DE ROOFRIDDER. So. 107. Vijf en fffegentigste Jaargang, 1893. Y EI J D A G 8 SEPTEMBER. CS-evonden Voorwerpen FEUILLETON. Amsterdamsche Brieven. it n m v iv ALK1AARSCHE CÖURAAT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar O,§0; franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers f 0,06. Prys der gewone Advertentlën: Per regel 0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer: 3. Vaste Daadscominissiën. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar; Gezien art. 54 der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad No. 85); Brengen ter algemeene kennis dat de gemeenteraad in zijne op gisteren gehouden vergadering voor het loo- pende jaar 1893 benoemd heeft a. den heer C. W. Bruinvis tot lid der vaste commissie voor de verordeningen tegen welker overtreding straf bedreigd is b. de heeren C. W. Bruinvis, J. de Lange C.Jz. en J. M. de Sonnaville tot leden der vaste commissie van finan ciën en den heer C. W. Bruinvis tot voorzitter dier commissie c. de heeren W. F. Stoel en J. M. de Sonnaville tot leden der vaste commissie van bijstand in betrokking tot het beheer en onderhoud der plaatselijke werken en eigen dommen d. den heer J. de Lange C.Jz. tot lid der vaste commissie voor de gemeentelijke gasfabriek alle welke benoemingen noodzakelijk waren geworden door de periodieke aftreding dier heeren als raadsleden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 6 September 1893. De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. gedurende de maand Augustus 1893 Een portemonnaieinh. f 0,54 een dito, inh. 0,14, een dito inh. 0,05 een dito inh. 0,02 en een ledige portemonnaieeenige sleutelseen gedeelte van een paardentuig een gouden broche met zwarten steen een r.k. kerkboekje; een nickel horlogeketting; een verlakt lederen potefeuille een bloedkoralen armbandje met gouden tonnetjeeen zilveren naaldenkokereen bruine zakeen rozenkranstwee odeurfleschjes een witte omslagdoekeen kerkboekjeeen engelsche schroef- draaiereen sigarenkoker inh. vrouwenportreteen zwarte fantasiehoed een halsband met penning n°. 89 eenige fantasie-brocheseen blauw onderstukje van een oorbelletje een koperen slotje een veileenige hand schoenen een paardenhoorn (kinderspeelgoed)een kinder sokje twee bonte boezelaarsdrie voorschoeneneen notitieboekje een zakdoek, inh. f 0,95; een geëmailleerde naamplaat; een boezelaar; een lot der Woerdensche lo terij een gouden broche met rooden steen een gouden medaljon een gouden kruisje een paardeuhalsband eenige sigarenpijpjes en haarnaalden; een regenmantel met fluweelen kraag een fantasie-armband; een wandelstok; een zweep; een geel lederen kinderschoentjeeen gouden broche met blauwen steen. Alkmaar, De Commissaris van Politie 5 September 1893. E. G. C. J. FUNDTER. VAN JUL PUS WOLFF. Naar het hoogduitsch. 17) o— .Zon ik dat huishoudentje niet eens kunnen zien?'' vroeg Oda. »0, ja. Gij zoudt eens zien hoe trotsch hij zou wezen, als gij hem in zijne kluis kwaamt bezoeken", antwoordde Siegfried. .Doch dat op eene andere keer; thans moet ik n nog het beste van alles toonen." .Och, laat ons hier nog een oogenblik blijven, het is hier zoo verrukkelijk mooi, graaf Siegfried!" smeekte Oda, Inderdaad was het vergezicht van uit dit punt onbe schrijfelijk schoon. Siegfried verdiepte zich nog eene poos met zijne gezellin in de beschouwing dezer heerlijke omgeving, noemde haar de namen van de steden, dorpen, sloten en burchten, die men kon zien liggen van de toppen der nabijzijnde bergen, hetgeen het meisje zooveel genoegen gaf, dat zij geen oogenblik