Telegrafische Berichten. anders was dan voor vier jarentoen ook aan het al gemeen stemrecht het woord was gegeven. Toen bedreigde eene machtige partij onder aanvoering van Bonlanger het parlementair stelselthans zon de verkiezing te mid den van de grootste kalmte plaats vindenterwijl de aan de grondwet vijandige partijen grootendeels de wapenen hadden neergelegd. Nimmer waren de omstandigheden voor een staatkundigen beginselstrijd gunstiger geweest dan thans. Tweede Kamer. 27 Juli. Bij het kiesrechtdebat betoogde de heer Rink volkomen grondwettigheid van de uitbreiding en van de ken- teekenen en verdedigde krachtig de wenschelijkheid. Door uitbreiding zal revolutie voorkomen en eischen van rechtvaardigheid betracht worden De heer de Beaufort (Amsterdam) achtte de ontwerpen onaannemelijk nog eerder ware het algemeen kiesrecht verkieslijk. Hij kondigde met politieke vrienden een amen dement aan, waardoor voor hen de wet aannemelijk zou worden en beval dit ten sterkste aan in het belang van de eenheid der liberale partij. De heer van den Bergh van Heemstede bestreed het ontwerp om de beginselen en de uitwerking daarvan de heer Rooyaards om on grondwettigheid en strijd met het staatsbelang. Eerste Hamer. Faillissement. Aan het zeer uitgebreid voorloopig verslag over het wetsontwerp op het faillissement en de surséance van betaling wordt het volgende ontleend. Vrij algemeen kon men zich vereenigen met het ont werp voor zoover het betrof de regeling van het faillis sement \an kooplieden, waarin belangrijko verbeteringen werden aangebrachtmaar vele leden hadden op ver schillende gronden overwegende bezwaren tegen de gelijk stelling van kooplieden en niet-kooplieden. In de praktijk was de behoefte aan die gelijkstelling, volgons onderscheidene leden, niet gebleken en allerminst bestonden er redenen haar thans in te voereu en dien tengevolge groote en ingrijpende veranderingen te brengen in den bestaanden toestand. Het recht van één crediteur om, bij wanbetaling, ook zonder executorialen titel, zijn schuldenaar ter ongelegener tijd op het lijf te vallen onder curateele te doen stellen en uit zijn bedrijf te stooten is een groote machtnoodig voor den handel maar niet voor den particulier. Voor den niet-koopman zijn de gevolgen van het faillissement vaak vernietigend, terwijl ze voor den koopman geenszins altijd verwerpelijk zijn. In één woord de gelijkstelling is door niets ge rechtvaardigd, te minder waar op andere punten in onze wetgeving het onderscheid tusschen kooplieden en niet- kooplieden blijft bestaan. Deze leden achtten zulk een groote wijziging van rechtstoestanden als het gevolg zal zijn van dit wets ontwerp, bedenkelijk en meenden, dat de weg tot verbe tering gezocht moest worden in eene wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarbij eene betere regeling van de procedure tot stand gebracht en de middelen tot executie tegen den schuldenaar vereen voudigd worden. Andere leden kwamen krachtig tegen deze beschouwin gen op achtten het onderscheid tusschen kooplieden en hiet-kooplieden in vele gevallen niet zoo kenmerkend meenden dat in elk goval dat onderscheid niet aanleiding behoefde te geven tot eene verschillende behandeling ingeval zij hunne schulden niet betalen en traden in velerlei beschouwingen ten betoogedat men voor de gevolgen van dit ontwerp niet bevreesd behoefde te zijn. Bij andere leden kwam de vraag van uitbreiding der algeheele vermogensexecutie tot de gansche burgerij ten deele neer op de vraag of er afdoende gronden bestaan om de vrij strenge eischen voor het intreden van den staat van kennelijk onvermogen te laten vallen on voor het leggen van vermogensarrest bij koopman en niet- koopman slechts één en dezelfde voorwaarde te stellen