„KANT." No. 76*. Vier en Negentigste Jaargang. 1892. ZONDAG 26 JUNI. TWEEDE BLAD. Onbestelbare Brieven, De belastingvoorstellen in behandeling. FEUILLETON. Roman nit het Berlijnsche leven, AEkMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag., Donderdag, en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,§0franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers 0,06. Prijs der gewone Advertentlën Per regel 0,lft. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer3 Toelating burger- en meisjesschool. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar breDgen ter kennis van belanghebbenden dat zij die na afloop der zomervacantie hunne kinderen de openbare bur gen-school of de openbare school voor meisjes wenschen te laten bezoeken daarvan aangifte moeten doen vóór 15 Juli e.k. bij het hoofd van deze scholen, onder over- Iegging van het geboorte- en inëntings-bewijs van het betrokken kind. Alleen worden toegelaten de kinderen, die ten minste den leeftijd van zes jaren bereikt hebben of dien leeftijd bereiken vóór 1 November 1892. Voor aangifte voor de openbare school voor meisjes bestaat tot en met 8 Juli gelegenheid aan de woning van het hoofd der school aan de Ondegrachtdes Dinsdags tusschen 3 en 4 uren des namiddags en voor de openbare burgerschool tot en met 8 Juli, des Maandags, Dinsdags, Donderdags en Vrijdags aan het schoolgebouw, ingang Brillonsteeg, tusschen des namiddags 1 en 2 nren. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. Maclaine Pont. 24 Juni 1892. De Secretaris, Nuhout van der Veen. verzonden in de le helft van Juni 1892: H. L. Meulink, G. Koch K. van Hulstallen Am sterdam P. Bruin, Harenkarspel; J. H. Hillerstrom Hilversum. Van Broek op Langedijk: K. Kliffen Amersfoort. Van Rustenburg: N. de Boer, Amsterdam. Briefkaart: J. BesAmsterdam. Brieven: Amerika Van Scherme rhorn: R. Ruiter, Roseland. De voorloopige Verslagen van het onderzoek van vier belangrijke wetsvoorstellen, 1° tot invoering van een be lasting op de inkomsten uit vermogen 2° tot vermin dering van sommige registratie- en hypotheekrechten 3° tot afschaffing van den accijns op de" zeep, 4° tot ver hooging van den accijns op het gedistelleerd, dragen alle de dagteekening van 4 Mei 1892. Op de drie eerstge noemde Verslagen zond de Minister van Financiën zijn Memoriën van Antwoord met gewijzigde wetsontwerpen in bij brieven van 4 Juni, op het vierde Verslag bij brief van 8 Juni. Inmiddels was op 20 Mei het Ver- 81) DOOR PAII. 1.1 VDAI. Wendt u met walging en afschuw af van al het vuil, dat deze Saza hier heeft doen opborrelen, verschaft uzelven na het pijnlijk onderzoek dat de wraakzuchtige boosaardigheid u oplegtdo innige voldoeningja de zedelijke herademing, uwen blik op dien edelen man te richten die mij de hooge eer heeft gegund voor hem het woord te mogen voerenBegeeft u niet naar uwe kamer met het drukkendsmartelijk gevoeld&ar te moeten straffenwaar de lnide stem van uw geweten de straffende hand in banden zou willen slaan. Neen begeeft u naar uwe kamer met het verheffende bewust zijn aan de hoogsteongeschrevenezedelijke wet ook daar de overwinning te mogen verschaffenwaar de geschreven wet, die den rechtsgeleerde alleen ten richtsnoer mag strekkendeze overwinning van het ware recht wellicht zon bemoeielijken. Als volkomen onafhankelijke mannen, wier vrijheid door geene andere dan door uw eigen geweten gitrokken grenzen beperkt is, znlt gij oordeelen. Met blijde verwachting zie ik uwe uitspraak tegemoet. Gij znlt den beschuldigde zijn recht toekennen mijn