Telegrafische Berichten. Binnenland. bezig te honden met den strjjd tegen het kapitaal, werd met 14 tegen 4 stemmen aangenomen. VBBBEWI©BE ST;*TE>'. De leiders van de zilverpartij en van hare tegenstanders hebben den 11 des morgens besloten, dat de beraadslaging dien dag aanvangen en twee weken duren zou. Daarna zou men het eerst stemmen over het wetsontwerp tot vrije aan munting van zilvermet verhooging van de waarde verhouding ten opzichte van het goud. Naar aanleiding dezer schikking diende de afgevaardigde Wilson bij de Kamer een wetsontwerp in tot afschaffing van het arti kel in de Sherman-wet betrekkelijk den aankoop van zilvermaar aan het zilver zijn karakter als wettige munt latende. De afgevaardigde Bland heeft een wets ontwerp ingediend voor vrije aanmunting, met verhoo ging van de waardeverhouding, opnieuw inwerkingstelling van de oude Bland-weten afschaffing van het artikel in de Sherman-wet betrekkelijk den aankoop van zilver. De schikkingdoor de leiders der tegenovergestelde partpen geslotenheeft van weerszijden eene levendige kritiek uitgelokt, vooral van de kant der republikeinen, die een tactiek van uitstellen hebben aangenomenbij do stemming over deze schikking werden de republi keinen echter met groote meerderheid verslagen. De zilverpartij erkent nu, dat het Huis van Afgevaar digden de afschaffing van de Sherman-wet zal aannemen, maar zij is van meening, dat zij het in den Senaat wel tot een vergelijk zal brengen. Aan de nederlandsche schilders H. Bastert, J. Kever, D. de la Mar, George Poggenbeek, allen van Amsterdam aan B. Blommers en P. Gabriel van Schevoningen aan Th. de Bock, Jacob Maris, Albert Neuhuijs, Ph. Sadée W. Tholen en Jan Vrolijk van 's-Gravenhage, benevens aan Willem Maris en Marguerie Roozenboom, zijn voor de inzendingen op de wereldtentoonstelling te Chicago me dailles toegekend. Verder nog aan de heeren H. Melis van Voorburg en T. Offermans van Charlois, alsmede voor aquarellen aan P. Josselin de JongM. van der Maarel, Neuhuijs, J. Weissenbrnch van Laren en Kever van 's-Gravenhage. Tweede Kamer. 15 Augustus. Aangenomen met 74 tegen 5 stemmen het wetsontwerp, houdende bepalingen op fabrieks- en handelsmerken. Ook werd aangenomen de suppletoire begrooting voor hoofd stuk binnenlandsche zaken, waarbij de minister verklaarde dat spoedig in het onderwijs in de bacteriologie aan de Po lytechnische school zal worden voorzien en dat de ver plaatsing der rijkskweekschool van 's-Hertogenbosch naar Nijmegen afhangt van de voldoening door 's-Bosch aan de gestelde voorwaarden. TWEEDE KAMER. Zitting van den 11. (Vervolg.) Kieswet. De heer Rutgers ontwikkelt zijne bezwaren tegen de voorgestelde schrijfproef hij zou liever het sterkste al gemeen stemrecht hebben zonder, dan een zwak algemeen stemrecht met schrijfproef. Zoo weinig hecht hij er aan. Over artikel 3 zal hij stemming vragen om te zien, of de voorstanders van algemeen stemrecht positie dur ven nemen. Ten aanzien van het welstandsteeken hand haaft hij zijne bezwaren en hij betwijfelt, of de ingediende amendementen aan die bezwaren zullen te gemoet komen. Z. i. zullen die het kwaad verergeren. Met de invoering van algemeen stemrecht wil hij zijn geweten niet belas ten al is hij ook langzamerhand een voorstander ge worden van groote uitbreiding van het kiesrecht. Eene veranderingwaar men nu om lachtmaar waar toch niets belachelijks aan is. Voorts wijst hij er op, dat de heer Schaepman gezalfd door en overgoten met demo cratische olie, van