den blik kon af wenden van dit verrukkelijk schouwspel. .Wat moet de Regenstein zelf heerlijk mooi en schil derachtig liggen, van uit een van die punten gezien!" »Gij kunt u dat wel voorstellen, niet waar?" vroeg Sieg fried met rechtmatigen trots. .Onverschillig waar gij u bevindt, op het Ballanstedter of het Quedlinburger slot, op de Lauenburcht, op gindsche Harztoppenof wel boven op de tinnen van het ver afgelegen Huyklooster overal vallen u onmiddellijk de trotsche rotsgevaarten van Regenstein in het oog." Oda luisterde aandachtig naar de geestdriftvolle be schrijving van haren ridderlijken geleider, terwijl hij zelf met innig genot haar al het wetenswaardige aan toonde en beschreef. »Hoe heet die berg, hier dicht bij, in eene rechte lijn met Halberstadt?" vroeg zij. »Dat is de Koppelberg", antwoordde Siegfried. »Het is de hoogste top van eene ketendie links naar het westen zich uitstrekt en daar eindelijk uitloopt in eene XVI. Voor de zooveelste maal heeft de gemeenteraadszitting van gisteren weder eene verrassing opgeleverd. Het was te verwachten dat de uitslag der jongste verkiezingen, nu er drie wethouders, waarvan twee af tredende moesten gekozen wordenzijn invloed zou doen gelden op de samenstelling van het dagelijksch bestuur. Door het bedanken van den beer Dyserinck als wethouder van financiënwas de gelegenheid nog des te schooner om den heer Treub, een erkend financiëel specialiteit, een portefeuille te bezorgen. Dat had men dan ook vrij algemeen gedacht. Doch ziet, bij de stemmingen kon do heer Treub het onmo gelijk hooger dan negen stemmen brengen en bleek, dat er meer leden warendie den heer Josephus Jitta en nog weer meer, die prof. Fabius tot opvolger van den heer Dyserinck wilden maken. De laatste, de man der zuinigheid, won ten slotte hot pleit, echter niet tot zijn genoegen, want heden deed hij weten, dat hij voor het wethouderschap bedankte, omdat hij dit niet vereenig- baar achtte met het bekleeden der betrokking van hoog leeraar aan een inrichting van Hooger Onderwijs. De heer Fabius heeft wel begrepen, dat er voor hem in zijn tegenwoordig ambt heelwat meer lauweren zijn te behalen dan in het nieuwe, hoe vereerend de keuze op zichzelf dan ook moge zijn. En bovendien hij blijft toch lid van den raad en kan als zoodanig scherp toezien op de daden van den man die nu gekozen zal worden voor den door hem niet begeerden po3t. Men ziet welde heer Fabius is een verstandig man. Zal de heer Treub nu ten slotte toch nog geroepen worden om den heer Dyserinck op te volgen? De vol gende week zal het antwoord geven op deze thans zeer lastige vraag. Dat ook een roomsch kath. vertegenwoordiger der bur gerij tot wethouder gekozen zou worden, was zeer waar schijnlijk. Maar dat men den heer Reekers als zoodanig den nek zou breken was minder goed vooruit te zien. Ja, er waren grieven tegen dezen hoer, vooral daaruit voortvloeiende, dat hij het lidmaatschap voor de Tweede Kamer tegelijk met het wethouderschap van Amsterdam waarnam en hij, door zijne werkzaamheid Qp het haagsche binnenhof, niet behoorlijk den tijd kon geven aan de behartiging van de belangen der kostbare amsterdamsche handelsinrithtingen, wier toestand zooveel te wenschen overlaat. Doch die bezwaren waren voornamelijk gekomen van den kant der radicalen en het dagblad „de Amster dammer", terwijl bij de verkiezingen was gebleken, dat de meerderheid der naar de stembus getogen burgers in dezen niot had willen luisteren naar de stem van den heer De Koo, den hoofdredacteur van het genoemde blad. Bij eerste stemming kreeg de heer