heeren. Gij zult hem vrijspreken." Onder algemeen gedruisch en gemompel ging de ver dediger zitten. Een zacht gefluister golfde door de menigte, geen luide kreten deden zich hooren. Onwillekeurig had den allen moed gekregen, was er kalmte gaan heerschen. De president wierp eenen zwijgenden blik op den officier van justitie. Deze boög en knikte ontkennend. Heeft de beschuldigdo nog iets tot zijne verdediging in te brengen vroeg de president aan den vorst. Ulrich stond op, knikte ontkennend en ging weer zitten. loopig Verslag vastgesteld van het onderzoek van een nieuw wetsontwerp op de heffing van den accijns op het zout met belangrijke verlaging van dien accijns, en bij brief van 8 Juni zond de Minister ook op dit Verslag zijn Memorie van Antwoord met een gewijzigd ontwerp aan de Tweede Kamer. De arbeid, in den loop eener maand aan het Ministerie van Financiën volbracht, is waarlijk niet gering, en een woord van lof aan den Minister voor zijn ijver en voort varendheid zal hem waarschijnlijk door niemand worden be twist. De Tweede Kamer heeft dit goede voorbeeld ge volgd door op 21 Juni de vier eerstgenoemde wetsont werpen aan de orde te stellen. Denzelfden dag werd ook het eindverslag der commissie van rapporteurs omtrent den zoutaccijns vastgesteld en Donderdag 23 Juni is de algemeene beraadslaging over de belastingontwerpen begonnen. Dat het zoo ver is gekomen, is te danken aan het besluit van een geringe meerderheid, die uitsluitend bestond uit le den van de liberale partij. Van de 80 leden die bij de stemming tegenwoordig waren, verklaarden zich 43 voor, en 37 tegen het voorstel van den Voorzitter om met de openbare behandeling der belastingvoorstellen een aan vang te maken. Alle anti-liberalen stemden tegen. Onde veeten en nieuwe twisten waren vergeten, tegenover de belastingvoorstellen werd het oude verbond hersteld katholieken en anti-revolutionairen waren eendrachtig bijeen, en de heer Schaepman had geen andere moening dan do heeren Bahlmann, Haflfmans en Vermeulen. W aarom stemden zij tegen Om vele redenen, om allerlei redenen, waaruit elk naar hartelust kon kiezen. Eigenlijk, zeide men, hadden de voorstellen opnieuw in de afdeelingen onderzocht moeten worden; er was althans in het ontwerp der vermogensbelasting zooveel gewijzigd, dat een nieuw onderzoek niet mocht worden nagelaten. Was dit echter bij de heeren van de rechterzijde ernst geweest, dan hadden zij de verzending van het ontwerp naar de afdeelingen moeten voorstellen. Een nieuw onderzoek was inderdaad overbodigomdat er geen nieuw stelsel geen nieuwe voorstellen in de ont werpen waren gebrachtgeen nieuwe denkbeelden daarin waren ontwikkeld en voorgedragenmaar de aangebrachte wijzigingen de vruchten waren van roods gehouden onderzoek en gedachtenwisseling; een nieuw onderzoek in de afdeelingen, met een nieuw verslag en een antwoord van den Minister als onvermijdelijken na sleep, zou zooveel tijdverlies ten gevolge hebben gehad, dat op een behandeling in openbare zitting in dezen zomer niet meer gerekend had kunnen worden. Toch zou de zaak aan de orde zijn gebleven, en de behande ling zou niet geheel onmogelijk zijn gemaakt. Maar een nieuw onderzoek in de afdeelingen werd niet voorgesteld; »niet behandelen'' was het wachtwoord, eenvoudig »niet behandelen", zonder aanduiding van hetgeen verder zou moeten geschieden. Van de wenschelijkheid van een nieuw onderzoek werd alleen gewag gemaakt, om zoo mogelijk ook hen die haar misschien tot zekere hoogte niet wilden betwisten, te bewogen om zich tegen de onverwijlde be