stelling veranderd is en nu in verdacht gezelschap gevonden wordt van en onder één deken slaapt met den groot redenaar van de Loge, den heer Lieftinck, »'t Is goed", zei de bisschop, na eenige oogenblikken te hebben nagedacht. »Het verbond tusschen mij en de stad Quedlinburg is dus gesloten!" »Zoo goed als gesloten, hoogwaardige heer!" ant woordde de huismeester, terwijl hij zijne hand legde in die welke de bisschop hem toestak. Brengt den edelen heeren van den raad mijne vriend schappelijke groeten over heer Willekin von Herrkestorf", zei de bisschop, en vergeet vooral niet wat ik u opge dragen heb aan de genadige vorstin te zeggen.'' En met eenen genadigen hoofdknik gaf hij den bode zijn afscheiddie hem eene hoogst onaangename en eene welkomen boodschap tegelijker tijd had gebracht. Toen de huismeester het bisschoppelijk paleis, met zijne dikke zware muren en sombere gewelvenachter zich had en uit het halfdonker der groote buitenpoort zich opeens in het heldere zonnelicht verplaatst zag, terwijl voor zijne oogen de torens van den heerlijk schoouen dom, nog onvoltooid weliswaar en omringd met houten werksteigerszich hoog en fier naar den blauwen hemel verhievenhaalde hij vrijer adem. In gedachten verzonkenmaar niet onvoldaan over den uitslag van het onderhoud met den bisschop, liep hij langzaam voort. Hij had zijnen vijand, graaf Albrecht, vrij wel zwart gemaakt en de bisschop tegen hem in het harnas gejaagdbracht voor zijne genadige abdis eene welverdiende berisping voor hare wankelmoedigheid mee naar huis, had tegenover den trots des bisschops het zelfbewustzijn der stedelingen op den voorgrond weten te stellen en ton slotte het door beide partijen vurig verlangde verbond tot eene beklonken zaak gemaakt. Hoe duidelijker dat alles langzamerhand voor zijnen geest kwamdes te meer vroolijkte zijn gelaat op en des te sneller werden de schredenwaarmede hij zich spoedde naar de woonplaats van zijnen vriendden goedigen levenslustigen domheer. Nauwelijks wa3 de bisschop alleenof de jonge kle- riker trad weer binnen en opendeop eenen wenk van zijnen heer, de deur voor oen bejaard geestelijke, wiens gerimpeld gelaat de kenmerken droeg van een gesloten, nadenkend en in zich zelveu gekeerd man. Het was de de macons in België en den Paus dar Calvinisten in Ne derland. (Gelach). Ter wille van het kabinet en de liberale partij zou hij voor deze wet willen stemmen maar moest hij kiezen tusschen het kabinetde liberale beginselen en het Vaderland, dan kiest hij het Vaderland. Ware de minister Tak tevens Kamerlid evenals de mi nister de Roo destjjdshij zon van de ministerstafel moeten opstaan om zijn eigen ontwerp te bestrijden. De heer Borgesins bestreed vooral den heer van Houten en deed duidelijk uitkomen dat hij hem vol strekt geen verwijt maakte van zijne veranderde ziens wijze maar van het vreemde dat de heer van Houten, die 20 jaren geleden verder met de kiesrechtuitbreiding wilde gaandan een hier in deze vergadering thans wil nemen. Met genoegen had hij de regeeringsverklaring gehoord dat hij pal zou staan waar het de beginselen zijner wet gold terwijl hij de vriendschappelijke bedoe ling dier amendementen wilde afmeten naar den inhoud dier amendementen. In hot amendement, door hem en anderen voor te stellen zal o. a. nog bepaald worden dat gemis aan welstand ook zal worden opgemaakt uit het feitdat bedeeling is gevraagd al is dit geweigerd. Ten slotte komt hij op tegen do vrees voor omkooping. De heer A. M a c k a y betoogt