Een stoere Noorman. Vijf en Etfegentigste Jaargang. WOENSDAG Stadsbericliten. van der ISLaay. FEUILLETON. 12 APRIL. So. 44. Eerste blad. COURANT. PrJJs der gewone Advertentlën: Per regel O,ld. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. ilkmaarsche Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f ®,80j franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers f 0,06. De r. k. centrale klesvereenlging in het hoofdkiesdistrict Alkmaar heeft den 7 tot bestuursleden gekozen de hoeren rur. J. P. Kraakman en J. Dirkzen te Alkmaar en G. Bos te Oudorp; het bestuur benoemde tot voorzitter den heer mr. J. P. Kraakman, tot onder voorzitter den heer J. M. de Sonnaville en tot penning meester den heer J. Dirkzen, Daartoe door de kiesvereeniging «Eensgezindheid" uit- noodigd, trad den 10 in het lokaal Harmonie als spreker op de afgevaardigde van dit district, de beer mr. W. van der Kaay. Zijne rede luidde in hoofdzaak als volgt Heeren bestuurders der liberale kiesvereeniging Eens gezindheid," loden van deze en van de centrale liberale kiesvereeniging, belangstellende landgenooten. Gij hebt gewenscht dat ik hier in uw midden zou komeu om te spreken over een of ander der zeer vele en zeer belangrijke onderwerpen die tegenwoordig in ons vaderland de hoofden en harten vervullen. Mij was het aangenaam te kunnen antwoordendat ik in staat was aan dien wensch te voldoen. Mij is het een genoegen weer eens hier te zijnin de stad mijner ge boorte, gedurende zoovele jaren de stad mijner inwoning, te midden van zoovele oude vrienden en bekenden, te midden ook van hen, die zich la+er hier hebben gevestigd en van dat opkomende, dat jongere geslacht, dat allengs plaats neemt in de rijeu der burgersen mij niet te oud of te verouderd acht om met elkander persoonlijk kennis te maken of de vroegere kennismaking te beves tigen en te versterken. Vergunt mij daarom, aan dat tusschen ons bestaand gemeenschapsgevoel uiting te geven door U te begroeten met een hartelijken wensch voor den duurzamen bloei de zer aantrekkelijkezoo aangenaam, zoo gunstig, zoo ge lukkig gelegen stad en hare omgeving, voor de toene mende welvaart der ingezetenen, voor den geest van onderlinge waardeeriug, welwillendheid en samenwerking, die hare burgers moge bezielen, ondanks verschil van meening en inzicht op zoo menig gebied! En nu een paar opmerkingen. In de advertentie, waarin dezo vergadering werd aan gekondigd hebt gij en heb ik gelezen: *Geen debat." Dit is oen besluit van de kiesvereeniging niet van mij, maar.... ik ben daaraan toch niet geheel onschuldig. Daarover werd een korte briefwisseling gevoerd tus schen het bestuur en mij. Het heeft mij gevraagd wat denfet gij over het debat? Op die vraag heb ik mijne moening gezegd: wanneer iemand ongeveer 1 */2 uur over een belangrijk en veel omvattend onderwerp heeft gesproken en het is dan on geveer half 10 a 10 uur geworden, dan kan er van een ernstig debat eigenlijk geen sprake zijn. Wat gebeurt er dan? Dan staan er gewoonlijk 3 of 4 personen op die de zaak uit een geheel ander oogpunt beschouwen die van een geheel ander standpunt uitgaan en er in den regel dus geheel anders over denken dan de spreker. Die zeggen dan gewoonlijk dat hij ongelijk heeft en ver kondigen aan de vergadering een geheel andere leer. Maar van een werkelijk debat, een aanvoering van gron den en bewijzen kan niets komen. De sprekers eindigen gewoonlijk met elkander eenige scherpe opmerkingen naar het hoofd te werpen, en bij gebrek aan tijd of aan goede gronden of aan gelegenheid om zo behoorlijk uiteen te zetten behelpt men zich met kort en scherp te wezen met bijzonder stoute en krasse taal, met gevatheden, kwink slagen, aardigheden of onaardighoden, al naar het uitvalt. Nu, daar