Sfo. 152*. Vier en CTegentigste Jaargang. 1892. Zondag 18 December 1802. TWEEDE BLAD. Buitenland. WAAROM? r Binnenland. UkimilSCIIf COURANT. Personeele en Patentbelasting Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt, op grond van artikel 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad no. 22) bij deze ter kennis van de ingeze tenen der gemeente dat de 2e kwartaalskohieren der Personeele en Patentbelasting, dienstjaar 1892/93, op 13 en 14 December 1892 door den Provincialen Inspec teur der directe belastingen in Noordholland executoir verklaard heden aan den Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering zijn overgegeven. Ieder belanghebbende wordt vermaand, op de voldoening van zijnen aanslag acht te geven, ter voorkoming van gerechtelijke vervolging. Alkmaar, 16 December 1892. Het Hoofd van het Bestuur voornoemd, A. MACLAINE PONT. DUlTÜCIILAiVD. Rijksdag. Het voorstel van den heer Liebemann tot schorsing van de strafvervolging tegen dr. Ahlwardt is aangenomen, na verwerping met 114 tegen 100 stom men van een voorstel van den heer Hartmann om het naar de commissie voor de regeling van werkzaamheden te verwijzen. Voor dit laatste stemden de conservatieven, de nationaal-liberalen en de meeste vrijzinnigen het cen trum en de sociaal-democraten stemden tegen. Het wetsontwerp tot nieuwe indeeling van het leger is den 15 na eene korte beraadslaging in handen eener militaire commissie gesteld. FRAAKRIJK. Den 16 des ochtends zijn op last van den procureur-generaal, volgens voorschrift van den minister van justitie, de heeren Charles de Lesseps, Fon- tanes en Sansleroij in hunne woningen gevangen geno men. Baron Kottu was naar Weenen gevlucht. Huiszoe kingen, bij hen gedaan, hebben eene omvangrijke brief wisseling te voorschijn gebracht. Bij de Maatschappij der Zuid-Panamaspoorwegen en bij de heeren Thierrée, Herz en Propper is mede huiszoeking gedaan. Kamer. Den 15 vroeg Hubbard de dadelijke behan deling van het voorstel-Pourqnéry de Boisserin tot uit breiding van de bevoegdheden der enquête-commissie. Minister Ribot verklaarde zich met de onmiddellijke behandeling te vereenigen. Brisson vroeg echter verdaging. Mocht de Kamer dit niet willendan drong de enquête-commissie op de aan neming van dit ontwerp aan. Minister Bourgeois bestreed de verdaging. Minister Ribot deed een beroep op de eendracht der republikeinen in het hoogste belang der republiek. (Luide toejuichingen.) Oorspronkelijke novelle DOOS DEBORA VAN DE VELDE. Het was herfst. Een gure sombere herfst met regen en hagelbuien en storm, met bijna altijd grauwe luchten, en slechts uiterst zelden, een zonnetje, om de menschen te vertellen, dat, ondanks guurheid en kilheid, de aarde toch nog altijd schoon was. In de groote steden begon men te verlangen naar den winter met zijne opera's, concerten en tooneelvoorstellin- gen, en hier en daar werd vroeg het licht ontstoken, en gretig naar kaart- of dominospel gegrepen om den tijd te verdrijven. Natuurlijk waren er overal menschen, die voorgaven het te druk te hebben, om behoefte aan tijdverdrijf te gevoelen, doch zoo gelukkig waren niet allen. Zoo ge lukkig was het allerminst mejuffrouw Augusta Bergheim, een jonge dame tusschen de dertig en veertig jaar, die haren tijd grootelijks doorbracht, met bezoeken afleggen en ontvangen en voor wie het ongunstige weder herhaalde lijk een beletsel was, om dat nuttige werk te verrichten. Het was bepaald onaangenaam want er was nu al sedert de geheele week niemand bij haar eene visite komen brengen, en zij zelf had er geene kunnen maken, omdat de doctor, dien zij kort geleden had laton halen, omdat tij vreesde, dat zij wat koortsig was, haar bepaald had terboden met dit weêr uit te gaan. Het zal dus niemand verwonderen, dat juffrouw van Bergheim op zekeren morgen bij het ontwaken een