nader, dat de welstands- kenteekenen der regeering onvoldoende zijn en dat de wetgeving omtrent de bevolkingregisters zoo dient te worden gewijzigddat daaruit het hebben van woning te bewijzen zal zijn. Hij kondigt de indiening van een amendement aan tot betere omschrijving der kenteekenen. De heer van Delden komt op tegen het beroep van den minister op het volk, dat eenige malen in diens rede doorstraalde. De minister handelde ongrondwettig door deze Kamer te willen wegcijferen, uit welker meer derheid de regeering is voortgesproten. De minister van binnen 1. zaken beant woordde nog verschillende vragen. Den heer Bool ver zekerde hij dat de min. van koloniën evengoed als alle ambtgenooten eenstemmig is met den minister en voor de koloniën geen bezwaar in de ontwerpen ziet. Opgave van oninvorderbare posten der rijks directe belastingen zal hij aan zijn ambtgenoot van financiën vragen. Omtrent de overige punten, door den heer Tydeman behandeldzal hij gaarne diens voorstellen afwachten. Omtrent de veranderde houding van den heer van Houten zal hij geen oordeel vellen maar hij wijst er op dat diens standpunt tijdens de beraadslaging ook gewijzigd is. Aanvankelijk wilde deze den vijfden stand uitsluiten en later beweerde hijdat in zijn stelsel er meer kiezers zullen komen dan in dat der Regeering. Waaruit zullen die meerdere kiezers kunnen komen anders dan uit den vijfden stand? Verder blijft hij ontkennen de ongrond wettigheid der voorstellen. De kenteekenen staan er in, die de grondwet eischt. Het beweren van den heer van Houten over ongrondwettigheid is een hersenschim. De amendementen Mackay zal hij afwachten. De wijziging der bevolkingswetgeving zal bij nader overwegen om spoedig in te dienen. Of dit zal kunnen geschieden na behandeling van het eerste ontwerp weet hij niet. Uit stel der kiesrechtregeling tot grondwetsherziening zou zijn uitstel zonder tijdsbepaling. Al de geopperde kwestiën omtrent de Eerste Kamer enz. kunnen niet bij tooverslag opgelost worden, terwijl men in 1887 er niet toe in staat was. Dat deze voorstellen gevaar zonden opleveren voor de grondwettige monarchiebetwist hij aan den heer Bahlmann met een beroep op Thorbecke. De rechten, die eenige vertegenwoordiging zich zou kunnen aanmati gen zijn onafhankelijk van het kiezerscorps. Heeft hij zich beroepen op de wetgeving in Frankrijk hij deed dit niet om hare beginselen in Nederland te willen toe passen daar zij strijden met onze begrippen van vrij heid en vrijhandelstelselmaar onbetwistbaar heeft de fransche wetgeving rijke vruchten gedragen voor de volks toestanden. Het ware dwaas dit te ontkennen. Herin nerde hij aan den tijd toen deze Kamer het hart des volks uitmaakte, hij deed dit niet om de tegenwoordige Kamer te minachten. Meent men hier dat hij in zijne opvatting heeft gedwaald dan ware het wenschelijk, dat dit ook buiten de Kamer erkend werd. Men heeft op nieuw wantrouwen uitgesproken tegenover het lagere volk. Juist door uitbreiding van het kiesrecht zullen die voor- domprior, Jordan von Donsuszeen kerkvoogd, die met hart en ziel aan den bisschop was gehecht en die voor korten tijd, ter belooning zijner talrijke goede diensten, zijnen heer bij de bisschopsverkiezing bewezendoor dezen met de hoogste waardigheid in het domkapittel was bekleed. Nauwelijks was de deur achter den ouden geestelijke geslotenof de bisschop liep hem dadelijk tegemoet onder den uitroep: »Jordanus, zij komt niet!" »Weet gij nog wel, hoogwaardige heer, wie de