Voor granen, en kosten der bakkerij is f 1800 geraamd, f 150 meer dan voor 1893 men rekent 5658 broo- den noodig te hebben. Voor verpleging in gestichten f 2650, 220 minderwaaronder 700 voor gasthuis verpleging 502 verpleging in het ned. herv. diakonieh., alhier; 600 in het weezengesticht te Neerbosch; 225 in het gesticht de Heiblom in Limburg 280 in het gesticht te Oegstgeest 100 t> in het gesticht te Deurne enz. De commissie heeft geen bezwaar tegen de voorge dragen cijfers en stelt voor, de begrooting onveranderd goed te keuren. Met algemeene stemmen wordt dat voorstel aangeno men, nadat de Voorzitter zich namens, burg. en weth., op verzoek van den heer Kraakman, bereid verklaard had te onderzoeken, of de jongen, die aan vankelijk verpleegd werd te Neerbosch, omdat zijn vader hem verlaten had, ook ten laste van eene andere instel ling van weldadigheid was gekomen, nu die vader tijdens zijn verblijf aldaar was overleden. 18. Rapport op de door den schuttersraad der dienst doende schutterij ingediende begrooting; voor 1894, welke slechts in één opzicht verschilt van die, voor het jaar 1893 door God. Staten van Noordholland vastgesteld. De post kosten van vuur, licht en sehrijfbe- hoeften ten dienste van de schutterij en van den schuttersraad, welke in de begrooting voor 1893 reeds uitgetrokken was op het aanzienlijke bedrag van f 200, is tot 240 verhoogd, omdat de con cierge van den Nieuwen Doelen aan den schuttersraad verzocht had verhooging zijner tot heden genoten jaar- lijksche vergoeding van j 70 voor verwarming en ver lichting der lokalen voor alle schutterlijke bijeenkomsten tot 150, daar die bijeenkomsten talrijker waren dan vroeger, welke verhooging door den schuttersraad echter te hoog geacht en tot 110 teruggebracht was, altijd behoudens goedkeuring van den raad. Werd die ver hooging met 40 door don raad voor 1894 toegestaan, dan zou dien concierge voor 1893 gelijke verhooging toegestaan worden. Bij de beoordeeling dezer begiooting ging de commissie van de overweging uit, dat, zoolang de kosten der schut terij ten laste van de gemeente worden gebracht, het ge meente-belang medebrengtdie uitgaaf' tot het strikt noodige te beperken, vooral nu de toestand der geldmid delen dezer gemeente tot het in acht nemen van de grootste spaarzaamheid dwingt. Van dat beginsel uit gaande, kon die commissie zich met die verhooging van uitgaven volstrekt niet vereenigen. Het in 1893 voor verwarming, verlichting en schrijfbehoeften toegestane bedrag, waaruitin vroegere jaren ook voldoende kon worden voorzien in de behoeften, is reeds zoo hoog, dat naar de de meening der commissie daarmede ruimschoots kan worden voorzien in de behoeften, vooral daar het bekend is, dat de meerdere vergaderingen over dag gehouden worden, waardoor de uitgaven voor verlichting niet hooger zijn dan vroeger. De commissie stelt dus in de eerste plaats voor, artikel 19 terug te brengen tot het vroegere bedrag van f 200. De post traktement van den eersten luitenant kwartier meester is uitgetrokken op het daarvoor door Ged. Staten aangegeven bedrag van f 100. Hoewel door genoemd college op de gevraagde inlichtingen naar de redenen, waarom deze post verhoogd was, alleen ten antwoord werd gegeven, omdat die verhoogiug in het belang der dienstdoende schutterij en niet bezwarend voor de ge meente was geacht, zoo springt het toch in het oog, dat het bedrag dier jaarwedde in overeenstemming is met het beginsel, dat bij de kabineis-depêche van 30 November 1828 No. 7, medegedeeld bij de aanschrijving van den minister van binnenl. zaken van 12 Dec. d.a.v. M/S No. 91 voor die betrekking was aangenomen. De commissie acht het thans wenschelijk de jaarwedden van alle titularissen met de bij die Kabinets-depêehe aan genomen beginselen in overeenstemming te brengen daar het naar