DE ROOFRIDDER.
So. 149.
Vijf en Megentigste Jaargang,
1893.
V R IJ D A G
15 I) E C E M B E R,
Onbestelbare Brieven,
PARIJSCHE BRIEYEN.
FEUILLETON.
Buitenland.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar 0,80franco door het
gekeele rijk 1,
De 3 nummers f 0,00.
Telefoonnummer: 3.
Frp der gewone Advertentiën:
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
verzonden gedurende de 2e helft van November 1893
T. Vermeulen BloemendaalG. Lemoine Bunen
Mevr. M. PaterackiDrieborgen Wed. H. Kortekaas
Haarlemmerliede G. Zeeman, Huisduinen.
Van Bergen:
Rijpma, Heeg.
Van Hensbroek:
Slothouwer, Arnhem.
Van K o e d ij k
J. H. RijksmaSneek.
Van O b d a m
Buis Co., Amsterdam.
Van Znidschar wonde:
W. HartZaandam.
Briefkaart:
P. Hartland, Amsterdam.
•XXXIII.
Parijs10 December 1893.
Voor eenige jaren geleden heeft Louise Miehei uitge
roepen: „Oh! qu' elle vienne'1 anarchie!" hmmaar
het komt ons voor, dat wij mooi op weg zijn dien gulden
tijd tegemoet te gaan, en dan willen wij eerlijk bekennen,
dat het debuut dezer nieuwe maatschappij van dien
aard is, dat wij met het vervolg liefst niet nader kennis
maken. Wij kunnen Ravachol nog niet vergeten en zien
in onze verbeelding nog het huis terug, waar deuren
en vensters waren weggeslagen, wij denken nog aan het
restaurant-Véry en aan het politie-bureau in de rue des
Bons-Enfants, waar het dynamiet slachtoffers maakte,
wij gruwen bij de gedachte aan den schouwburg te
Barcelona, aan het mes van den anarchist Lehantier
en onlangs maakte een misdadiger, Marpeaux genaamd,
hier gebruik van zijnen revolver, en doodde den agent
Colson. De anarchisten beloven ons nog meer verrassin
gen, en begonnen gisteravond eene nieuwo serie van
misdaden. De telegraaf zal u het bericht brengen van
dc ontploffing van een bom in de Kamer van afgevaar
digden gelukkig is de bom losgebarsten voor ze op
den grond vieldoor deze gelukkige omstandigheid zijn
geene dooden te betreuren, doch het aantal der gekwet
sten wordt op tachtig geschat.
Staan wij stil bij dezen nieuwen aanslag van eonen
misdadigen gek. Gisteren waren in het Palais-Bourbon
niet zoovele leden in de zaal tegenwoordig, als het geval
is wanneer de zitting van veel belang ismen sprak
rustig over de vorkiezingen der nieuwe leden, met name
van den heer Mirman, een nog zeer jong afgevaardigde,
die vóór zijne verkiezing professor was, dat is ouderwijzer,
en dus afhankelijk van den minister van openbaar on
derwijs. Als professor was de heer Mirman vrij van
militairen dienst, doch nu hij afgevaardigde werd, gaf
zijn chef (dat is de minister van onderwijs) hem een
verlof voor al den tijd, dat hij zitting heeft in de Tweede
Kamer. De minister van oorlog echter, generaal Loizillon,
ROD AST
VAN
JULIUS WOLFF.
Naar het hoogduitsch.
59) -o-
Uit de diepte van den geheimzinniger, gang liet zich
een dof geraas hooren, dat zich niet met zekerheid op
natuurlijke wijze liet verklaren. De donkero gang was de
kerker van den tempelridder, en bij de bewoners van
Regenstein deed, sedert menschengeheugenis, de volgende
sage de ronde:
Een der voorvaderen van den thans levenden graaf
hield daar in diepen kerker jaren lang een tempelridder
gevangen, die rusteloos, met inspanning der vertwijfeling
werkte, om, met behulp van een stuk oud verroest ijzer,
den harden rotswand te doorboren, ten einde zich op die
wijze eenen doortocht te banen en zijnen ellendigen ker
ker te ontvluchten. Men liet hem stil begaan, omdat, al
ware hij geslaagd, het gat, dat hij maakte, midden in de
loodrechte helling van de rots zou zijn uitgekomen en
dus vluchten langs dezen weg gelijk zon hebben gestaan
met zich in den diepen afgrond te pletter te werpen.
