Telegrafische Berichten. hier in de toekomst de zwakste zijn, maar wel de doctri naire liberalen, dio de bakens niet willen verzetten nn het getij verloopt. Volgen den heer de Beaufort staan we aan den vooravond van eene scheuring der liberale partij voorwaar eene St-Nicolaas-surprise. Over den meesten invloed van liberale- of vooruitstrevende liberale partij hier voortaan in de Kamer, zal hij niet twisten. Alleen wil hij er op wjjzen, dat de vooruitstrevende libe rale partij geene afscheiding wil. De vroegere kleine partij der vooruitstrevende liberale partij, zij is grooter, zij is meerderheid in de liberale partij geweesten is er dus sprake van afscheidingdan zon het zijn van die der conservatief-liberalen. Intusschen was de rede van den heer de Beaufort het meest gericht tegen de regeering en betichtte hij haar, dat zij haar eigen partij vermoord de. Goed beschouwd vroeg hij haar om zooveel mogelijk tegemoet te komen aan de wenschen van de tegenstanders der kieswet. Een vreemd verzoek, voorwaar, waaraan de regeering, naar hij hoopt, niet zal voldoen want juist door die kieswet heeft de regeering zich populair gemaakt in den lande. En door toe te geven aan het verlangen van de heeren de Beaufort, van Karnebeek en anderen zullen de regeering en de liberale partij in een toestand komen als na de cultuurwet. Als de liberale partjj het ministerie bij de be handeling der kieswet in den steek laat dan zal men van de liberale partij zeggen zij heeft veel ver geten, maar niets geleerd. De heer Levy, zich aansluitende bij het betoog van de heeren Kerdijk en Borgesius, wat betreft de inmenging van den Staat in de arbeidscontracten, geeft zijne ziens wijze omtrent die contracten te kennen. Ook hij is van meening, dat Staatsbemoeiing gewettigd en plicht is in het arbeidersvraagstuk en hij doet daarbij een beroep op buitenlandsche wetgevingen. Onbegrijpelijk is het voor hem, hoe men uit de woorden van den minister van binnenl. zaken bij de kieswet zoo veel venijn heeft kunnen zuigen. Hij onderschrijft die woorden geheel. Waarom nu den minister aangezien voor een verkapten socialist of een misdadiger Nogmaals terugkomende op de beperking der vrijheid, op Staatsbemoeiing in verschillende opzichten wijst hij er op dat die offers zal eischen zoowel van de vrijheid als van de financiën maar toch moet zij tusschen beide treden waar de gemeenschap dit noodig maakt. Hij hoopt, dat deze bespreking tot vrucht zal hebben, dat bij elke oplossing van vraagstukken op het gebied van sociale hervormingen voortaan, gelijk tot heden, alle partij-kwestiën ter zijde zullen gelaten worden. Vooral in deze regeering stelt hij op prijs, dat zij de zwakken wil beschermen, en de vlag hoog wil houden tegen elke inbreuk op de rechtsorde. Van gelegenheidswetten om socialen den mond te snoeren, zijn allen hier af keerig maar toch dient de strafwet in al hare gestrengheid ge bruikt te worden wanneer misbruik wordt gemaakt van de vrijheid van het woord en drukpers. Wanneer iemand in zijn warme studeerkamer opruiende artikelen schrijft, aanzet tot moord en doodslag, dan is hij schuldiger dan de arme stakkert, die, door hem gehypnotiseerd, ten slotte die wandaden uitvoert. Voor dien schrijver geen genade; op hem de strafwet in al hare gestrengheid toegepast. De heer van der Kaaij herinnert den heer JE Mackay aan de woorden van den heer Beelaerts van Blokland over roekelooze staatkunde. Dat er twee stroo mingen in de liberale partij zijn waar te nemen het valt niet te ontkennen. Gelukkig evenwel durft die partij daar openlijk voor uit te komen. En dat die