het ophouden van betalen. De verdedigers van het ont werp wezen er op, dat instemming met of afkeuring van de wijzigingen die het ontwerp in het faillietrecht be oogt, huns inziens geen gewicht in do schaal mag leggen bij de beantwoording van de gestelde vraag. ti—--—-m MMCcaegj daarbij ernstig en zacht verwijtend den jongen steenklopper in de oogen ziende. Ieder zijner woorden schalden in de ziel van den armen wanhopigen jongeling als het bazuin geschal van het jongste gericht. Hij vermocht zijne oogen niet af te wenden van den straffenden spreker en als wezenloos bleef hij den predikant aanstaren. Deze echter sprak zijnen zegen uit over het paar, knikte hen vriendelijk toe en ging langzaam en kalm de kerk uit door eene zijdeur. Allen, de geheel verslagen echtgenoot met zijn vrouwtje voorop, verlieten langzaam de kerk. Toen zij echter bui ten de kerkdeur op den bloeienden doodenakker stonden, waar de gestorven boeren met hunne vrouwen en kinderen den langen slaap der rechtvaardigen onder de aarde sliepen, toen hield de arme stakkerd het niet langer meer nithij trad den predikant in den weg, nam zijnen hoed in de sidderende handen en stotterde, buiten zich zeiven van wanhoop, deze woorden Ach, vergeef het mij maar, dominénu gij toch alles weet. Maar ziet u, Grete zou mij niet genomen hebben, als zij geen bruidsgeschenk had gehad. In het zweet mijns aanschijns wil ik dat oud geraamte weder uit de beek opgraven, als u mij dat eene maar wilt vergeven dominé 1" Nu wendde hij zich tot zijne jonge vrouw, die in spra- kelooze verbazing nevens hem stond en van dit alles niets begreep. »Acb, goede beste Grete, zie je, nu heb je toch geen bruidsgeschenk en nu ben ik een leugenaar boven dien maargeloof mjj het was alleen mijne innige en hartelijke liefde voor jou, die er mij toe dreef. Wantje moet weten, Grete,zie je die armband is eigen lijk in 't geheel niet van mijne grootmoeder zaliger; hij behoorde aan eene ondo frankische vrouw, die anderhalf duizend jaar geleden geleefd moet hebben ik zelf heb haar geraamte gevonden en als je wilt, zul je t ook nog zien. Wees niet boos op mij Greteliefvergeef het mij maarwant in de waarheid alleen ligt toch maar het eeuwige leven je hebt het zelf van dominé gehoord Aanvankelijk had het teleurgestelde meisje sprakeloos haren man aangehoord en slechts met verbaasde blikken ens den kring rondgezien, ais wilde zij vragen, of iemand Indien daarentegen de wetgever, door wijzigingen aan te nementoont ze als verbeteringen te beschouwen zouden zijook al bleef de staat van kennelijk onver mogen behouden krachtens hetzelfde beginseldat nu daarbij gevolgd isook wel op dien staat toepasselijk worden verklaard. Ernstig bezwaar rees voorts tegen de bijvoeging der voorwaarde in art. 1 »Indien dit in het gemeenschap pelijk belang zijner schuldeischers wenschelijk wordt geoordeeld." Wil men het begrip van faillissement zuiver honden dan moet dit element van gemeenschappelijk belang, hoe eer hoe liever, uit de wet verwijderd worden. Ook hun, die tegen de gelijkstelling van den niet-koopman met den koopman waren, scheeu de bijvoeging ten eenenmale verwerpelijk. Dit bezwaar woog bij onderscheidene leden zoo zwaar, dat zij de vraag zich stelden of niet daarom het ontwerp moest worden verworpen. Zij waren echter geneigd vóór te stemmen, onder de reserve om tegen de invoeringswet te stemmen indien niet vóór of bij die wet aan dit bezwaar werd te geinoot gekomen Ook omtrent de artikelen werd uitvoerig van gedachten gewisseld. Tweede Hamer. Den 25 zijn tot Voorzitters der afdeelingen gekozen de heeren Goekoop, van Kerkwijk Bahlmann van Del den en van Houten en tot ondervoorzitters de heeren Borgesius Mees, Kenchenius, van der Kaay en Roëll. Bij den aanvang dier