ben ik niet bang voor, ik kan er wel tegen, maar ik zie er het nut niot van in. Neen, wilt gij een debat, dat dien naam mag dragen, dan moet gij er een geheelen avond voor stellenvooraf de punten opgeven waarover het zal loopen, iemand uit- noodigen om het in te leiden enz. enz. Dit neemt echter niet weg, dat, wanneer iemand straks eenige opmerking zou willen maken, of een inlichting zou wenschen, ik volgaarne bereid ben te verduidelijken wat minder goed was uitgedrukt en daarom minder goed verstaan en zooveel inlichtingen te geven als ik vermag. Ik ben zoo vrij daartoe zelfs uitdrukkelijk uit te noodigeu. Het bestuur van «Eensgezindheid" was het omtrent dit punt volkomen met mij eens. In dien zin moeten dan ook de woorden «geen debat" worden opgevat. Nog een tweede opmerking Ik ben hier niet geko men om de verdiensten der liberale partij te doen uit komen, haar op te hemelen, of hare tekortkomingen te verklaren of te verontschuldigen. Dat heb ik ook niet gedaan, toen ik voor zes weken te Schagen sprak. Toch heb ik uit 30mmige verslagen gezien, dat het door som migen min of meer aldus is opgevat. Als de liberale partij, waartoe ik behoor, zondor goede gronden wordt aangevallen, als men hare beginselen on juist voorstelt of bestrijdt, acht ik mij geroepen voor haar in de bres te springen, maar daartoe bestond te Schagen geen aanleiding, en daartoe ben ik evenmin hier gekomen. Ik wensch te spreken over zaken, niet over politieke partijen. Mocht er aanleiding' bestaan om te wijzen op hetgeen de nederlandsche regeering, de Wet gevende Macht in Nederland, de Staat heeft tot stand gebracht, dan kan in het midden worden gelaten aan welke partij dit te danken is en in hoeverre deze of gene partij haar plicht heeft vervuld of daarin ten achteren is gebleven. Waar het de vraag geldt, wat d© staat verder zal kunnen en behooren te doen, zal het wel niet kunnen uitblijven of men denkt onwillekeurig aan de begiusolen van deze of gene partij maar ik zal er mij van ont houden daarop te wijzen ik kom hier niet het programma van eene partij ontwikkelen. Omtrent vele punten hebben de verschillende partijen zich daarenboven voorloopig tot eenige algemeenheden bepaald, die geen stof opleveren voor een vruchtbaar debat. Eerst dan zal de tijd daartoe Een roman naar het Engelsch, van Edna Lyall. 57) o— Waar en hoe die vrije dagen zouden worden doorge bracht, wisten de heer en mevrouw Boniface alleen en het was voor Roy en Cecil eene groote verrassing, toen des Zaterdags namiddags ten 2 ure een rijtuig voor de deur van Rowan Tree House stil hield. «Hoe! moeten wij er heen rijden?" vroeg Cecil. «O, vader, hoe prettig: Is het ver?" Ja, wij moeten een heel eind rijden; neem dus doeken en mantels mede, voor het geval dat de avond koel wordt. Wij kuunen de kinderen bij ons binnen nemen als zij moede worden. Zijn wij allen gereed? Dan rijden wij al lereerst naar de modelwoningen. Zoo vertrokken zij, een vroolijk gezelschap, maar nog vroolijker, toen de drie Noor wegers zich bij hen hadden gevoegd, de meisjes uit zuinigheid als gewoonlijk in het zwartmaar met lieve witte matrozenhoedjes Sigrid had een gedeelte van den nacht opgezeten om ze te gar- neeren. Zij was verbazend in haar schik mot haar nieuwen hoed; zij was in haar schik, dat zij hare woning kon sluiten en den sleutel aan den portier gevenzij was in haar schik met het vooruitzichtdat zij in drie dagen niet behoefde te koken en de kamers te doen en niet aan eten koopon en geld sparen te denkenen zij was in haar schik met Roy's gezelschap, met het onbezorgde geluk van een meisje, welker hart nog geheel vrij is. De heer Boniface en zijne vrouw waren zoo gelukkig en opgeruimd als jonggehuwden ofschoon zij meer dan zes-en-twintig jaren