hare meening onbillijk en voor de ge meente zeer bezwarend zou zijn, wanneer wel de hoogere, maar niet de lagere belooning zou moeten worden be taald. De voorgedragen jaarwedden vergelijkende met die, bij bedoelde depêche aangegeven, ziet men, dat de jaar wedde van den auditeur daarmede in overeenstemming is, namelijk 30 voor elke kompagnie, of f 60 even zoo die van den secretaris van den schuttersraad 10 voor elke kompagnie of f 20, die van korporaal-tamboer op f 20 voor elke kompagnie of f 40, en de toelage aan den tamboer als bode van den schuttersraad op 10. De jaarwedde van den officier van gezondheid, voorge dragen op f 60, zou echter tot f 30, verminderd moeten worden, namelijk J 15 voor elke kompagnie en die van den adjudant-onderofiicier, voorgedragen op 125, tot 50, 25 voor elke kompagnio. De commissie zou daarom de bezoldiging van beide betrekkingen tot dat verlaagde bedrag willen uittrekken. Acht zijnu de jaarwedde van den eersten luitenaut-kwartiermeester op j 100 gebracht is, de vermindering van de bezoldiging van den adjudant-onderofficier vooral dringend nood zakelijk, zij zou het betreuren, wanneer de verdienste lijke titularis, die jaren lang die betrekking waarnam, van dien maatregel nadeel leed. Zij zou daarom, zoo lang de tegenwoordige titularis (de hoer J. L. Zondag) die betrekking waarneemthem eene personeele toe lage van f 75 willen verleenen, als bewijs van 's Raads erkentelijkheid voor zijne langdurige trouwe diensten. In beginsel wordt dan echter reeds dadelijk beslist, dat in de toekomst niet meer zal worden betaald dan het indertijd bij meergenoemde aanschrijving bedoelde bedrag. Tegen de overige posten heeft de commissie voor het oogenblik geen bezwaar; zij stelt daarom voor de begrooting, in verband met voorenstaande beschouwingenvast te stellen op f 2513 in ontvangsten en uitgaven, met ver mindering van de toelage uit de gemeentekas, van ƒ2473 op f 2403. Het voorstel tot vermindering van de jaarwedde van den ojjicier van gezondheid wordt aangenomen met 11 tegen 4 stemmen van de heeren Koorn, Conijn, Kraakman en Vonk; dat betreffende den adjudant onderofficier met 13 tegen 2 stemmen van de heeren Kraakman en Conijn; de overige onderdeelen met algemeene stemmen. De heer Kraakman, die tegen de vermindering van den post kosten vuur en licht geen bezwaar had, wilde de jaarwedde van den adjudant-onder- officier onveranderd behouden en aan den schutters raad mededeelendat de Raad de door de com missie voorgestelde vermindering aangenomen wilde zien, zoodra de tegenwoordige titularis ophield, die betrekking te bekleeden. Wat de jaarwedde van den officier van gezondheid betreft, die altijd f 60 is geweest en volstrekt niet te hoog, eer eene zeer matige belooning kan worden genoemd deze zou hij op dat bedrag behouden willenomdat Ged. Staten die volgens art. 34 der wet de begrooting defi nitief vast stellen zooals die is liggende of met de noo dige wijzigingen, zonder rekenschap van hun besluit ver schuldigd te zijn die jaarwedde welke ten vorigen jare door den Raad met meerderheid van stemmen ook op 60 behouden is gebleven, meer dan waarschijnlijk on veranderd zullen laten. Dit laatste gevoelen werd be streden door de heeren Canters, Boelmans ter Spill en Goede. Deze leden achtten den toestand ten aanzien van den officier van gezondheid na het ten vorigen jare door Ged. Staten genomen besluit geheel veranderd, zooals door de commissie terecht in haar rapport is uiteengezet. De Raad moest wel degelijk zijn gevoelen volhouden en wanneer de Raad telkens zijn besluit toelicht, dan mag men toch verwachten, dat Gedeputeerde Staten eindelijk wel de redenen zullen opgeven, waarom zij een van den Raad afwijkend besluit nemen. De beleefdheid van het eene collegeal is dit hooger in rang, vordert dit reeds tegenover het andere college. Legt de Raad zich bij de voorstellen van den schuttersraad stilzwijgend neer, dan zou later terecht tegen den Raad kunnen gezegd worden, gij zelf hebt het gewild. Wanneer de Raad niets te doen had dan zich bij de voorstellen neer te leggen, dan behoefde de Raad niet eens te spreken. De heer C o n ij n zou de begrooting onveranderd willen goedkeuren. De zaken der schutterij zijn nu pas in orde gekomen en schijnen vrij goed te gaan. Daarom zou hij zich bij do begrooting willen neerleggen daar anders allicht opnieuw moeielijkheden zouden ontstaan. 