Een stoere Noorman.
I
No. 48.
Vijf en Megentigste Jaargang.
1893.
y RIJ D A G
21 APRIL.
PARIJSCHE BRIEVEN.
FEUILLETON.
Buitenland.
ALKMAARS€HE COIRAM
Dezo Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar O,SO; franco door het
geheele rijk 1,
De 3 nummers f 0,06.
Prys der gewone Ad verten tien:
Per rogel 0,16. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Telefoonnummer
nilKIHElïWE».
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat wegens herstelling,
bet verkeer over den Munnikenweg, onder Oudorp,
van Dinsdag 25 April 1893 tot nadere aan
kondiging voor rij- en voertuigen zal zijn
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. Maclaine Pont.
18 April 1893. De Secretaris,
Nuhout van dbk Veen.
XII.
Parijs, 16 April 1893.
Het fraaie zonnige weder houdt nog steeds aan, wel
blies er Donderdag een ijskoude wind, maar die is weder
gaan liggen, en hoewel de lucht betrok, zoo dreven de
wolken ons droog over het hoofd, zoodat thans sedert
bijna zeven weken in Parijs geen druppel regen is ge
vallen. De algemeene gezondheidstoestand is verontrustend,
zoowat overal hoort men van epidemiëen, In het arron
dissement Lorient heerscht de cholera, in Parijs de typhus,
en rondom Parijs, vooral in het westen, te Suresnes,
Puteaux, Courbevoie, Bois-Colombes enz. enz. vertoont
zich opnieuw de influenza.
Hooren wij veel spreken van woelingen in België en
van werkstakingen te Amienste Parijs is alles rustig,
zoodat ook de dag van heden, bepaald voor de verkie
zingen der leden van den Parjschen gemeenteraad, zeer
kalm belooft te zijn. Er zijn zeer vele candidaten, dus
overvloed van concurrenten, waarom over acht dagen
bijna in alle kwartieren herstemmingen zullen plaats
vinden. De parjsche bevolking heeft niet veel belangstel
ling getoond in de voorloopige openbare vergaderingen,
maar mag men toch verwachten dat zij haren plicht zal
doen op heden en ter stembus zal gaan, want vooral in
eene groote stad als Parijs moet ieder burger overtuigd
zijn, dat hijzelf belang heeft bij de verkiezing van knappe,
verstandige, eerlijke raadslieden. Het budget der hoofd
stad toch bedraagt driehonderd millioon franken, en de
uitgaven voor scholen, wegen, hospitalen, liefdadigheid
enz. enz. cijferen dus ook per millioenen, en mag er nog
al eenig verstand vereischt worden van eenen gemeente
raad, welke zulke fortuinen beheeren moet.
Die kalmte te Parijs doet ons ook met gerustheid den
eersten Mei te gemoet gaan. De socialisten zijn het onder
ling niet met elkander eens, maar toch bestaat er een
zeer belangrijke groep, namelijk de vereenigde Allema-
nisten en Blanquisten, waarbij zich verscheidene ver-
eenigingen uit de werkmansbeurs hebben aangesloten.
Deze groep heeft op voorstel van den burger Allemane
besloten aan den parijschen gemeenteraad te vragen hun
op 1 Mei do groote machinegalerij op het Champs de
Mars ter beschikking te stellen, daar dan redevoeringen
te houden op vier verschillende tribunes, en die redevoe
ringen af te wisselen door het zingen van republikeinsche
en socialistische liederen. Deze betooging belooft dus zeer
Een roman, naar het Engelsch, van Edna Lyall.
61) o
In plechtige stilte werden twee zakkon het binnenst
buiten gekeerd. De rechtsche vestzak scheen ledig te zijn,
maar de zorgvuldige rechercheur keerde ook die om.
Plotseling sprong de heer Boniface op met een uitroep
van verbazing.
«Heb ik het niet gezegd?" riep de heer Horner.
En Erithiofdie nu eerst zijn aandacht schonk aan
hetgeen gebeurde, wat hij zich tot nu toe niet had ver
waardigd te doen, zag neer en zijn hart stond stil.
Zorgvuldig vastgespeld in de binnenzijde van den zak
was een nieuw bankbiljet van vijf pond. Hij sprak geen
woord maar staarde het in wezenlooze verbazing aan.