getrouwd waren geweest, en het was uit een gevoel, dat zij gelukkiger zouden zijn, als zij aan zich zeiven worden overgelaten, dat Frithiof, die tusschen mevrouw Boniface en Cecil zat, zich tot de laatste wendde en met haar begon te praten. Cecil zag er bijzonder goed uit, dezen dag. De zon scheen op hare blonde haren de frissche wind riep een gezonde kleur op hare wangen hare oprechte, grijze oogen hadden niet de gewone ernstige uitdrukking, maar straal den van vroolijkheid, want zij was niet een meisje, dat omdat haar wensch niet werd vervuld, niet wilde ge nieten van het leven. Zij nam alles, wat haar te beurt viel, dankbaar aan, en met een voorgevoel, dat zulk oen genoegen als dit rijden met Frithiof haar niet dikwijls zou overkomen, genoot zij haar tegenwoordig geluk en onderdrukte alle zorg en vrees voor de toekomst. Van de achterbank hoorden zij uitbarstingen van luid gelach van Lance, Gwen en Swanhildvoor, naast den koetsier, konden zij Roy en Sigrid, verdiept in hun gesprek, zien en in zulk eene omgeving zou het inderdaad vreemd zijn geweest indien deze twee de Noorweger met zijne treurige geschiedenis en Cecil met de schaduw, die haar leven verduisterde niet een poos hadden kunnen ver geten wat op hen drukte en als de overigen zich ver maken. «Dat is duizendmaal beter dan een carriole of eene stolkjaerre zeide Frithiof. «Wat gaan wij snel voort en wat ziet het land er goed uitHet is het ideaal van reizen." «Dat meen ik ook", zeide Cecil. «Ton minste op een dag als heden. Onder regen of sneeuw of eene brandende hitte zou het minder aangenaam zijn. En in den ouden tijd hadden wij het rijtuig niet voor ons zeiven gehad hetgeen een groot verschil maakt." Hij dacht een oogenblik na over de laatste woorden en bedacht, dat onder «ons zeiven" Cecil do kleine kinde ren van een misdadiger rekende en de vreemdelingen, die zij nauwelijks twee jaren had gekend. Haar warm, edel moedig hart trok hem aan. Misschien, als hij niet toevallig Blanche had ontmoet, waardoor de oude wond weder was open gereten, had de gedachte aan eene nieuwe liefde bij hem kunnen opkomen. Nu was hij alleen dankbaar, dat zij de somberheid verdreef, die in de laatste dagen als een mist op hem had gedrukt. Zij was voor hem een opvroolijkende zonnestraal, een gezond koeltje, waardoor de mist werd verdreven, eene vriendin meer niets. En zij reden verder, waar geene huizen meer stonden gekomen zijn, als de partijen duidelijker hebben omschre ven wat zij zouden willen voorstellen en tot stand brengen, duidelijk hebben aangewezen door welke midde len on welke wetsbepalingen men daartoe komen kan. En waarover zal ik dan spreken Hebt gij het wel licht reeds vermoed Te Schagen heb ik gesproken over uitbreiding van Staatsbemoeiing. Welnu, op gevaar af, dat dit bericht voor velen een teleurstelling kan zijn moet ik mededeelen dat ik mij voorstel heden over hetzelfde onderwerp te zullon spreken. Dezelfde preek alzoo waarvan in sommige bladen zulke uitvoerige verslagen zijn verschenen Met uw verlof; ik hoop dat het iets gunstiger moge uitvallen. Niet precies dezelfde preek al moge ik uit den aard der zaak op dezelfde zaken terugkomen maar een tweede preek over denzelfden tekst, en dat die tekst een herhaalde behandeling verdientdat hij uiterst be langrijk is en ruime stof oplevert voor bespreking en nadere overweging, dat zal wel niemand uwer betwisten. Er is woeling en onrust in het land er is rumoer wrijving, en botsing en strijd. Er is wind en stroom. Er is beweging en zucht naar verandering. Over doodsche rust, over stilstand, die voor de frischheid van den geest al even noodlottig is als voor de frischheid van het water, over roerlooze, onrustvliedende voldaanheid of on verschilligheid valt'niet te klagen. Maar