zitting waren alle ministers tegen woordig. Toen de heer S m e e n g e bij de verdediging der wetsontwerpen wees op de gevolgen eener verwerping dat zij de ontevredenheid zou doen toenemen en dat de aandraug tot grondwetsherziening zon toenemen, zoo er eene andereminder uitgebreide regeling tot stand zou komen op grond van bezwaren, aan de grondwet ontleend, riep de heer van Houten: wat kwaad! De heer Smeenge antwoordde, geen kwaad, alleen dit, dat tijdens een grondwetsherziening niets tot stand komt. (Gelach.) Behalve de reeds in het telegram genoemde sprekers, werd nog het woord gevoerd door den heer van Karnebeek, die de vraag stelde, of de Kamer deze wet mag aannemen, welke vraag weder afhankelijk was van deze: of ze voldoet aan de eischen der grondwet. Bij de ontkennende beant woording dier vraag kwam hij er tegen op, dat men door 3taatsdwang de lotsverbetering wil verkrijgen en het stembiljet voorspiegelt als de sleutel tot elke lotsverbetering. Hij meent, dat deze uitbreiding veel te ver gaat, daar ze de uiterste grenzen bereikt. In het buitenland heeft de ervaring geleerd, dat het algemeen stemrecht niet baat en slechte wetten ook daar niet uitblijven. Ten slotte meent hij, dat de leeftijd van 25 jaar stellig nog te laag zou zijn (hij zou 28 jaar willen stellen) en betwijfelt hij, of de voorgestelde candidaatstelling overeenkomstig do grondwet is. Toen de heer Travaglino in den aan vang zijner rede verklaarde, dat het hem onaangenaam was, dezen minister van binnenlandsche zaken te moeten bestrijden, maar dat hij deze ontwerpen toch voor oer en geweten en openhartig zou bestrijden, riep de heer van Kerkwijk: Dat spreekt van zelf Den 26 trad do heer van V 1 ij m e n als bestrijder dezer ontwerpen op, waarvan hij de indiening betreurde door dezen minister, dien hij steeds als een der bekwaamste en rechtvaardigste leden van dit kabinet beschouwde. Hij ging met dezen minister niet mede in het doorhakken van den Gordiaanschen knoop. Hij beriep zich op het buitenland, waar het algemeen stemrecht volstrekt niet voldoet. De sociale rechtvaardigheid van het algemeen stemrecht schijnt te bestaan in meerdere belasting van de gegoeden en dat de niet-bezitters de wet stellen. Hij verzet zich tegen algemeen stemrecht, op socialisme ge grond. Het volk is bovendien voor algemeen stemrecht onverschilligdat blijkt ten minste uit de opkomst. Waarom alle macht te geven aan hen, die weinig of niets in de lasten dragen Daarbij komt, dat de hartstochten opgezweept zullen worden door gewetenlooze volksleiders in eene moderne maatschappij, die tot dogma heeft ni Dieu, ni maitre. Het stembiljet zal de nooden der maat schappij niet opheffen. Tal van werklieden zullen beter geholpen worden door invoerrechten, dan door het stem biljet. Hij ziet alleen heil in beperkt kiesrecht. Men in ijwn i a— daar nu een woord van begreep. Bij het woord «geraamte" echter schudde zij krampachtig haren ronden arm, alsof zij door giftige slangen er in gebeten werd met de twee voorste vingers barer rechter hand maakte zij den arm band los, met een gebaar als raakte hare hand iots onreins aan en schudde het schitterend kleinood met zulk een zenuwachtig geweld van haren polsdat het ver weg rolde over het zand en ergens in de struiken liggen bleef. «Bah! Bah!'' riep zij met onnitsprekelijkon afschuw nit. »Van een geraamte En nog wel van een, dat duizend en meer jaar oud is Intusschen had de geleerde zich gehaast den armband op te rapen en zorgvuldig in zijnen zak te steken. Toen sloeg het jonge vrouwtje de handen voor het ge laat en men meende haar in snikken te zullen zien uit barsten, maar plotseling veranderd zij geheel van houding; onwillig hief zij het hoofd op, stampte heftig met haren kleinen voet op den