twee stroo mingen zich openbaren is het niet zeer verklaarbaar Er zullen wel altijd leden gevonden worden die verder of minder ver willen gaan dan hunne medeledenmaar toch en dit is het gelukkige verschijnsel dat er ten slotte waar het op handelen aankomt toch weer eenstemmigheid bestaatal staat de linkervleugelman hier heden rechtsde rechtervleugelman morgen links. Buiten de Kamer schijnt men evenwel tegen die num- merverwisseling bezwaar te hebben en wil men geen allegaartjemaar afscheiding. Men spreekt van partij verband maar ziet daarbij de bezwaren over het hoofd, welke Frankrijk dezer dagen bewijst het daaruit voortspruiten. »Oda, wat is er gebeurd? Je hebt geweendriep Al- brecht, die zelf geschrikt was bij deze onverwachte ont moeting, verwonderd uit. Een oogenblik zag zij hem met een paar groote don kere oogeu bedroefd aan, bedekte daarop haar gelaat met haren zakdoek en zei snikkend, op onvriendelijken, bijna ruwen toon »Och, laat mij gaan Wat hebt gij u om mij te bekommeren En zonder hem verder met eenen blik te verwaardigen, zweefde zij hem voorbij en ijlde vlug de trap af. Wat zou dat beteekenen Zoo was zij nog nooit tegen hem geweest. Wat had hij haar gedaan Graaf Albrecht wist het niet te zeggen hij stond voor een raadsel. EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Siegfried was den volgenden morgen de eerste, die in den zadel zat. Hij reed, onder het hoog gelegen bis schoppelijke slot Langenstein, den weg op naar Halber- stadt, met de bedoeling om te trachten hier en daar 't een of ander uit te vorschen of te onderzoeken, dat het vermoeden van eenen mogelijken vijandelijken aanval op Regenstein kon bevestigen. Eenige oogenblikken reed ook Bock von Schlanstedt uit, om hetzelfde te doen in de richting van Wernigerode vooraf echter had hij in last even op de Heimbnrcht aan te gaan, om 's graven broeder Bernhard tot eene onderlinge bespreking van den bestaanden toestand op het voorvaderlijk Stamhuis uitte noodigen. Eindelijk begaf zich ook Albrecht zelf op weg, om in de omstreken van Quedlinburg iets wetenswaardigs op te duiken. Buitendien werden Nothnagel, Hasenbart en Gutdünkel in verschillende richtingen op kondschap uitgezonden zij moesten nagaan of er ook soms iets van optrekkend of kampeerend krijgsvolk te ontdekken viel Bock was nog niet lang uit geweest, toen hij reeds weder de poort van Regenstein binnen reed, doch nu in gezelschap van eenen ouden bekende, den listigen Hinze flabernack, dien hij niet ver van het slot van zijnen heer, onder hem verdacht voorkomende omstandigheden, had Daarna komt hij tot de woorden sturen in democra tische richting.Er bestaat nog zooveel verschil van inzicht over de beteekenis van die woorden, dat de grens van de geoorloofde kritiek en ongeoorloofde positie nog niet kan worden bepaald. Wat de kwestie van Staats bemoeiing betreft wijst hij er op, dat er in de liberale partjj ook te dien aanzien verschil heerschtmaar ge lukkig weer goen bepaald verschil in beginsel. Wel heeft het Sociaal Weekblad meeningen verkondigd maar deze zijn niet te beschouwen als de meeningen van de liberale partijhet waren algemeenheden. Ten slotte vraagt hij aan den minister van binnanl. zaken de beteekenis van de zoo zeer gewraakte zinsnede. De heer Vermeulen acht maatregelen noodig om do exploitatie van den arbeider tegen te gaan. Veilig heid van arbeiders in fabrieken arbeidsraden, ambachts- onderwijspensioensverzekering van ambtenaren het zijn alle hervormingen waarvan de wenschelijkheid door allen zal worden ontkend. Iedereen die de arbeiders wil helpen moet trachten de