Er was eene pijnlijke stilte. Was het een benauwde droom
Hij zag naar den onverschilligen rechercheur en naar
het opgewonden gelaat van den heer Horner en naar den
heer Bonifacedie bedroefd en verward was. Het was
geen droomhet was eene vreeselijke werkelijkheid
eene werkelijkheiddie hij ten eenenmale onbekwaam
was, te verklaren. Met een instinct, dat er toch een man
tegenwoordig was, die hem vertrouwde, ten spijt van den
schijn, deed hij een paar schreden naar den heer Boniface.
Mijnheer," zeide hij in groote opgewondenheid, »ik
zweer u, dat ik er niets van weet. Ik ben even verwon
derd als gij. Hoe het daar is gekomen, kan ik niet zeg
gen, maar ik heb het er zeker niet in gestoken."
De heer Boniface zweeg en omziende bespeurde Prithiof
op de dunne lippen van den rechercheur een veel be-
teekenenden glimlach. Dat gezicht maakte hem bijna
razend. Onder den schok der ontdekking was hij doods
bleek gewordennu deed de toorn hem het bloed naar
het hoofd stijgen.
vredelievend te zijn, en andere groepen wenschen ook
slechts een vredelievenden rustdag te houden.
Intusschen kwam hier het proces der anarchisten voor
in zake de ontploffing in het restaurant Véry, waarbij
twee personen het leven verloren. Een der beschuldigden,
Bricou geheeten, wiens schuld vooral daarin bestond, dat
hij alles van te voren geweten heeft, en niets deed om
de werkelijke daders van hun misdaad af te houden, boet
zijne fout met twintig jaren dwangarbeid. De hoofddader,
Meunier geheeten, is voortvluchtig, en niemand weet waar
hij zich schuil houdt, maar degeen, die gehouden werd
voor den groot3ten medeplichtige, Francis of Francis
genaamd, en die door Bricou en diens minnares op het
stelligste beschuldigd werd, wiens hoofd dus reeds zeer
zwak stond, want de advocaat-generaal eischte voor hem
de doodstraf, werd tot veler en vooral zijner eigeno ver
bazing door de jury vrijgesproken. En nauwelijks is dit
proces voorbij of wij vernemen dat de politie de hand
gelegd heeft op een' man en vrouw, die onder sterke
verdenking liggen van de oorzaak te zijn der ontploffing
in het commissariaat van politie in de rue des Bons-
Enfants, welke aanslag oorspronkelijk gericht was tegen
de kantoren der mijn-compagnie van Carmaux, en welke
aan zes personen het leven kostte.
Nu de winter voorbij is kunnen wij boter nagaan hoe
veel liefdadigheid in eene stad als Parijs aan de onge-
lukkigen wordt bewezen. Daar is b.v. de vereeniging welke
nachtverblijf verschaft, en welke dezer dagen haar jaar-
lijksch verslag deed. Dit verslag toont ons hoeveel onge-
lukkigen voor ziekte, dood en oneer bewaard bleven door
dat zij des nachts een verblijf vonden. Wij zien dan dat
in 1892 door het «Oeuvre de 1' Hospitalité do Nuit"
meer dan 107 duizend personen werden opgenomen, dat
daaronder de «journaliers" of dagioonors het meest ver
tegenwoordigd zijn met 25 duizenddit zijn wellicht
meest tnenschen die geen vast ambacht hebben, maar ook on
der de echte werklieden heerschte de nood, want wij zien er
metselaars, schrijnwerkers, schoenmakers enz. enz. bij ge
tallen van 2 a 3 duizend, kantoorbedienden, boekbinders,
koetsiers, bedienden en zoovele anderon. Daarentegen zijn
de kunsten, letteren en studenton er in betrekkelijk kleinen
getale, slechts 12 pianisten, II apothekers, 77 professoren
en 6 schrijvers. Deze laatsten zijn dus niet meer de
vroegere leden van het Parijsche Bohème, die den naam
hadden van nooit 's morgens te weten waar zij 's avonds
eten of slapen zouden. Verder wijst de verslaggever op
het groot aantal legaten en offeranden, waarin het «Oeuvre"
zich mocht verheugen, hier is het 5000 franken, aange
boden door den heer Lupin, daar 6000 ter herinnering
aan eene geliefde moeder en verdere offertenzoo groote
als kleine; dan zien wij de legaten, waaronder 50 dui
zend franken van den heer Eniile Finance, die zijn moeder,
zusters en broeders aan eene ziekte had zien bezwijken,
en die op 22jarigen leeftijd zelf overleed en ongeveer twee
millioen aan verschillende weldadige instellingen ver
maakte. Ai die hulp heeft de vereeniging in staat gesteld in
de voornaamste fransche steden nieuwe toevluchtsoorden te
stichten; ieder bed kost haar 51 centimes of een kwartje.