kreet ^an blijdschap niet weerhouden kon, toen zij de zon zag schijnen en ontwaarde, dut de grauwe lucht door een helder blauwen hemel vervangen was. Zij maakte ter stond hare plannen voor dien dag Vóór de kolfie bood schappen doenen daarna, als er om zóó of zóó laat uiemand bij haar gekomen was, een paar lang voorge nomen bezoeken afleggen. Nu, met de boodschappen liep het goed rond en onze damo bemerkte bepaald, dat de koffie en het broodje haar, na het profiteeren van de buitenlucht, beter smaakten dan het de laatste dagen gedaan had de couranten, die anders al vroeger op den morgen uitgelezen waren, gaven er nu nog de noodige gezelligheid bij, en het visite-uur was daar, eer zij er aan dacht. Brisson zeide dat de minister van justitie de een dracht der republikeinsche partij in de waagschaal stelde. (Rumoer.) Minister Ribot zeide, dat de regeering en de commissie het eens waren. De regeering zal doen wat zij kan. Haar eerlijkheid en goeden wil mag men niet verdenken. Verder wist de Kamer, welk lot het ontwerp Pour- quéry in den Senaat wachtte. Het uitlokken van een geschil tusschen beide Kamers zou een fout zijn. De regeering wilde geen uitstel en stelde de kwestie van vertrouwen. Met 429 tegen 122 stemmen werd tot onmiddellijke behandeling besloten. Een zeer opgewonden tafereel ontstond. De Cassagnac en anderen eischten, dat Brisson zijn ontslag als voorzit ter der enquête-commissie zou nemen. (Onbeschrijfelijk leven.) Eenige leden dagen elkander uit. Jumelle bestrijdt het voorstel-Pourqnéry. Provost Delaunay zegtdat er op de ministersbank een man zit die voor een deel verantwoordelijk is voor de Panama-zaak. Die man is de minister van oorlog. Op levendigen toon spreekt hij over de geridderde per sonen die in de Panama-zaak als tusschenpersonen dienst deden. Dé minister van oorlog de Freycinet komt daartegen op en zegt: Cornelius Herz is gedecoreerd op aanbeve ling van wetenschappelijke mannen, in verband met zijne proeven op het gebied der boweegkracht. Stemmen Neen, Boulanger heeft hem gedecoreerd Deroulède Boulanger kende Herz alleen door tusschen- komst van Clémenceau. Minister Bourgeois bestrijdt uit naam der regeering de bepalingen van het voorstel-Pourqnéry, op grond dat het 't gezag der ministers verkort. De voorzitter der enquête-commissieBrisson, ver klaart dat de commissie haar besluit van den 14 hand haaft. (Beweging.) Het voorstel moet worden aangenomen. Minister Ribot verklaart overeenstemming tusschen de regeering en de commissie noodig te achten, maar meent, dat de taal van Brisson niet verzoenend is. Als de regee ring valt, zal Brisson het gezag kunnen aanvaarden. Ten slotte werd een voorstelom tot de behandeling der artikelen over te gaan met 271 tegen 265 stemmen verworpen. De zitting werd daarop onder veel rumoer opgeheven. In den loop der zitting stelden de ministers Ribot en Bour - geois zeer spoedig nieuwe inlichtingen betreffende de Pana mazaak in het vooruitzicht. OOSTEXKIJA-HOVt* \1HJE. De oostenrijksche Kamer heeft den 15 met groote meerderheid de voor- loopige begrooting voor twee maanden aangenomen. De jong-czechen stemden tegen. Den 16 is de voorloopige handelsovereenkomst met Spanje goedgekeurd. SBWITSERXiAXTD. De bondsvergadering heeft tot president van den Bond gekozen den heer Schenck tot on der-president den heer Freg. Vóór zij zich nog gereed gemaakt had om uit te gaan, kreeg ze zelf al bezoek van hare intieme vriendin Jeaunet Peele, de echtgenoote van een marine-officier, oen dame, die gewoonlijk bijzonder goed op de hoogte van alle mogelijke nieuwtjes was, en daarom voor Augusta een steeds welkome bezoekster. De dames hadden het dan ook weldra zeer druk over allorlei, en nadat het weêr, de lichte ongesteldheid van Gusta, de dienstbode en de modes afgehandeld waren, zei mevrouw Peele »A propos, hebt