Evenwel de arme gevangene kwam niet ver met zijn werk
in den harden steen en nimmer zag hij het zonlicht
weêrweldra verstomde het kloppen daar beneden, de
tempelridder was dood. Maar zijn geest vond geene rust;
die zette ongestoord, in reikhalzend verlangen naar ver
lossing, den wanhopigen arbeid voort en telkens als het
huis Regenstein eene bijzondere gebeurtenis boven het
hoofd hing, welke met min of meer gevaar gepaard zou
zijn, was het kloppen eu het krassend geluid van het
boren weder duidelijk te hooren in de stilte van den
avond of des nachts. Vóór een groot onheil echter, dat
die toen nog minister was in het pas gevallen kabinet
Dupuy, beweerde, dat thans de heer Mirman dadelijk
moest opkomen als soldaat het geval was vrij zon
derling, of professor en niet soldaatof afgevaardigde
en wel soldaat, dit laatste gaat echter ook vrij slecht
samen. De heer Mirman kwam juist van hot spreekge
stoelte nadat hij zijne verkiezing had verdedigd, toen
plotseling een fel licht over de hoofden van het publiek
der tribune vloog, daarop volgde een dikke rookwolk,
welke de gehoele zaal duister maakte en een hevige
knal, welke alle aanwezigen deed opschrikken. De afge
vaardigden der rechterzijde verlaten hunne banken, de
abt Lemire, die aan het hoofd gewond is, valt voorover,
de gewonden schreeuwen en men hoort de angstkreten
der dames. Gelukkig is de heer Dupuy, president der
Tweede Kamer, een flink en moedig man, kalm blijft hij
op zijne plaats, hoewel ook hij licht gekwetst schijnt, en
nadat het eerste oogenblik van paniek voorbij is, herne
men allen hunne plaatsen, en houdt de heer Dupuy eene
korte toespraak, waarin hij de afgevaardigden aanspoort
kalm te blijven, de misdaad van eenige ellendelingen mag
niet in staat zijn het werk en den arbeidder volksvertegen
woordiging te storen. Algemeen wordt de heer Dupuy
toegejuicht, zijue kranige houding heeft hem in 24 uur
tijds zeer populair gemaakt.
De heer Casimir-Périerpresident van den minister
raad bestijgt de tribune, bedankt de Kamer voor hare
waardige houding, on belooft, dat de regeering haren plicht
kent en dien zal nakomen. Nog een uur lang houdt men
zitting, de heer Mirman trekt voordeel van den goeden wil
zijner collega's eu wordt alzoo zijne verkiezing anugonomen.
De geworpen bom was gelukkig niet al te gevaarlijk,
en waarschijnlijk gevuld met dynamiet of eene mindere
gevaarlijke stof. De lont was aangestoken en daarna de
bom over de hoofden van het publiek geworpen, en toen
ze uiteenspattevlogen de spijkers en ander oud ijzer
in alle richtingen. Vandaar dat zoovelen gekwetst werden.
Onmiddellijk heeft men alle uitgangen van het gebouw
gesloten, en dadelijk wordt hulp verleend en tevens
begint de justitie en de politie haar werk. Men vermoedt
dat onder de gekwetsten zich de dader bevindt, temeer,
daar een hunner tweemaal achtereen een valschen naam
en adros opgaf en daarna weigerde op allo verdere vra
gen te antwoorden. Men kent de nameu van 51 gewonden,
een dertigtal anderen bekwamen nog lichte kwetsuren.