grond en i-fprak met gloeiende wangen en hijgenden boezem Dominé, Frits, die leugenaar heeft mij moedwillig beetgenomen met dien armband en nu heb ik geen bruids geschenk. Gij hebt ons aan olkaar gegevendominéen daarom wilde ik u vragenof u dat nu maar dadelijk weder ongedaan maken wildet." »Neen, mijne dochter," zeide de predikant zachtzinnig, «dat gaat niet." Hij legde haar bedaard en kalm uit dat zij eenmaal getrouwdde vrouw van Frits moest blijven, nadat zij hem eenmaal vrijwillig en voor iedereen verstaanbaar haar jawoord gegeven had. Hij bracht haar ouder het oog, dat Frits alleen aldus gehandeld had uit liefde voor haaren dat stellig niemand hun de zaak verder zou verwijten, nu hij de waarheid had gezegd en zich tot het verleenen van zijne hulp bij verdere opgra vingen bereid had verklaard. »Maar ik zal 't hem zijn leven lang verwijten riep Grete toornig uit. »En ik wil hem ook niet meer; ik mag hem niet meer lijdenik wil hem niet meer zien Mij znlke oude, afgelegde prullen te schenken, die reeds honderdduizenden van jaren in hare boosheid zag Grete moet zich vrijwaren voor de nadeelige gevolgen van het algemeen kiesrecht De heer T ij d e m a n spiegelt zich geen gouden ber gen voor van groote uitbreiding van het kiesrecht. Hij erkent niet de noodzakelijkheid om der vertegenwoor diging een veelzijdig karakter te gevennoch Kamer, noch regeering kan verwaarloozing van de volksbehoeften verweten worden. Vrees voor uitgebreid of algemeen kiesrecht heeft hij nietnergens deed dit armoede ver drijven, maar evenmin reusachtige vermogens verdrijven of den rijkdom vernietigen. Hij heeft zich afgevraagd, of het in 't staatsbelang is, op dit oogenblik een minder uitgebreid kiesrecht toe te staan dan de regeering voor stelt Aanvankelijk zou hij meenen, ja. Deze ontwerpen hebben hem verrast om hunne wijde strekking. Ongaarne zal hij zijne medewerking onthouden, maar toch blijven ernstige bezwaren voor hem over. Zijne hoofdbezwaren zijn tegen het kenteeken van welstand; vooral de toe voeging, dat het bewijs van het kenmerk zal worden gevonden in niet bedeeling, keurt hij af. Hij zal blijven aandringen op betere waarborgen, opdat bedeelden wor den buiten gesloten. Hij betreurt, dat wanbetaling van directe belasting uit de wet genomen is en hoopt, dat gemeen overleg daartoe weer zal kunnen leiden. Do heer L e v ij bestrijdt uitvoerig het Haagsch adres tegen deze wetten en vraagt, of de daarin gelegen ge ringschatting overeen te brengen is met de bedacht zaamheid van den staatsman en referentie zelfs voor eene niet bevriende regeering. Voor de daarin geuite vrees- aanjaging en voor het bazuingeschal bestaat volstrekt geen grond. Deze Kamer bewijst het, die, ondanks herhaalden laster, getoond heeft wol degelijk een open oog te hebben voor de volksbehoeften, voor de sociale recht vaardigheid, o.a. door do belastingherziening. Men meent, dat de dommekracht van het stemmenaantal zal overhoer- schen. In Duitschland is onder algemeen stemrecht een leger- wet ingevoerd, van het meest aristocratisch militarisme de kenmerken dragende, en in datzelfde Rijk is de belasting - censns genoemd de ethisch meest verworpelijke en meest uiterli]ko prestatie In Engeland is de plicht der belas tingbetaling voor het kiesrecht afgeschaft en wordt be schouwd als eene aanmerkelijke schrede tot algemeen stemrecht. En in Frankrijk heeft de invloed der arbeids- syndicaten op de regeering die men vreesde niet belet, dat de regeering de arbeidsbeurs hoeft gesloten. Is het eigendomsrecht der burgers in Frankrijk minder gewaar borgd dan hier Hij wijst op enkele voordeelen der uit breiding. Door kiesrechttoekenning oefent de Staat niets andors dan recht. Het is willekeurniets andersde werklieden ongeschikt te