19. Rapport op de begrooting van regenten van het burgerweeshuis voor 1894, sluitende in ontvang en uitgaaf op J 12432,62J/2. Door het groote batig slot van 1892 ten bedrage van 1804.151/2 behoeft ook in 1894 de liefdadigheid der ingezetenen niet ingeroepen te worden. De voeding is berekend voor 25 weezen en 4 suppoosten tegen f 78,50 per persoon, iets meer dan de werkelijke kosten in 1892, wegens den verhoogden vleesch- prijs. Voor kleeding en uitzet zijn de gewone bedragen van 35 en f 40 per hoofd geraamd voor resp, 27 en 6 weezen. "Voor uitlceering aan het R. K. weeshuis tegen 40 per wees, wordt voor 25 weezen 1000 geraamd, tegen 640 voor 16 weezen in 1893. Voor vuur en licht als in 1893 J 600. Voor onderhoud van gebouwen f 1000, 200 minder. Voor de eerste maal wordt uitgetrokken de aan de weduwe G. Kerkhoven toegekende toelage van 300. Voor huur der rouwgoederen is in verband met de in 1893 verminderende opbrengst ƒ50 of f 10 minder geraamd. Voor door de jongens in te brengen arbeids- loonen slechts lüO. De vermindering van dezen post is toe te schrijven aan het vertrek van 2 weezen, die thans nog p. ra. f 4,50 per week inbrengen welke achteruitgang niet vergoed wordt door nieuwe of ver hoogde verdiensten van'Andere jongens. De opening der Ambachtsschool toch heeft ten gevolge gehad, dat regen ten besloten de jongens, die een vak kiezen, hetwelk aan die school onderwezen wordt, aan het onderwijs aldaar te doen deel nemen. Hierdoor vervalt wel het loon dat die jongens in hunne leerjaren inbrengen, maar het grondiger onderricht dat zij aan de Ambachtsschool ontvangen waardoor zij beter opgeleid worden in de kennis van hun aanstaand beroep, is naar de meening van regenten die opoffering wel waard. De post voor onvoorziene uitgaven beloopt f 517.225; komen geene bui tengewone omstandigheden voor, dan zal een groot deel van dat bedrag een aanvangssaldo voor eene volgende rekening kunnen vormen. Voor de verplichte belegging is weder 3000 uitge trokken, nu het geringe aantal weezen aanleiding geeft, dat iets meor dan vroeger kan worden belegd. In het vervolg kunnen jaren voorkomen dat van belegging boven de ontvangen aflossing geen sprake kan zijn. De commissie stelt voor, de begrooting onveranderd goed te keuren. Zonder beraadslaging met algemeene stemmen de be grooting goedgekeurd. 20. Rapport op de door regentbn van het burger weeshuls voorgedragen berekening van het bedrag der verplogingskosten in dat gesticht voor iederen wees, naar de uitkomsten der rekening van 1892 voor de gevallen, bedoeld bij do artikelen 49, 50 en 52 der wet tot rege ling van het armbestuur. Het voorstel strekt om dit be drag op 108.02 te bepalen. Vastgesteld. 21. Rapport op de door regenten van het burger weeshuls overgelegde berekening der schadeloosstelling, bedoeld bij art. 8 van hot reglement voor die instelling, voor 1894. Het voorstel strekt om die schadeloosstelling to bepalen op 138, evenals voor 1893. Vastgesteld. 