Te Parijs kan men gratis 's nachts verblijven in vier ver-
«Als gij het niet hebt gedaan, wie heeft het dan ge
daan zeide de heer Horner verontwaardigd. Verzwaar
uwe zonden niet, door te liogen, jonge man."
«Ik heb nooit in mijn leveu een leugen gezegd gij
zijt het, die liegt, als gj zegt, dat ik de banknoot daar
heb gestoken," zeide Frithiof driftig.
«Arme jongen!" zeide de heer Boniface, «ik heb diep
medelijden met u, maar gij moet erkennen, dat de schijn
tegen u is."
«Wat! ook gij, mijnheer 1" riep Frithiof en zijne veront
waardiging veranderde ia droevige verbazing.
Zijn toon sneed den heer Boniface door het hart.
«Ik geloof dat gij het hebt gedaan, zonder het te we
ten," zeide hij. «Ik ben overtuigd, dat gij het nooit zoudt
hebben gedaan als gij wist wat gij deedt. Gij hebt het in
afgetrokkenheid gedaan. Het is misschien een gevolg van
uwe ziekte en niemand zal er u verantwoordelijk voor
honden.
Een vreeselijke twijfel steeg bij Frithiof op. Kon dat
de ware verklaring zijn Maar hij duurde slechts een
oogenblik. Hij kon het niet gelooven hij wistdat de
veronderstelling van zwakhoofdigheid niet waar was.
«Niemand kan in afgetrokkenheid die banknoot hebbeu
vastgespeld," zeide hij. «Bovendien mijn hoofd was volko
men helder, ik had zelfs geen hoofdpijn, ik was niet eens
vermoeid."
«Juistik ben blijde dat gij zoover de waarheid be
kent zeide de heer Horner. «Beken nu alles maar
dadelijk en wij zullen n niet aan de justitie overleveren.
Gij zijt voor eene plotselinge verzoeking bezweken en wij
weten het allen gij hebt bijzondere redenen om geld te
willen hebben. Kom beken maar."
«Gij zijt niet verplicht u zelve te bezwaren," zeide de
rechercheur. «Maar wat die heer u aanraadt, is het beste,
wat gjj kunt doen. Er is geen jury in het land, die u niet
schuldig zal verklaren."
«Ik zal zeker geen leugen zeggen om aan de openlijke
schande te ontkomen," zeide Frithiof. «De jury moge
doen wat zij wil. God weetdat ik onschuldig ben."
De toonwaarop hij deze laatste woorden zeide, noopte
den heer Boniface, hem scherper aan te zien. Het was
schillende adressen, allen ver van elkander verwijderd,
men behoeft er slechts aan te kloppen.
J. M. T.
DUITSCSIIiAlVD. De werkstaking der stokers
is in eene dea 17 gehouden vergadering met 173 tegen
159 stemmen voor geëindigd verklaard. Zij heeft ongeveer
vier weken geduurd.
Rijksdag. Den 13 verscheen de afgevaardigde dr.
Ahlwardt met een bundel papieren ter vergadering, welke
stukken, volgens zijn zeggen vóór het Paaschverlof, door
hem overgelegd zonden worden ten bewijze, dat er inder
tijd bij het Rijksinvaliedenfonds knoeierijen zouden hebben
plaats gehad. Hij schijnt bij het overhandigen dier stuk
ken aan den voorzitter voor net noderleggen daarvan
op de tafel van het Huis eerst de voorwaarde gesteld te
hebben, dat hij eene rede zou mogen uitspreken tot toelich
ting hetgeen in strijd was met het reglement van orde en
daarna dat een voorstel tot benoeming eener bijzondere
commissie moest wofden aangenomen. De Voorzitter
verklaarde in zulk een voorwaardelijk overhandigen dier
stukken niet te kunnen treden en het aan den heer
Ahlwardt over te laten, of hij over deze kwestie een
voorstel of een verzoekschrift aan het Huis zou richten.