takken van handel en nijverheid to doen bloeien. Een andere handelsstaatkunde is volstrekt noodig en al valt daarop nu niet te rekenoneenmaal zal men de nood zakelijkheid inzien. Moge dit tijdperk aanbreken, voordat het te laat is. (Bravo's). De heer Pyttersen vordedigt de vooruitstrevende liberalon. Zij willen opneming van het proletariaat in de maatschappij en zij achten het plicht van den Staat handelend op te treden om de werkloosheid te bestrijden, die vooral in Friesland zoo groot is. Eerst als blijkt dat de Staatstuaschenkomst strijdig is met het liberaal programzal hij overwegen of hij zieh moet afscheiden zich aansluiten bij de radicale of tot de vorming mede werken van eene groote sociale partij. De heer Tydens wenschtdat invloedrijke leden van alle partijen eene kiesrechtpartij vormen, om aan te dringen bij de regeering de kieswet te veranderen in den geest, dien de meerderheid dier partij wenschelijk acht. De heer Rutgers van Rozenburg zegtdat wij een bedrijvig kabinet hebben verleden jaar telde de lijst der ontwerpen 235 nummers nu reeds 180. Tot stand hebben we ook wat gebracht: de gesplitste inkom stenbelasting. Maar daardoor is hij uiet verblind en ziet hij toch ook de tekortkomingen van het kabinet. Dit beloofde de gemeenten te hulp te komen en gaf slechts het diaconiewetje voor sommige friesche gemeenten. Door den minister van marine was verbetering van het matoriëel beloofdmaar daarvan heeft hij nu afgezien en wil enkel afbouwen wat begonnen is. Ben leerplicht- ontwerp is toegezegdmaar we hooren er niets meer van. De regeering heeft ook op het gebied van de bur gerlijke rechtsorde en verdediging nagelaten wat zij be loofde. Waarom is het ontwerp tot regeling van den staat van beleg niet weder ingediend De 'regeering trok in het dienstplichtontwerp en verving dit door een reeks van ontwerpen waarvan ieder overtuigd is, dat er niets van kan komen ontwerpen die het uitvloeisel zijn van een stelsel chair a canon. Van eene herziening der per soneels belasting komt niets, die belofte blijft onvervuld. Hij mag de regeering niet verdenken van verzet tegen de volkswenschen, noch van volksmisleiding. Maar hij wenscht licht op al de hangende kwestiën van den dag. Hij twijfelt niet, of de regeering zal kleur bekennen De heer Hnber had van deze regeering verwacht een regeling der gemeente-geldmiddelen. Wel is door de noodwet aan het allerergste eenigszins te gemoet ge komen, maar op zoo bedenkelijke wijze, dat hij daarom juist het woord voert. De verantwoordelijkheid voor die noodwet rust niet op de Kamer, maar op de regeering. De bedoelde gemeenten zijn door de bedeeling niet gered. Hij dringt bij de regeering aan op spoedige voorberei ding van eene regeling der gemeente-geldmiddelen voor goed. Den 6 werden de verschillende wetsontwerpen tot be krachtiging van provinciale belastingen met algemeene stemmen aangenomen, evenals dat tot verlenging van den termijnbinnen welken afwijkingen kunnen worden toegestaan van formaliteiten bij de heffing van invoer rechten. De minister van financiën verklaarde, dat het ontwerp aangetroffen. De geslepen oude had voorgewend op weg te zijn naar graaf Albrecht, dien hij zeer gewichtige mededeelingen te doen haden, na eenig beraadwas Bock met hem omgekeerd, dewijl hij het niet geraden achtte, om thans den scheeloogigen landlooper, met wien hij nog eene oude rekening te vereffenen had, betrokking hebbende op hnnne laatste ontmoeting in de herberg te Erkstedt, ongemoeid te laten heengaan. Bock vond het voorzichtiger den ouden schurk eerst door zijnen heer in het verhoor te laten