man wasdie u dit reedszes of zeven dagen geledenheeft voorspeld?" vroeg de prior bedaard. »Maar de reden, waarom zij niet komtdie kent gij niet De domprior dachtmet de oogen stijf naar den grond gekeerdeen oogenblik na en zei toenUitvluchten zou ik in overvloed voor haar wetendoch niet meer dan ééne reden en die is graaf Albrecht." »0, Jordanus, zeg mij, hoe ik mij kan wreken!" riep de bisschop tandenknarsend uit. »Aau de gravin.... door te vergeten, dat zij op de wereld isaan den graaf door eenen strjjd op leven en doodbulderde de bisschop. »Neen", antwoordde de prior ernstig en kalm, «daar toe is hij te machtig. Wij moeten hem in zijne eigen strikken vangen, overal zijnen weg kruisen, al zijne plannen belemmeien of in duigen doen vallen, hem langzaamstap voor stapterugdringentot hij klein en tam genoeg geworden isom hem met éénen slag te kunnen vernietigen." jJe bisschop schudde onrustig het hoofd. »Dat gaat mij veel te langzaam, prior. Ik wil hem dadelijk en snel achtereen de felste slagen toebrengen. De koop van Wegeleben en Schneitlingen sluiten wij morgen af. Daarom heb ik u laten roepen. Met Schneitlingen krijg ik vasten voet in Schwabengau en het landgoed Wege leben sluitals eene wig in den klein te hakken stam in de Regensteinsche bezittingen tusschen Erottorf en Quedlinburg." De domprior knikte veelbeteekenend met het hoofd en zei toen: «Zeker is, dat, als gij het niet inpakt, graaf oordeelen het best worden tegengegaan. Hij erkent dank baar dat het Huis van Oranje behoudens eenmaal in de vorige eeuw wat hij ondanks de rede van den heer Mackay volhoudt steeds een waarborg is geweest voor onze vrijheid en onafhankelijkheid. Maar hij is ook over tuigd dat, als het geheele volk invloed krijgt op het staatsbestuurde band tusschen Nederland en Oranje te sterker en onverbreekbaar zal blijken. Daarna werd de algemeene beraadslaging gesloten. Vertolndlngsspoorweg te Rotterdam. De minister van waterstaat heeft het afdeelingsverslag beantwoord over het onteigeningsontwerp betrekkelijk dezen spoorweg. Hij verklaart, dat de tegen de richting om de stad gerezen bezwaren hem niet hebben overtuigd, dat een andere richting meer bevorderlijk zou zijn aan het algemeen belang. Hij betoogt, dat de beteekenis van dezen verbindingsweg hoofdzakelijk is gelegen in de ver betering van het transitverkeer van Dnitschland over Rotterdam. Dit geldt vooral het goederenverkeer. De toekomst van de zich belangrjjk uitbreidende goederen beweging te Rotterdam ligt niet aan de oostzijdemaar aan de westzijde der stad, en niet boven, maar beneden de Maasbrug. Werd de verbinding verkorthet zou meer kosten, en geene voordeelen van beteekenis zonden daartegenover staan. Eene van Regeeringswege in 1891 van de thans voor gestelde verbindingsbaan uitgewerkte raming heeft een bedrag van 19 ton opgeleverd. Daar komt nog bij 313000 voor het maken van een halte te Hillegersberg, terwijl de stijging van de waarde van de landen om Rotterdam ook de aanlegkosten nog zal verhoogen. Bij het onderzoek der definitieve plannen zal worden nagegaan, of door het maken van eene goederenlos- en laadplaats aan den wensch van de gemeente Hillegers berg die een halte wenschte nabij den Oost-Blommer- dijkschen weg, kan worden tegemoet gekomen. Met de Holl. Spoorweg-Maatschappij zal wellicht nog eene schikking kunnen worden getroffen voor het maken van eene voetbrug aan de spoorwegbrug over de Rótte. Omtrent het sneltreinverkeer tusschen den Hoek van Holland en Noord-Duitschland