden doen spreken als zijne
echtgenoot» hem niet te vlug was geweest en de politie
was gaan halen.
tusschen hen die benijd worden en hen die benijden
heeft juist in onze dagen gelijk wij met afgrijzen
hebben bespeurd door de wandaden der Parijsche Com
mune der Russische nihilistender Iersche Fenians en
door de samenzweringen der internationale socialisten
zjj heeft de ontzettendste misdaden reeds ten gevolge
gehad: moord, roof, brandstichting, verwoesting van
gebouwen en akkersen zelfs de anarchie de omwer
ping van alles, de verwarring, den stikdonkeren nacht
als toekomst-ideaal gepredikt. Geene instelling is gespaard
gebleven voor de aanvallen der verbitterden, en de eer
bied voor het oude en eeuwenlang gewettigde heeft deze
aanvallen niet vermogen af te weren. Aan de grondvesten
van den staat en de maatschappijaan de monarchie
aan de heiligheid der kerk, aan de voorwaarden die in
beschaafde staten de familie in stand houden en aan de
zonen het ongestoord genot verzekeren van datgene wat
hunne vaderen verwierven, aan alles wat ons eerbied
waardig en onschendbaar scheen, is reeds de bjjl der
verwoesting gelegd.
Welnu, mijne heeren, uit deze wilde branding der
partjjen verheft zich als eene onwankelbare rots eene
zekere wijkplaats waarop de woedende golven machte
loos afstuiten. Geen geweld heeft deze kunnen vernie
tigen, en voor den een zoowel als voor den ander der
strijdenden is zjj steeds hetzelfde beschermende eiland.
Dat is het recht
»Als iels in staat is, de schier onverzoenlijke tegen
stelling in onze maatschappij te doen verminderen, dan
is 't het door voornaam en gering, door arm en rijk
gedeelde bewustzijudoch ten slotte in het recht de
bescherming van het goede en de straf voor het kwade
te vinden. De bezittonden en zjj die niets bezitten heb
ben éénzelfde belang er bij, het recht onbereikbaar hoog,
in onbevlekte reinheid te behouden. En onze groote
koning Frederik heeft met volle recht gezegd, dat eene
rechtbank, die een onrechtvaardig vonnis strijktorger
is dan eene moordenaarsbende.
»Het zou ontzettend zijn, wanneer men ons met volle
recht zou kunnen verwijten, dat wij met tweeërlei maten
ENEELAAD.
Lagerhuis. De heer Lowther heeft den 16 gezegd,
dat de regeering, met het oog op de voorwaarden in de
overeenkomst betreffende Swaziland, geen recht meent
te hebben om het gebied der opperhoofden Zanbana en
Mobegisa in te lijven. De regeering weet niet, of eenige
vreemde invloed meester is geworden over de Lobombo-
bergen, maar zjj begrjjpt volkomen het gewicht van iets
dergeljjks te verhinderen. De vraag of de aanleg moet
worden toegestaan van eenon spoorweg tusschen de Sor-
dwanabaai en de westelijke grens van het engelsche
Zoeloe-gebied is bjj den hoofdcommissaris voor Zuid-
Afrika en den Gouverneur van Zoeloe in onderzoek. Op
gunstig rapport zal de vergunning door het bestuur van
Zoeloeland worden verleend.
De heer Balfour, eerste lord der Schatkist, verklaarde,
dat het terugtrekken van de officieren der Oostafrikaan-
sche Maatschappjj uit Oeganda niet beteekende, dat het
land zou worden prijs gegeven. De vraag, of kapitein
Lugard in zijne stelling diende te worden gesteund, hing
af van nadere inlichtingen omtrent zjjn tegenwoordigen
toestand en zijne verwachtingen. De minister geloofde,
dat er geen plan bestond om den engelschen kring van
invloed te veranderen.
De wet op het onderwijs in Ierland is bjj derde lezing
aangenomen.
Deii 17 deelde minister Balfour mede, dat het Parle
ment den 28 of den 29 zou uiteengaan.
■TALIE. De Kamer heeft den 13 het handels- en
scheepvaartverd rag met Spanje aangenomen en is den 15
voor onbepaalden ttjd uiteengegaan.
SPANJE. De minister van koloniën heeft den 13
medegedeeld, dat de op Cuba geleden schade 20 millioen
bedraagt.
SWEDEN. De koning is den 16 in de hoofdstad
terug gekomen ,en dadeljjk doorgereisd naar het slot
Bernstorff.
en gewicht metenwanneer zjj, die zich buitendien reeds
de onterfdende stiefkinderen van het lot noemen
schouderophalend konden uitroepen: »De grootelui mogen
maar alles doenAls iemand uit minderen stand het
zelfde had gedaan als die hooggeboren mijnheer zou
hij zijne straf zeker niet ontgaan zjjn!" Of het een
vorst isof een proletariër dat gaat ons niet aan
Uwe zachtheid, uw menschelijk gevoel, mijne heeren,
zou noodlottige gevolgen kuDnen hebben Bedenkt dat
welneemt deze dringende vemaning ter harteen
volgt mjj aandachtig, nu ik u de feiten voor oogen ga
stellen."
Op beknopteaanschouweljjke wjjze en in welspre
kende bewoordingen gaf nu de officier van justitie een
verslag van de gebeurtenissen in den nacht van 21 op
22 December, zooals de akte van beschuldiging ze reeds
geschetst had. De allernieuwste verrassende verklaring
van Frits Wildicke, die met zijne uiteenzetting der feiten
in strijd was, wist hij kort en krachtig onschadeljjk te
maken. Hjj kenmerkte deze als een dier, helaas niet
zeldzaam voorkomende baldadigheden, waaraan zich boos
wichten, die meenen dat zjj er toch niet voor gestraft
zullen wordenschuldig makenom uit moedwil aan
hunne meest verbitterde vijandin, de gerechtigheid, eene
vlieg af te vangen. De zodeljjke waarde der andere getui
gen a charge, Von Saza en Bertha Schmider, wilde hjj
niet onderzoeken, hjj wilde ook niet vorschen naar de
beweegredenen hunner handelwijze want op de zake
lijke waarde hunner verklaring kon dit volstrekt geenen
invloed hebben. Indien deze verklaringen op zichzelven
stonden zou hjj zelf aarzelen er onvoorwaardelijk ge
loof aan te slaan doch zjj voegden zich volkomen als
schakels in de lieten der feiten, zjj verklaarden het anders
onverklaarbare.
»De beschuldigde wil zich van het bal in de Behren-
strasse naar Kroll begeven. Hjj slaat de uitnoodigiug van
eenen kennisdie met zjjn rijtuig ook dien kant uit
moetaf. Hjj gaat te voettrots den sneeuwstorm en
de koude. Opeens vinden wjj hem in de Königgrhtzerstrasse
die geheel buiten zijnen weg ligten daar neemt hjj