nemen „die zou" meende hij „er wel uit krijgen, wat er in zat." Later op den dag voor den graaf gebracht, bevestigde Habernack ongevraagd de waarheid van den bewusten rit van den bisschop naar Falkenstein, waarbij hem, behalve den graaf von Wernigerode, de ridders Rudolf von Dor- stadt en Hans von Kreiendorf vergezeld hadden, beiden gezworen vijanden van het geslacht Regenstein. Op eene vraag van den laatste, wat de bisschop toch wel bij graaf Hoyer kon hebben uitgevoerd en besproken, zag hem de sluwe grijskop mot een ateelschen blik van ter zijde aan en lekte zich de vieze gebarsten lippen als een vos die wantrouwig zijne pas gevonden prooi be schouwt. Eindelijk zei hij»Ik weet het welhoogge- eerde heer graaf, en als ik bet zeggen mag in tegen woordigheid van ridder Bock »Haal je de duivel, ellendige kerel!" barstte deze in woede uit. «Spreek op en gauw ook, of ik ga de duim schroeven halen." «Vooruit! Voor den dag er mee!" beval de graaf, ongeduldig met den voet stampend. «Indien ik mij niet bedrieg," aldus vervolgde Haber nack «heeft graaf Hoyer aan den bisschop de stellige belofte gedaan, dat zijne zuster Oda eerlang afstand zou doen van hare erfelijke rechten op Falkenstein ten zijnen behoeve. Nu is echter de abdis Jutta onzen hoog waarden heer komen vertellen, dat zij zeker wist, dat gij de jonge gravin Oda wilt trouwen eD dus meteen het graafschap Falkenstein als toekomstige erfenis ver langt. Om die reden en om te zorgen, dat ook van dat door de abdis zoo fel gehate huwelijk bij deze woor- omtrent de verbetering van heffing van invoerrechten het departement reeds verlaten had. Het wetsontwerp omtrent den suikeraccijns (gelijkstel ling van suikers boven 99 pet. tot 99V» pet.voor de raffinage met suikers van 99 pet.) werd na bestrijding door de heeren Bahlmann en de Ram en verdediging door den minister van financiën aaDgenomen met 42 tegen 33 stemmen. De heer vanKerkwij k verklaarde voor de stemming tegen te zullen stemmen, enkel wegens den haast met dit ontwerp gemaakt, zoowel bij de beantwoording als bij het aan de orde stellen. De beetwortelsuikerfabrikanten hebben geen gelégenheid gehad, de zaak na te gaan en bezwaren in te dienen. Zijne stem is een stem van protest tegen het onrecht aan een zaak van nijverheid. Daarna werd de algemeene beraadslaging over de Staats- begrooting voortgezet en in de avondzitting ten einde gebracht. De drie eerste hoofdstukken werden aangenomen. Den 7 wordt hoofdstuk Buitenl. Zaken behandeld. Hoofdstuk Mnnenlandsclie zaken 1894. Aan de memorie van antwoord van den minister van binnenl. zaken op dit hoofdstuk zijn o. a. de volgende me dedeelingen ontleend. De minister zal naar een zuinig beheer blijven strevenzonder daarom nieuwe of verhoogde uitgaven achterwege te laten, waar het belang des lands dit vordert. Het beleid der regeering ten opzichte van het g e- meentewezen zal zijndat op de kieswet zullen volgen de provinciale en de gemeentewet met de ge- meeute-kiesrecht-regeling en de herziening van het ge meentelijk finantiewezen als onderdoel van de gemeente wet. Maatregelen om te voorzien in gebrek aan werk liggen z.i. op den weg der gemeentemet onderstand van het Rijk bij gemis aan de noodige middelen. De handhaving der openbare orde in de gemeente wil hij overlaten aan het beleid van den bur gemeester. Over een wetsontwerp omtrent den leerplicht werd de Raad van State gehoord. In het aanstaande jaar wordt te gemoet gezien een ver slag der commissie betreffende de begrafenisfond sen. Voordrachten omtrent de heffing van wik- en weeg loon en in de gemeenten Alkmaar, Hoorn