is er ook richting in den wind en in den stroom Is er leiding bij de be weging Staat bij die zucht naar verandering een helder doel voor oogen Weet men wat men wil en, waar het vooral op aankomtheeft men duidelijk gemaaktdat het bereikbaar is ik zeg nietna verloop van vele eeuwen misschien, maar binnen weinige jaren, voor het thans levendalthans voor het opkomend geslacht Weet men door welke middelen en langs welken weg het te bereiken is Ik zou gaarne willen dat het anders was maar een toestemmend, een geruststellend antwoord wordt in den regel niet gegeven, en kan inderdaad niet gegeven worden. Wel klinken er raadgevende stemmen tot ons door maar het zijn in de schatting van velen, van de meesten, stemmen van stuurlieden aan den wal, niet van bevaren scheepsofficieren. Bij de koopvaardij nu zijn de stuurman, de scheepsofficieren en matrozendie zich als bevaren hebben aangegeven aansprakelijk voor alle schade die door hunne onkunde is ontstaan en de schipper heeft het recht hen ingeval van gebleken onbekwaamheid vóór do reis aan wal te zetten en gedurende de reis in rang en gage te verlagen. Dergelijke bepalingen kunnen niet gemaakt worden bij het ondernemen van groote maat regelen die voor Staat en maatschappij belangrijke ge volgen kunnen hebben. En al werden zij gemaakt, wie zou in staat zijn de onberekenbare schade te vergoeden die in geval van mislukking veroorzaakt zou kuunen worden Daarom kan het niemand bevreemdendat men niet dadelijk bereid is den raad van al die stuurlui te volgen en hun de leiding der zaken toe te vertrouwen Maar hoezeer de verschillende raadgevingen ook uiteen langs den weg, alleen verspreid liggende boerderijen en stille dorpen. De boomen waren in Junipracht en de Noor wegers aan eentoniger groen gewoon waren opgetogen van bewondering. Zij hadden nooit te voren geweten wat het was te rijden langs een wegbezoomd door schilderachtige heggen hier en daar met statige olmen en met eiken en lindenplatanen en wilgen populieren en kastanjes over het landschap verspreid. «Wij hebben onze bergenmaar in boomen moeten wij voor u onderdoen!" riep Sigrid, wier blauwe oogen schitterden van geluk. Zij genoot van dat alleszooals alleen zijdie hard werken in een stadkunnen genietenwat zij buiten hooren en zien. De eenvoudigste dingen trokken haar aan en toen zij om thee te drinken stilhielden bij een her berg aan den weg, wenschte zij bijna dat daar hun rit eindigdezoo verlangde zij in de velden te loopen en bloemen te plukken. Eindelijk toen veel thee en brood was gebruikt stegen zij weder in het rijtuig en lieten een weerspiegeling van hun geluk achter in het gemoed der menschen van de herberg. »Er zijn zondagsgasten en zondagsgasten", merkte de herbergier op, terwijl hij beu nazag «maar deze zijn van de goede soortdaar kunt gij op aan." En nu had de heer Boniface ten volle genot van zijne verrassing. Wat lachte hij toen zij hem smeekten te zeggenwaar zij heengingen. Wat triomfeerde hij, toen de koetsier, die zoo doof was als oen deurpostgeene der listige vragen van Roy beantwoordde. «Ik geloof, dat wij naar Helmstone gaan of eeno der gelijke groote badplaats waar wij deftig moeten zijn en handschoenen dragen." Dit werd met algemeene teekenen van afkeuring begroet. «Om de zee te zien, zou het de moeite waard zijn, hand schoenen te dragen," zeide Sigrid «En wij zouden in ieder geval, geloof ik, kunnen wandelen en bloemen plukken.'" De heer Boniface glimlachte slechts eu zeide niets. En toen zij zagen dat er uit hem niets was te krijgen begonnen zij te zingen en de tijd ging snel voorbij. Ein delijk sprong Frithiof op. «De zee 1" riep bijl.uit. Wordt vervolgd. Telefoonnnminer: 3.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1893 | | pagina 1