verklaren om economische en maatschappelijke vraagstukken te kunnen beoordeeleu. Welken standaard van kennis hebben adressanten zich gesteld Den hunne (Gelach, bravo.) Met welk recht een gansche klasse ongeschikt te ver klaren en zulke minachting uitgesproken voor kleine burgers, die daardoor in de armen worden geworpen van demagogen, die door laffe vleierij hen trekken? Een tweede voordeel van de regeeringsvoordracht is, dat de toekenning den kleinen man in eigen oog zal verheffen. Hij komt daarna tot de grondwettelijke kwestie, doch slechts om die kort aan te roeren. De regeering meent de grondwettelijke bezwaren voldoende te hebben opgelost. Een der bedenkingen is opgeheven door de gewijzigde redactie; de candidaatkiezer kan niet volstaan door niet te zijn uitgesloten door de Grondwet. Hij moet nu ook in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven. Maar het hoofd bezwaar is blijven bestaan, n.l. dat eon vrijbrief wordt gege ven om in plaats van een te stellen regel in de kieswet voor welstand het met de uitsluiting voor lief te nemen. Er moet een welstandskenteeken in de kieswet worden opgenomen. Het feit van onderstand gedurende een jaar voldoet niet aan den grondwettelijkeu eisch van welstand. Het tweede voordoel dezer ontwerpen is, dat daardoor het volk tot ontwikkeling en belangstelling in do open bare zaak zal geraken. Het stembiljet heeft een toover- kracht, maar wekt meer de overtuiging bij meerontwik- kelden, dat ze charge d'arne hebben. Juist nu heeft de volksmenner vrij spel, omdat men hem vrij spel laaten hij gebruik maakt van het feitdat de ontwikkeling zeer langzaam gaat. Door uitbreiding van het kies recht zal aan de wet grooter zedelijke kracht, grooter op geen paar nullen uit de mode zijn en dat nog wel van wilde vrouwen, die misschien ook wel naakt geloopen hebben bovendien Foei, 't is zonde en schande 't Is ge meen dat zeg ik Frits in zijn gezichtDaarbij keek zij echter haren man niet aanzooals men toch uit hare laatste woorden moest opmakenintegendoolzjj keerde hem nu geheel den rug toe en liepzoo hard zij kon, weg. Toen trad haar de oude geleerde in den weg en zeide vriendelijk en welwillend glimlachend Wees nu zoo boos niet, vrouwtjelief.'' Wees maar gerust, alles zal nog wel terecht komen. Aangezien ik nu dien armband, dien uw man gevonden heeft, behouden moet, zoo is 't niet meer dan billijkdat ik zorg draag dat Frits u een ander bruidsgeschenk, en nu naar de laatste mode, kan geven. Eer het avond is, zult gij eenen fraaien gouden armband hebben en als pleister op de wonde, schenk ik bij dezen vjjfhonderd mark tot het opzetten van uw klein huis houden. De antieke gouden armband toch heeft eene zeer grooter waarde dan gij meentjahij zal zelfs in het staats-museum worden geplaatst. Toen helderde Grete's gelaat heel wat op. »In het museum vroeg zij ongeloovig. «Wat is dat voor een ding »Dat is," verklaarde de oude heer, »een groot, fraai en deftig gebouw in de hoofdstad waar deze armbaud achter glas voor do bezoekers wordt ter bezichtiging ge steld en ik verzeker u dat de hoogst geplaatste en ge leerdste vrouwen en mannen er komen zullen om hem te bewonderen." Grete dacht over deze woorden van den geleerde een oogenblik na. «In het museum En na zich weder een poosje bedacht te hebben, voegde zij er, niet zonder eenigen hoogmoedbijterwijl zij eenen zijdeliugschen blik op Roosje en Lise wierp: »Nu, als dat alles dan werkeljjk waaT is, van dat museum, bedoel ik, dan wil ik ook niet langer zoo tegen Frits wezen. Ik zal 't hem dan maar vergeven. In bet museum komt hier uit het dorp toch niet zoo licht iemand met haar klein beetje prullen, die zij aan het lijf heeft."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1893 | | pagina 2