Reekers dan ook 13 langwerpige rots. Ginds kunt gij haar zien; het is die rots met dio torens er boven op." Oda knikte bevestigend. .Dat is de bisschoppelijke burcht Laugenstein", ver volgde hij, »geene prettige nabuur! Die andere bergtop meer rechts is de Helmstein, een geschikte naam, niet waar? Inderdaad ziet hij er uit als eene met eenen groenen bladerenkrans versierde helm." Weer knikte Oda bevestigend; zij was te zeer in het heerlijke schouwspel verdiept om te kunnen antwoorden. »En dat slot daar ginds is de Heimburchtwaar uw broer Bernhard en uwe schoonzuster Reginhild wonen niet waar?" vroeg zij eindelijk. .Die ligt zóó dichtbij dat gij elkaar goeden morgen kunt toewuiven zou ik deuken .Zeker, dat doen wij ook dikwijls", verzekerde Sieg fried. .Wij groeten elkander vaak met den zakdoek en wisselen soms met vlaggetjes allerlei afgesproken seinen; op die manier praten wij met elkander zonder dat wij het slot behoeven te verlaten." .En is dat niet de Broeken die top, welke zoo veel op een koepeldak gelijkt, graaf Siegfried? Och, wat is het hier toch heerlijk; werkelijk, zoo schoon had ik mij de Regenstein toch niet voorgesteld!" riep Oda in vervoering uit. Siegfried knikte haar vriendelijk toe en het tweetal stond eene poos onbewegelijk en zonder een woord te spreken geheel onder den machtigen indruk van het ver rukkelijk panorama, dat zich aan hunne oogen vertoonde. Eene frissche koelte speelde dartel met Oda's bruine lokken. Beneden op het voorplein der voorburcht heerschte veel drukte en beweging: eene groote menigte knechten en meiden waren er druk aan den arbeid. Het geheel leverde een huishoudelijk en vreedzaam bedrjjvig tooneel opniets streelde hier den schoonheidszindoch de gansche uitgestrekte reeks van gebouwenloodsenschu ren enz. gaf blijken van practischen zin en doelmatigheid, volkomen in overeenstemming met het degelijk en so- liede karakter van den ridderlijken huisheer. .Wat is dat voor een gehamer en geklop? Het schijnt wel binnen uit de rotsen voort te komen", vroeg Oda, terwijl zij oplettend luisterde. de bekende Bloksburg in den Harz, volgens de Sage, de zetel van den bekenden berggeest Rnbezahl. en de heer Schölvinck het pas gekozen r. kath. raads lid 11 stemmen terwijl de andere stemmen verdeeld waren. Bij de herstemming schaarden de twijfelenden zich evenwel aan de zijde van den heer Schölvinck en werd deze daardoor gekozen. Hij heeft zijne benoeming aangenomen. Zoo zal dan waarschijnlijk de heer Schölvinck geroepen wordeu om de zorg voor de handelsinrichtingen op zich te nemen. Dat moet ton minste van den jeugdigen ad vocaat gezegd worden dat het hem aan moed niet ont breekt. Maar zal die moed iets batenwaar do buiten- landsche handel Amsterdam meer en meer mijdtwaar in den vreemde schepen gecharterd worden met de uit drukkelijke bepaling dat zij niet naar Amsterdam mogen worden gedirigeerdwaar de amsterdamsche goederen handel meermalen verplicht is zijne waren die te Rot terdam gelost worden, naar de hoofdstad te verschepen Als de heer Scbölviuck daarin verbetering weet te brengen en hij aan Amsterdam in dit opzicht slechts een deel der glorie van weleer weet te bezorgen dan zal het tegen woordige en het latere geslacht der Amstelstad hem zeker de hulde brengen, die hij verdient. Die verandering zullen wij echter moeten zien aleer wij daaraan kunnen gelooven. Eindelijk hebben wij nog den uitslag te melden van de stemming voor het wethouderschap van onderwijs waarmee de heer van Leunep reeds meerdore jaren belast is geweest. De meerderheid oordeelde dit in