Gisteravond was het een buitenkansje voor de couranten
roepers. Men kocht „la France" 8e editie, waarop met
reuzenletters stond „la Dynamite a la Chambre, 80 vie ti
mes", hetgeen ons in het eerste oogenblik deed vreezen,
dat er tientallen dooden bij zouden zijn. Hedenmorgen
is de pers algemeen verontwaardigd, vele vragen stronge
maatregelen, vooral tegen do ophitsers, tegen hen, die
in brochures, almanakken en dagbladen tot zulke mis
daden aanzetten, en die schuldiger zijn, dan de barbaar
die naar hen luistert en die van het woord een afschuw-
lijke daad maakt. De anarchisten doen nog in een ander
opzicht kwaad, zij houden den vooruitgang tegenzij
wekken het wantrouwen der gegoeden togen de onge-
lukkigen, en zelfs zijdie zeer vooruitstrevend zijn in
daarom nog niet altijd dadelijk behoefde te gebeuren, dat
echter in geen geval langer dan een jaar op zich wachten
liet, zou zelfs de geest van den rampzaligen gevangene
met eigen oogen door dezen en gene gezien zijndie
avond aan avond, in den wijden, golvenden witten mantel
der tempelridders, op de toppen der rotsen ronddoolde
eu daarna langzaam langs de helling naar beneden kwam
en weer terugkeerde naar zijn geheimzinnig en duister hol.
Toen de broeders bij de slotpoort, waar Bernhard vlug
te paard gesprongen was, elkander goeden nacht hadden
gewenscht, was Albrecht langs denzelfden weg naar het
slot teruggekeerd. Bij den kerker der tempelridders bleef
hij weêr staan en luisterde aandachtig. Nog weerklonk,
duidelijk verstaanbaar voor den luisterende, het geheim
zinnige kloppen. >Wist ik maar, hoe ik u verlossen kon,
arme rustelooze geest," sprak hij zacht, ik zou het zeker
doen. Maar tegen u helpt geene bezwering, gij zijt de
stem van het noodlot voor ons Regensteiners en onze
trouwe wachter en waarschuwer. Strijd is mij welkom
ten allen tijde, maar gij voorspelt ongeluk, gij, eeuwige
gevangene, dien geen woord van genade of geene daad
van geweld bevrijdt uit uwen kerker En van den kant
van Oda zou ons al dat onheil worden aangebracht, be
weert Bernhard Dwaas gesnap 1 Hij moet altijd prut
telen en morren en zou iemand inderdaad nog den vroo-
1 ijken moed vergallen, waarmede men ten strijde uittrekt.
En OdaO, een blik in hare onschuldige oogen doet
alle leed en zorg vergeten.
En kalm en waardig stapte de graaf door de diepe
duisternis naar het slot.
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Toen zich in het oosten de zon weêr verhief boven de
vèr zichtbare toppen en rotsen rondom het uitgestrekte
slot, en uit de Jager liggende deelen den ochtendnevel
allengs verjoeg, bescheen zij aan alle zijden de blinkende
kurassen en helmhoeden van soldaten, en tot den strijd
geruste edellieden, wier blank gepoetste wapenen flikker
den in hare stralen. Voor de poort verscheen een hoorn|
hunne denkbeelden en zich gaarne zouden aansluiten bij
de armen om tot een beteren maatschappelijken toestand
te komen, durven dit niet doen, uit vrees, dat hunne
woorden van vrede en gelijkheid verkeerd zullen worden
uitgelegd en aanleiding geven tot nieuwe misdaden.
Wol antwoordt madame Sévérine „Met de armen, altijd
ondanks hunne dwalingen, ondanks hunne fouten, ondanks
hunne misdadenmaar ondanks al de achting voor deze
begaafde schrijfster komt het ons voor, dat men dwalin
gen on fouten kan door de vingers zien, maar misdaden
moet beletten, anders valt men in een ander uiterste,
men vergeet dan dat rijken 9n gegoeden ook recht hebben
van bestaan, dat die meer gegoeden evengoed hun ver
driet en ongeluk hebben als de armen en dat het niet
aangaat eene misdaad te verontschuldigen als die, welke
bestaat in het worpen van bommen tusscheu weerlooze
tooschouwers in schouwburgen en op openbare plaatsen,
tusschen vrouwen en kindereu, en men daardoor niet tot
een ideaal komt maar eerder tot een strijd met revolvers,
waarin ieder voor zich zijn leven verdedigt.