handeling te verklaren. De president las nu de beide door de rechtbank ge stelde vragen voorwelke den gezworenen ter beant woording werden voorgelegd, en welker inkleeding zoo wel het openbaar ministerie als de verdediger volkomen goedkeurden. »Is de aangeklaagde schuldig aan het feit: in de zit ting dezer rechtbank op 15 April 1880, door zijne onder eede afgelegde verklaring dat hij in den nacht van 21 op 22 December niet in het tot de woning van graaf Iseneck behoorende park en niet in de woning zelve is geweestwillens en wetens onder eedo een valsch ge tuigenis te hebben afgelegd »En in geval deze vraag toestemmend mocht worden beantwoord »Zou het spreken der waarheid tegen den beschuldigde eene vervolging na zich hebben kunnen sleepen wegens wederrechtelijk indringen in eens andermans besloten erf?" Na deze mededeeling van den president trokken zich de gezworenen in de kamer hunner beraadslagingen terug. Het was bijna acht uurtoen de heeren zich verwij derden, de rechters zich naar hun vertrek begaven, en de justitieraad Quintus den vorst verzocht, hem naar de kamer van advocaten te volgen, daar hij bij de uitspraak der jury niet in de gerechtszaal mocht zijn. Van de toe- hoordors week niemand van zijne plaats. Nu werden er tamelijk luide gesprekken gevoerd men wisselde van meening over de redevoeringen van den officier van justitie en den verdedigermen disputeerde heftig over de vraag is de vorst in de grafelijke woning geweest ja dan neen 1 Daarover verschilde men van meening. Doch men was het volmaakt eensdat de vorst ook in het ergste geval niet anders had mogen handelendan hij gehandeld had. De verbittering tegen Sazadie door de woorden van den verdediger ten top was gestegen was niet te beschrijven. In de kamer der advocaten greep Ulrich de hand van zijnen verdediger en drnkte die krachtig. »Ik dank n", zeide hij. Niets meer. Hij was diep ontroerd. Maar misschien nog minder ontroerd dan Quintus zelf, die nu geen enkel woord kon vinden. Deze knikte Do herziening van het Kiesrecht mag niet worden vertraagd, aldus klonk een andere reden om de behan deling der belastingvoorstellen uit te stellen. Het ont werp is reeds door don Raad van State behandeld, en kan elk oogenblik bij het Ministerie worden terug ver wacht. In dien stand van zaken kan geen ingrjjpend belastingvoorstel in behandeling worden genomen. Al wederom dezelfde bewering als bij de behandeling van het adres van antwoord op de Troonredeeen Kamer die eenmaal de noodzakelijkheid der wijziging van het kiesrecht heeft erkend, is niet meer bevoogd maat regelen van eenig belang ter hand te nemen Intusschen ligt er geen ontwerp tot herziening van het kiesrecht gereed, en zou de Kamer zich dus van allen gewichtigen arbeid moeten onthouden. Hoe dikwijls is echter reeds opgemerkt, dat do Kamer wel van meening is, dat het kiesrecht herziening en uitbreiding noodig heeft, maar nooit heeft erkend, dat het kiesrecht zóó gebrekkig zou wezen dat de Staten-Generaal in redelijken zin niet meer gezegd kunnen worden het Nederlandsche Volk te vertegenwoordigenOmdat het kiesrecht herzien moet worden, zonden de Staten-Generaal geen veranderingen in onze belastingen mogen brengen, die zij als werkelijke verbeteringen beschouwen en waarvan zij de wensche lijkheid reeds bij hunne verkiezing hebben erkend. In alle verkiezingsprogramma's werd verbetering onzer belastingen evenzeer genoemd als herziening van het kiesrechtde candidaten verklaarden zich voorstanders van het eon zoowel als van het anderdaarom worden zij aanbevolen, daarom