goede han den en koos den heer van Lennep opnieuw die zich de keuze liet welgevallen. Nadat vervolgens nog de vaste commissiën waren be noemd, waarbij de raad aan de nieuwelingen ruimschoots hun aandeel schonkveroorloofden de vroede mannen zich een grapje. Veertien dagen geleden was er dooi den heer Gerritsen aanmerking op gemaaktdat het na zien der gemeenterekeuing niet geschiedde door deze ter visie van de loden te leggen, waarop door den burgemeester was geantwoord dat de bewijsstukken vele baliemanden en de mandaten zeven kisten vulden thans stelde de raad voor het doorhappen van dien rijstebrijberg de hoeren SchutKouveld den HertogKuinders en R. Kuipers die allen de gemeenteraadszitting voor het eerst bijwoonden. In dien paperassen-schat wenschen wij den heeren menigen genoegelijken dag en avond terwijl wij den veteranen onder hunncollega's evenzeer het pleizier gunnen, dat zij de nieuwelingen zulk een prettig baantje op den hals hebben geschoven. Dat zal bij hen het besef doen ontwaken van het gewicht der hun toevertrouwde waardigheid. »Kom maar mee, jonkvrouw! Ik zal 't u laten zien", zei Siegfried. Zij liepen de rotstreden weer af en op en bereikten eindelijk eene lange rij van in de rots uitgehouwen holen, voorzien van groote ongesloten openingenmet uit den rotssteen kunstig gehakte zitbanken, slaapplaatsen en paarden kribbenterwijl sommigen door lage en smalle poortjes met elkander in verbinding stonden. Hoogstwaarschijnlijk waren deze mneielijk toegankelijke holen afkomstig van de allereerste bewoners, misschien zells wel van de stichters van Regenstein. Thans dienden zij tot allerlei doeleinden, deels tot gevangenissendeels tot voorraadschuren of in tijd van oorlog tot kogelvrije schuilplaatsenvan waar uit zich de bezetting van het slot met goed gevolg en zonder eenig gevaarverdedigen kon tegen vijandelijk krijgsvolk aan den voet van den berg. Uit eene der holen kwam dat gehamer en geklop, hetwelk Oda belang had ingeboezemdwant zij was tot smederij ingericht en de wapensmid der burcht met zijne beide forsch gebouwde gezellen weerden zich druk met het bewerken van het rood gloeiende ijzer. Lustig dansten de zware voorhamers op het aambeeldterwijl op eene soort van oven, in de rots ruw uitgehouwen, een groot, vroolijk knappend kolenvuur gloeide. Oda was ten hoogste verbaasd bij het zien dezer ge weldige vesting, die, met haar hooge muren en zware trotsche gewelven, eene burcht op zich zeiven vormde en stellig sterker en dnurzamer mocht heeten als ooit vóór of na burchten werden gebouwd. Inderdaad, die ontzaggelijke natuurlijke rotsburcht er mocht komen en vergaan wat wilde van hetgeen door men3chenhanden was gemaakt en nog gemaakt zou worden zou onver gankelijk voortduren, zoolang de aarde bestond. Siegfried en Oda zetten zich in eene dier koele grotten op den breeden rand der vensteropening en genoten een heerlijk vergezicht op de bosschendie hier en daar de fraaiste lichtschakeeringen vertoonden en door eenen enkelen weg werden doorsneden. »Is het niet een zeldzaam wederziendat wij thans beleven, gravin Oda?" begon, na eene lange pauze, Siegfried, »en daarenboven eene zonderlinge speling van het lotdat u hier als gevangene op den Regenstein heeft gebracht, om er dengene terug te vinden, die eens, dronken van geluk, als overwinnaar aan uwe voeten knielde?" .Dat is het inderdaad", gaf zij ten antwoord. »Ik had er niet het minste voorgevoel van, toen ik u op dien bewusten dag den groenen krans op de lokken drukte." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1893 | | pagina 1