22. Brief, waarbij medegedeeld wordt, dat bij schrijven van den heer Commissaris der Koningin van 12 Mei 1893 bericht werd, dat andermaal bij do regeering aan gedrongen was op verbetering van den weg langs de westzijde van het Noordhollandsch-Kanaal van Alkmaar naar Akersloot, voor de uitvoering van welk werk bij raadsbesluit van -30 April 1890 No. 37 eene bijdrage van 500 was toegezegd. Alvorons omtrent die zaak eene beslissing te nemen, zou de minister van water staat, enz. er prijs op stellen, te vernemen, of de belang hebbende gemeenten, die vroeger tot slechts te zamen 1/l0 der verbeteringskosten wilden bijdragen wellicht thans bereid waren tot eene grootere bijdrage, welke ten minste /3 der geheelo kosten zouden moeten bijdragen. Daarom werden burg. en weth. nitgenoodigd hun gevoelen te dien aanzien mede te deelen. Daarop werd ten antwoord ge geven dat zij geene vrijheid vonden den Raad voor te stellen eene hoogere bijdrage te verleenen en dat zij van oordeel waren, dat de Raad daartoe ook ongenegen zou zijn. Thans komt de heer Commissaris der Koningin nogmaals op de zaak terug en vraagt, of het door den Raad der gemeente Akersloot genomen besluit, om voor die wegs- verbetering ÏOUO bij te dragen, onder voorwaarde, dat de gemeente Alkmaar een gelijk bedrag beschikbaar stelle, geene verandering brengt in Alkmaar's zienswijze. Dat besluit kwam aan burg. en weth. belangrijk genoeg voor, om de zaak dezer wegsverbetering nader aan des Raads beslissing te onderwerpen. De redenen, welke in 1890 geleid hebben tot het verleenen eener bijdrage, zijn nog evenzeer van kracht. En nu de gemeente Akersloot door het verleenen eener hoogere bijdrage blijk geeft op deze wegsverbetering zeer hoogen prijs te stellen, gelooven zij, dat de gemeente Alkmaar getrouw moet blijven aan hare gewoonte, om mede te werken tot afdoende verbe tering der wegen in haren omtrek en hetzelfde besluit moet nemen. Zij stellen daarom voorde vroeger toe gezegde bijdrage van 500 tot 1000 te verhoogen en hen te machtigen, van die verhooging mededeeling te doen zoo aan den heer Commissaris der Koningin als aan het gemeentebestuur van Akersloot. De heer Kraakman ondersteunt ten sterkste dit voorstel, niet alleen om de door burg. en weth. aange voerde reden maar ook om het groote belang, dat de gemeente Alkmaar heeft bij de verbetering van dezen weg met het oog op hare kaasmarkt. Deze weg, behard zijnde, is voor de bewoners van Uitgeest en Assendelft korter en veel minder kostbaar dan de weg over Cas- tricum, Limmen en Heiloo. De landlieden uit Uitgeest en Assendelft markten hier zeer gaarne; met de middelbare kaas komen zij dan ook hier op de markt. Maar met de kleine kaas gaan zij naar Purmerend, vooral om de kosten, welke bij het gaan naar Alkmaar langs den Rijks straatweg door de tollen vrij hoog zijn. Bij deze wegs verbetering zijn wel degelijk meerdere belangen betrok ken, welke naar zijne meening ook alleszins rechtvaar digen het geven van een provinciaal subsidie. Nadat nog eenige bespreking had plaats gehad over de vraag, of van den door den heer Kraakman aange geven grond in het schrijven al dan niet gewag zon worden gemaakt, wordt het voorstel bij hoofdelijke stem ming aangenomen met 14 stemmen tegen 1 stem van den heer Vonk, die de toezegging van 500 wilde handhaven. 23. Brief, waarbij burg. en weth. mededeelen, dat de burgemeester van Schermerhorn huu verzocht eene bijdrage in de herstellingskosten van het kerkgebouw der ned. herv. gemeente aldaarnaar aanleiding van het feit, dat de stad Alkmaar in het jaar 1635 aan die kerk een raam geschonken had, vormende het wapen dier stadwaarvan sommige geschilderde glazen zeer geschonden waren. Dat verzoek gaf hun aanleiding eenige nadere inlichtingen te vragen zoo omtrent den toestand, waarin dat raam tegenwoordig verkeert, als omtrent de kostenwaarop de herstelling geraamd was. Aan dat verzoek werd voldaan. Uit het antwoord bleek, dat op de begrooting voor herstelling en vernieuwing van dat raam f 600 uitgetrokken was, ongerekend de kosten voor herstel der baksteenen en raamstijlen. De kerkelijke