en Edam zijn aanhangig bij den Raad van State. Omtrent de grensverandering tusschen Leiden en Oegstgeest is eerlang een wetsontwerp te gemoet te zien die van Amsterdam en Nieuwer-Amstel is nog bij Ged. Staten van Noordholland in onderzoek. Omtrent den bouw van een Statenzaal met sec tiekamers voor de provincie Overijsel zal te zijner tijd een voorstel gedaan worden. Volgens den minister vol doet de nieuwe woning van den Commissaris der Koningin aan de redelijke eischen. De begrooting wordt met 5000 verhoogd voor eenige buitengewone voorzieningen aan de woning van den Commissaris der Koningin in Limburg. Een voorstel tot herziening der armenwet is te wachten zoodra er uitzicht op afdoening bestaat. De openbaarmaking van het 13e deel van de uitkom sten der jongste volkstelling kan weldra en der beroepstelling in de eerste helft van 1894 worden verwacht. Wettelijke maatregelen ter verzekering van meer af doend toezicht op levensmiddelen znlleu naar de minister hoopt niet lang meer uitblijven. Hij belooft overweging van het denkbeeld om het E t- nographisch museum van Leiden naar Amster dam of 's-Gravenhage over te brengen. 's-GRAVENHAGE, 7 December. TWEEDE KAMER. Staatsbegrootlng. Het hoofdstuk buitenlandsche zaken werd aangenomen, na een kort debatwaarin de minister van buitenland sche zaken aankondigde dat weldra met Belgie over eenstemming zal worden verkregen omtrent eene over eenkomst tot vergemakkelijking van den invoer aan de grenzen. Bij het algemeen debat over hoofdstuk justitie, bestreed de heer de Kanter het vonnis der haagsche rechtbank tot ontzetting van een predikant. De rechterlijke macht kan particuliere dignitarissen niet ontzetten. Hij vroeg cassatie in het belang der wet. Verder werd aangedron gen op wettelijke regeling van den arbeid der bakkers op schadeloosstelling van onrechtmatig preventief gevan genen op herziening der vreemdelingenwetop voorzie ning tegen flesschentrekkerij en tegen oprichting van zwendelvennootschappen. den zag Habernack den graaf brutaal en sluw lachend even in de oogen niets komt, hebben zij met elkander uitgemaakt, dat zij de gravin met geweld van hier zullen wegvoeren waarbij zij ten overvloede door de Blanken burgers krachtig zullen worden ondersteund." «Kerel, hoe kom je aan dat alles Spreek op, als je leven je lief is donderde de graaf hem toe. «Hm, mijnheer de graaf," gaf de auder ten antwoord, «het was lang niet gemakkelijk om dat alles zoo haar fijn te weten te komen, maar ik had mijnheer de graaf en ridder Bock eerlijk beloofd om u nadere en stellige tijding te brengen en daarom daarom hoop ik maar, dat mijnheer de graaf mij voor de genomen moeite onge maakte onkosten behoorlijk schadeloos zal stellen. Ziet u, mijnheer de graaf, de geheimschrijvervan den bisschop houdt er een liefje op na, een verduiveld knappe meid, moet ik zeg gen en de moeder van die meid is wéér zoo'n soort liefje van mij begrjjpt u, mijnheer de graaf? en die vertel ik dan wat zij hare dochter moet opdragen aan den geheimschrijver onder kusjes en lonkjes te ontlok ken. Hoe die meid dat klaar speelt, weet ik niet, nu dat is ook hare zaak, de duivel moge het begrij pen, hoe zoo'n mooi vrouwmensch met een paar lieve oogen in het hoofdeenen geslepen staatsman tot een babbelend oud wijf, in één woord, tot haren ondordani- gen slaaf weet te maken een feit is het, mijnheer de graaf, dat die meid Wieburg heet zij alles gedaan weet te krijgen." «En wanneer zullen zij komen Weet je dat ook vraagt Albrecht, in gespannen verwachting. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1893 | | pagina 2