ge het al gehoord, dat er twee doch ters van mijnheer Voorhoeve examen hebben gedaan?" •Twee te gelijk nog wel," zei Augusta, »en waarom dan wel, ik wist er niets van." Niets Nu, het is bepaald zoo, hoor. Lize heeft een diploma als ziekenverpleegster en Agaath de akte A voor nederlandsche taal en letterkunde, dat zijn nu al drie van de meisjes, die examen gedaan hebben ge weet toch, dat Betsy reeds het vorige jaar een akte voor piano- onderwijs heeft gehaald?" »Ja, dat wist ik natuurlijk. Wel, wel, het zal daar een begaafd huishouden wordende kleine Nella zal er nu ook later wel aan moeten gelooven, of zou het eigen dochtertje vau mevrouw er van vrijgesteld blijven »0, neen dat is niet waarschijnlijk, want, zooals men zegt, is het juist alles op begeerte van mamazij schijnt er opgesteld, dat hare dochters talenten hebben. Ik vind het vrij dwaas, en gij 1" Emancipatie, het is zoo de geest van den tijd," zeide Augusta met een spottend lachje. Hm, ja, dat is waar, nu het kan zijn nut hebben voor meisjes die zich zelf door de wereld moeten helpen maar in onzen kring en met de middelen van de Voor- hoeven's, mij dunktdie meisjes zouden er toch wel komen, ze zullen wel een huwelijk doen, het zijn lieve gezichtjes ook." •Och, dat bewijst niets," zei Augusta, wie deze opmer king niet erg beviel, »in ieder geval zal mevrouw Voor hoeve er haar redeu wel voor hebben. Zijtgij er al geweest om te feliciteeren Neen, ik hoorde het eerst van morgen en daarbij, ik kom eigenlijk niet bij de Voorhoeven's, mevrouw heeft mij een paar maal nog al onheusch bejegend, toen ik bij baar naar iets kwam informeeren, en na dien tijd, nu' dat begrijpt ge, maar jij gaat er toch zeker heen, Gusta •Ja, dat spreekt, ik denk, dat ik het van middag nog maar doe, dan moeten mijne andere visites maar wat wachten." Wel ja, dat zou ik je raden, het is altoos aardiger, als men spoediger komt, ik ga nu toch verder, misschien hoort ge er dan wel wat meer van en kom dau morgen Tweede Kamer. Bij de op don 15 voortgezette behandeling van de begrooting van binnenl. zaken verklaarde de minister, zoo mogelijk omstreeks de helft van 1893 eene sup pletoirs begrooting te zullen indienen voor nog aan hangige aanvragen om steun voor op te richten Am bachtsscholen en dat, hoe groote voorstander de regeering ook van Ambachtsonderwijs is en van het steunen van pogingen om Ambachtsscholen op te richten bij de door den heer Smeengo gedane aanvraag niet rijp voor beslis sing achtte. 'Mocht de Kamer beslissenhet geld op de begrooting te brengendan zon zij haar toch slechts als eene op zich zelf staande proef beschouwen. Liever zou hij willen, dat de Kamer nog geen beslissing nam. Na deze verklaring gaf de heer Schaepman te kennen tegen het amendement te zullen stemmen. Nu de regeering verklaardein het amendement slechts het middel te willen zien voor een proef, kon hij niet medegaan, om dat zoodanige proefneming lang kan durenterwijl het antecedent bindend voor do Kamer zou zijn. Daarenbo ven had de minister verzekerddat de aanvrage der Drentsche Vereeniging reeds in onderzoek was en deze zaak dus nog niet rijp voor beslissing kon worden geacht. Ten slotte werd het amendement verworpen met 43 tegen 41 stemmen. Bij de behandeling der verdere onderdeelen gaf de minis ter o. a. te kennen, dat aan den aanlog van een tweede proefstation in het zuiden van ons land werd gedacht dat het verleden voorjaar zijn plan was geweest een wets ontwerp betreffende leerplicht in te dienen, maar dat hij het uitgesteld had tot na de herziening dor organieke wetten; dat het wetsontwerp gereed lag, maar niet inge diend zou worden, vóórdat andere gewichtige zaken af gedaan waren. Ten opzichte van de door de heeren Kerdijk en Ferf ter sprake gebrachte regeling der traktementen van de onderwijzers erkent hij, dat her ziening