De heer Ahlwardt nam daarop de stukken terug en ging
naar Bebel, om den steun der sociaal-democraten voor
zulk een voorstel te vragen.
Den 17, toen de beraadslagingen over de leger wet weder
gestaakt moesten worden, omdat bij eene stemming slechts
171 leden, 28 te weinig, aanwezig waren, had Ahlwardt,
met behulp van 2 anti-semieten en 17 socialisten een
voorstel ingediend, om eeue commissie van 21 leden te
benoemen, om aan den Rijksdag verslag uit te brengen
over de door hem overgelegde stukken. De voorzitter
verklaarde echter, dat voorstel niet te kunnen aannemen,
omdat Ahlwardt geone stukken overgelegd had, daar hij
bleef weigeren ze «op de tafel van het Huis" neder te
leggeu, voordat besloten was de commissie te benoemen,
aan wie hij zijno stukken wilde toevertrouwen. De
sociaal-democraten stelden daarop voor, eene commissie
van 21 leden te kiezen om de overgelegde stukken aan
het onderzoek te onderwerpen of en in hoeverre de be
schuldigingen gegrond zijn, door hem in de zittingen van
den Rijksdag van den 21 en 22 Maart tegen vroegere
en tegenwoordige leden van Rijksdag en Bondsraad in
gebracht.
E3A<K23ïiAAS>. De bekende leider der dokwerkers
Ben Tillett, stond den 15 te Londen terecht wegens eene
oproerige redevoering in December 11. te Bristol ge
houden. De jury erkende, dat hij de hem te laste ge
legde woorden werkelijk gessproken haddoch in de
opwinding van het oogenblik, zonder voorbedachten rade.
Daarom werd h j vrjgesproken.
In eene den 15 te Londen gehouden vergadering van
afgevaardigden van 76 vereenigingen op het gebied van
handel en scheepvaart werd eene motie aangenomen, om
vreemdmaar in dit allerbitterste oogenblik, toen hij het
hopelooze van zjno positie duidelijk inzag toen een van
zijn chefs hem voor krankzinnig en de ander hem voor
een dief hield toen schande en ellende z jn deel schenen
te zjn werd de flauwe glimp van het Onzienljke, dien
h j van t jd tot tijd had bespeurd als helder zonlicht.
Voor het eerst in zijn leven stond hj in nauwe persoonljke
betrekking tot de Machtin welke hj altjd vaag had
geloofd werd de goddeljke Tegenwoordigheid voor hem
meer eene werkelijkheid dan voor hen, die met medeljden,
verontwaardiging of verachting hem aanstaarden.
Maar de heer Horner was Diet een man die op een
gelaat, veel minder in een hart kon lezende nadruk
waarmede Prithiof had gesproken, maakte hem nog boozer.
«Nu weet ik zeker, dat gj liegt!" riep hij, «voeg
geeue godslastering bij uwe misdaad. Gij zijt de ongods-
dienstigsto man, dien ik ooit heb gezien iemand, die,
zooals ik zeker weetnooit in een kerk komt en durft
gj dan nog God als getuige aanroepen
Alleen het sterke bewustzijn van deze nieuwe Tegen
woordigheid weerhield Frithiof een scherp antwoord te ge
ven. Een groote kalmte was over hem gekomen en zjn toon
had misschien zelfs den heer Horner overtuigd, alshj niet zoo
bevooroordeeld was geweest. «God weet, dat ik onschuldig
ben", herhaalde hj alleen Hj kan verklaren, hoe het
bankbiljet daar is gekomen ik kan het niet."
«Ik moet u even alleen spreken", zeide de heer Boniface
tot den rechercheur, terwjl hij opstond en zjn stoel achter
uit schoof, als kon hj deze discussie niet langer verdragen.
Hij ging naar den winkel en deelde daar den recher
cheur mede wat hj van de zaak dacht. Hj geloofde stellig,,
dat Frithiof overtuigd was dat hj de waarheid sprak
maar hij moest wel gelooven wat h j zelf had gezien en
daarom nam hj aan, dat het onbewust was geschied. De
rechercheur haalde zjne schouders op en zeide dat het
misschien mogeljk wasmaar dat hj den jongen man,
voor zeer helder van hoofd hield. Hj nam evenwel zjne
belooning aan en de heer Boniface keerde bedroefd naar
zjne kamer terug.
«Gj kunt weder naar den winkel gaan, Darnell", zeide hj,.
Wordt vervolgd.