kas was ontoereikend om de herstellingskosten van het ge bouw te dragen. Op hoogen prijs was het daarom ge steld dat een vreemdeling de heer Schermerhorn in Amerika, vernomen hebbende, dat een kerkgebouw van zulk eene groote kunstwaarde langzamerhand door den tand des tijds gesloopt zou worden zich verbond eene som van 2500 dollars te geveuevenwel onder die voorwaarde dat door andere personen of instellingen een gelijk bedrag werd toegezegd, waardoor het mogelijk zou zijn het kerkgebouw goed en in den behoorenden bouwstijl te doen herstellen. Elke bijdrage hoe klein hoe gering ook, zon gaarne aangenomen worden. B jrg. en weth. achtten het na die inlichtingen wen schelijk eene beslissing van den Raad uit te lokken, na het volgende geschiedkundig overzicht vooraf te hebben laten gaan. »In 1560 besloot de vroedschap een glas te geven aan »Medemblik voor de na brand herbouwde kerk, in 1579 aan >de kerk van het met Alkmaar zeer bevriende Oudewater. Van 1594 tot 1664 werden vervolgens kerkglazen geschon- »ken aan St. Pancras, Edam, Heemskerk, Egmond aan den »Hoef, Oostzaan, Oterleek, Schermerhorn, Bloemendaal, Grootschermer Purmerland Avenhorn Nieuwendam »Westzaan, Lis, Oudendijk, Westgraftdijk, NieuweNiedorp, »Zijdewind, de Rijp, Ilpendam, Hensbroek, Krommenie, »Vuursche, Ursem, Groet, Bergen, Noordschermer, Oterleek »en Obdam. Naar gelang van het aanzien der plaats bevatte »het glas alleen het stedelijk wapen, of was dit vergezeld »van meer attributen of voorstellingen. Steeds werd er naar mate slechts steden van Westfriesland enhetNoor- »derkwartier, of wel steden uit de geheele provincie Hol- »land aan de schenking van glazen deelnamen, op den »rang gelet, door Alkmaar als stemhebbende stad in de »Statenvergaderiugen te Hoorn en te 's-Gravenhage bekleed. »Van geefsters bonoorden het IJ moest een alkmaarsch »glas dus de eerste plaats hebben, zooals in de kerk te »Edam te midden van het koor, waar het zich nog »in goeden staat bevindt. In de Rijp zijn de alk- »maarsche en andere glazen weinige jaren geleden met shulp van den Staat hersteld. Te Egmond aan den »Hoef on te Schermerhorn verkeeren zij in zeer ver- vallen toestand. Eene afbeelding van het laatste is te »vinden in de bekers-vitrine van ons museum. De meeste »andere glazen schijnen door verloop van tijd, door wan- »smaak en hebzucht soms, verdwenen te zijn. In 's Rijks »Museum te Amsterdam is nog een aan het Oudheidkun dig Genootschap behoorend alkmaarsch glas aanwezig, »vermoedelijk afkomstig uit eene kerk te of bij Hoorn." De geldmiddelen der gemeente laten zeer zeker niet toe de belangrijke som te schenken, welke voor de hei stelling van dat raam noodig zou zijnmaar de ver strekte inlichtingen rechtvaardigen huns inziens wel dat de gemeente Alkmaar een klein bewijs van belang stelling geve en zoodoende medewerke, om dat schoone kerkgebouw voor geheelen ondergang te behoeden. Zij stellen daarom voor, hen te machtigen aan den burge meester der gemeente Schermerhorn mede te deelen, dat de Gemeenteraad van Alkmaar bereid is uit de gemeen tekas eene som van Tjjftlg galde» voor de herstelling van dat kerkraam beschikbaar te stellen, en dat besluit te nemen onder uitdrukkelijke bepaling, dat daaruit voor de toekomst geene gevolgtrekking ten aanzien van andere gebouwen zal kunnen worden gemaakt. Met 12 tegen 3 stemmen van de heeren Vonk, Boel mans ter Spill en Stoel wordt dit voorstel aangenomen, na eene korte bespreking, waarbij de heer Kraakman als zijn gevoelen uitdat Alkmaar dit bedrag voor zijne historie moet over hebben en de heer Stoel zegt, dat het zijns inziens niet te pas komt voor dergelijke zaken gelden uit de gemeentekas beschikbaar te stellennu andere z. i. noodige werken in de gemeente nagelaten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1893 | | pagina 2