zegt de minister, dat het eventueel over de verbindingsbaan zal worden geleid. Dit betreft den sneltrein, die thans dagelijks loopt van den Hoek van Holland in aansluiting aan de stoom- booten van de Great Eastern over Amsterdam naar Salzbergen en omgekeerd, ter bediening van het engelseh- noord-duitsch reizigersverkeer. De spoorweg Hoek van HollandSchiedam is overi gens voor het sneltreinenverkeer voldoende berekend. Den 10 is te Uitgeest benoemd tot onderwijzer Th. J. Rol. De gemeenteraad van Leiden heeft den 10 naar aanleiding van het breken van eene trapleuning in de Gehoorzaal tijdens de kermis en van het dientengevolge naar de andere leuningen ingesteld onderzoek waarbij alle, op één nagevaarlijk bleken te zijn een krediet van 350 aan burgemeester en wethouders verleend voor het maken van hulpleuningen. Verder zijn burg. en weth. gemachtigd twee deskundigen te benoemen, die met den gemeente-architect een onderzoek zullen instellen naar den onvoldoenden toestand van de kap der groote zaal, die bovendien geen voldoende waarborgen oplevert voor de veiligheid. Bij kon. besluit van den 11 is benoemd tot dijk graaf van den Anna-Pauwlownapolder de heer T. J. Waller. Van de 13 den 11 en 12 te Amsterdam voor de hoofdakte geëxamineerden zijn 4 geslaagd n.l. mej. A. Bruune van Amsterdam en G. Blees van Zaandam., J. J. Bruin van Enkhulzen en G. van Bingelen van Driebergen. Den 12 zijn te 's-Gravenhage voor de fransche taal 1. o. onder meer geslaagd G. Kampers, hoofd der school te SI. Pankras en mej. J. A. van der Linden te Haarlem- Den 12 geraakten te Amsterdam door het kan telen van een schuitje in de Prinsengracht bij de Spiegel gracht drie jongens te water. Een werkman die zich tot drie malen toe gekleed te water begaf, mocht twee hunner redden de derde, 12 jaren oud, was, toen. hij op den wal kwam reeds overleden. Albrecht het neemt, evenals hij zich van. de burcht Gersdorf heeft meester gemaakt." «Heeft hij die dan al?" stoof de bisschop op. «Misschien weldoch in geen geval kan aij hem meer ontgaan", gaf de prior ten antwoord. «Dan moeten wij ook terdege op onze hoede zijn, Jordanusmoeten ons grondbezit uitbreiden en het aantal onzer strijdbare mannen vergrooten. Dat alleen kan onze macht doen toenemen. Ik zal niet rusten voor ik dien gehaten graaf von Regenstein aan mijne voeten zie. Hij alleen is de schuld, dat de abdis niet komt en daarvoor, Jordanus, daarvoor zal hij boeten!" «Het is een bedenkelijk geval, vooral met het oog op den aartsbisschop", bromde de prior. «Dat zou ik meenenWat moet hij wel denken als hij ziet, dat de abdis van Quedlinburg en de graaf von Regenstein ontbreken «En de anderen, de graven von Mansfeld, Hohnstein, Stolberg «Hebben die ook bedankt?" vroeg de bisschop somber. «Nog niet, doch gij meent toch niet, dat zij het wagen zullen te komenwanneer die Regensteiner belieft weg te blijven?" Woedend stampte de bisschop met den voet. «En dat alles om dien eenenriep hijsidderende van gram schap. «Maar ik zal hen dwingen, ik zal hen dwingen, Jordanus!" «Dan zult gij u op eenen heeteu strijd moeten voor bereiden, hoogwaardige heer!" «Dat ben ik, prior!" antwoordde de bisschopterwjjl hij zich trotseh in zijne volle lengte oprichtte; het is om de opperheerschappij in het Gouw te doen. Slechts één kan er meester wezen en dat wil en zal ik zijn «Als gij nog zeker waart van de steden zei de prior, een bedenkelijk gezicht zettend. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1893 | | pagina 2