der wet op dit punt onvermijdelijk zal zijn. Hij kan niet zeggen, wanneer zulk eene herzioning zal wor den voorgedragen. Kan nu inmiddels eene breedero toe passing aan art. 26, 2de lid worden gegeven Dit denk beeld bestond reeds bij minister Kappeyne, kort na de invoering der wet van 1878. Deze zaak werd bij Ged. Staten aanhangig gemaakt, maar men is er nog niet in geslaagd de bezwaren tegen zulk eene regeling te over winnen. De toestand is sedert de wet van 1889 niet ver beterd, omdat aan de gemeentebesturen eene vaste toelage voor de traktementen der onderwijzers is toegelegd, zoodat elke verhooging thans ten laste der gemeenten komt. De zaak gaat hem zeer ter harte en hij zal zich beijveren verbetering aan te brengen als die strekken kan tot aankweeking van de onderwijskrachten en om de onder- derwijzers moer vrede te doen hebben met hun lot. Hij gelooft ook nietdat vele onderwijzers, geen vrede hebben met de maatschappelijke toestanden. Er zijn wel ontevredenen, maar dit doet geen af breuk aan den goe den geest en toewijding der onderwijzers over het geheel genomen. Is er sprake van een strafgeding wegens laster, de minister zou over meerdere gegevens moeten be- avond bij mij thee drinken, wilt ge Heel graag," zei Augusta, en na hare bezoekster uitgeleide gedaan te hebben, kleedde zij zich voor de visite en was weldra op weg. Mevrouw Voorhoeve, eene knappe dame van ruim vijf tig jaar, ontving juffrouw van Bergheim vriendelijk. Het deed haar genoegen, dat Augusta zoovoel belangstelling toonde, zo moest echter niet kwalijk nemen, dat de meis jes niet thuis warenze hadden niet gedacht, dat het al zoo bekend was, en dus nog niet op bezoek gerekend het weêr was zoo mooi. Lize was gisteravond pas thuis ge komen en zij, zoowel als Agaath, had zich den laatsten tijd nog al ingespannen, dus waren ze met Betsy een groote wandeling maken en Nella had teekenles. Moet uw jongste ook later een akte halen, mevrouw vroeg Augusta. Zoo ik hoop, ja," zei mevrouw, »al weet ik neg niet bepaald waarin. Eigenlijk is teekenen haar grootste lief hebberij, maar zo heeft ook een goed hoofd voor wis kunde, dat vind ik echter voor een meisje nog al een droge studie. Nu, ze heeft den tijd nog; het is een vlug ding, als ze oens tot het een of ander besloten is, ben ik niet bevreesd, of het zal haar wel gelukken er voor te slagen, teekenen komt bij verschillende vakken te pas, en wiskunde scherpt het denkvermogen, wij laten haar daarom naar hartelust die beide lessen maar volgen." Maar, mevrouw, waarom is u er toch zoo op gesteld, dat uwe dochters zich zoo inspannen, in plaats van onbezorgd hunne jeugd te genieten Noodig zullen zij het toch wel nooit hebben, men krijgt zoo licht den naam van sa- vante of geëmancipeerde en ik geloof, dat de heeren veel liever eene vrouw hebben, die niet zoo heel veel weet, als zij maar huishoudelijk is." Mevrouw Voorhoeve had moeite een glimlach te onder drukken de dame tegenover haar toch was ongehnwd, en had dit zeer zeker toch aan hare geleerdheid, noch aau haar geëmancipeerdheid te danken. Zij deed echter alsof ze die laatste opmerking niet gehoord had en sprak op ern8tigen toon Hoor eens, Gusta, of onze meisjes ooit noodig zullen hobben haar eigen brood te verdienen, weet ik niet, geen mensch kan vooruitzeggen, waar hij toe komen kan, doch hoe dit zij, ik vind het goed, dat een meisje zich op iets toelegt, al zou hot alleen zijn, om haar te bewaren voor dien geest van beuzeling, uit gebrek aan nuttige bezigheid geboren, welke zoo licht leidt tot die ongeluk kige praatzucht, welke onze conversatie vaak kenmerkt en bederften die zooveel ellende en jammer sticht." Maar mevrouw," zeide Augusta, wel een klein wei- nigje gekwetst, «praten is toch op zich zelf geen kwaad,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1892 | | pagina 5