gekozende kiezers wenschten beide, en nu de candidaten gekozen zijn, zouden zij moe ten verklaren wij zijn wel voorstanders van verbetering van ons belastingstelsel, wij achten die verbetering met de Regeering wel een dringenden eisch der rechtvaardig heid, maar wij hebben tevens verklaard, dat het kies recht herzien moet wordendaarmede hebben wij tevens verklaard, dat wij niet kunnen geacht worden het Neder landsche volk te vertegenwoordigen, en daarom kunnen wij, tot ons groot leedwezen, niet medewerken tot ver betering van het belastingstelsel Gelukkig heeft ook zulk een onzinnige redeneering de meerderheid der Ka mer niet kunnen weerhouden de belastingvoorstellen in behandeling te nemen. Tot de plannen der Regeering behooren ook de ver vanging der patentbelasting door een bedrijfsbelasting en de herziening der grondbelastingen nu meenden de tegenstanders van het in behandeling nemen der aan de orde gestelde belastingvoorstellen, dat eerst de indiening der bedrijfsbelasting moest worden afgewacht en de her ziening der grondbelasting moest voorafgaan. Waarom dat nu zoo noodig zou wezen, werd echter niet aange toond. De Minister had zich beijverd om de vermogens belasting zóó in te richten, dat later de bedrijfsbelasting zich daarbij zonder bezwaar zou kunnen aansluiten. Dat hij daarin niet geslaagd zou zijn, dat die poging mis lukt zou wezen, werd zelfs niet beweerd maar waar om dan het ontwerp der bedrijfsbelasting reeds inge diend moest zijn, valt moeilijk te gissen men kan dan toch niet meer dan ééne zaak tegelijk in behandeling ne- zwijgend en schonk zich een glas water in dat hij in éénen teug ledigde. Het duurde nauwelijks tien minutentoen de bode meldde dat de jury weer de gerechtszaal was binnen gekomen. »Men zal u roepen, Uwe Doorluchtigheid", zeide Quin tus, terwijl hij zich ijlings verwijderde. De vorst bleef alleen. De gezworenen de rechters de officier van justitie en de verdedigers hadden hunne plaatsen weer inge nomen. Het werd werkelijk beangstigend stil. De president verzocht den voorzitter der jury, de uit spraak der gezworenen mede te deelen. De voorzitter stond op; nam het blad papier, waarop de vragen geschreven stonden en las met luide en dui delijk verstaanbare stem voor «Volgens mijn gewoten verklaar ik voor de uitspraak der gezworenen het volgende Eerste vraag«Is do aangeklaagde schuldig aan het feit, in de zitting dezer rechtbank op 15 April 1880 door zijne onder eedo afgelegde verklaring dat hij in den nacht van 21 op 22 December niet in het tot de woning van graaf Iseneck behoorende park en niet in de woning zelve is geweest, willens en wetens onder eede een valsch getuigenis te hebben afgelegd Neen 1" Bij dit »neen" barstte er een luide storm van jubel kreten los die in het eerste oogenblik niet te bedwin gen was. Het was als de kreet van iemand die den dood voor oogen zieten ervaart dat hij weer leven zal. De president greep naar de bel. Eensklaps heerschte er weer stilte. Doch blijdschap blonk in aller oogen. «Laat den beschuldigde binnentreden 1" beval do pre sident aan den bode. Onder het diepste stilzwijgen trad vorst Ulrich weder de zaal binnen. In mannelijke, edele houding stond hij daar, onbeweeglijk geene spier van zijn gelaat vertrok. De griffier las de uitspraak der gezworenen voor. Bij het beslissende woord «neen", dat wederom gevolgd werd door eenen storm van jubelkreten in de rijen der toehoorders sloot hij een oogenblik de oogen. Doch hij verroerde zich niet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1892 | | pagina 5