J. M. T.
BEHjRIB. Bij den grooten brand te Antwerpen is
een brandweerman onder een instortenden muur ver
pletterd, terwijl twee politie-agenten die onder instor
tende muren in een kelder bedolven geraakten, na ander
half uur arbeidens weder te voorschijn werden gebracht.
Een hunner was inmiddels overleden de andere kwam
met eenige kneuzingen vrij. Het gebouw was indertijd
door de Hanzekooplieden gebouwd.
DUITSCHfcAWD. Rijksdag. Den 13 is met
189 tegen 165 stemmen het handelsverdrag met Rouma-
nië goedgekeurd.
ENGELAND. Het bericht, dat prof. Tyndall over
leden is ten gevolge van eene vergissing doordat zijne
vrouw hem chloral in plaats van magnesia ingegeven
had, is bevestigd. Dit feit geeft aanleiding tot het
bespreken in de bladen van de vraag, of het eindelijk
niet tijd wordt, den apotheker bij de wet voor te schrij
ven, vergift houdende drankjes slechts af te leveren in
flescbjes van een anderen vorm dan de gewone in En
geland gebruikeljjke vierkante medicijnflescbjes.
In eene door de kamer van koophandel te Londen
bijeengeroepen bijeenkomst van invloedrijke personen
zijn den 12 besluiten genomen ten gunste van eene on
middellijke versterking der oorlogsmarine in het belang
van de veiligheid van Rijk en handel. De besluiten wer
den aan de regeering toegezonden.
Te Plymouth is tijdens een hevigen orkaan een sloep
met 8 matrozen omslagen, waarvan 5 verdronken.
In de laatste dagen hebben vooral in het zuiden des
lands en in het Kanaal zware stormen gewoed. Te Lon
den was de kracht van den orkaan zoo sterk, dat menschen
er door opgetild werden en ruiten voor den winddruk
blazer, die een schetterend signaal deed hooren, onmid
dellijk door den torenwachter van Regenstein luide en
krachtig beantwoord. Naast den trompetter stond een
zwaar geharnast krijgsman, die den riddergordel droeg
en eene deunetak in de hand hield, ten teeken dat hij
als onderhandelaar kwam. Hij verlangde den burchtheer
te spreken of diens eersten dienaar. Graaf Albrecht, zoo
wel als Bock, waren reeds gewekt, en de laatste kwam
ijlings aangeloopen. Van den muur riep hij naar be
neden wat de vreemdeling begeerde en deze sprak met
luide stem
»Ik beu ridder Bosse von Silda. Mijn leenheer, de hoog
edele en hoog geboren graaf Hoyer von Falkenstein, biedt
door mij graaf Albrecht von Regonstein zijnen riddergroet
on verlangt, dat hij ons zijne zuster, de gravin Oda von
Falkenstein die gij tegen alle recht en billijkheid in
hier gevangen houdt, onverwijld aan mij uitlevert. Mocht
gij daartoe niet in vrede en vriendschap genegen zijn
dan zullen wij voor uwe burcht gelegerd blijven, u aan
vallen met al de ter onze beschikking staande krijgsmacht,
te vuur en te zwaard te paard en te voet u schade en
afbreuk doen, zooveel als wij slechts kunnen en vermogen,
en niet oer wijken dan voor gij ons de poort opent en
de jonkvrouw ongedeerd in onze handen levert. Wij zijn,
met onze bondgenooten en vrienden, ongeveer vier hon
derd man sterk, deels te voet, deels te paard, met stormtuig
en krijgsbenoodigdheden en gij kunt geene aanvulling
verwachten noch aan hulptroepen, noch aan levensmiddelen,
noch aan krijgsbehoeften. Hiermede weet gij wat wij
willen zorgt nu voor een spoedig en wel doordacht ant
woord van uwen heer."
»Dat kan ik u dadelijk wel geven," schreeuwde Bock
naar beneden. »Ik ben ridder Bock von Schlanstedt en
bekommer mij evenmin als mijn genadige heer eu ge
bieder, geen drommel om uwen voorgenomen aanval. De
jonkvrouw krijgt gij niet, en aanvulling, hoe ook genaamd,
hebben wij niet noodig voetvolk en krjjgsvoorraad is op
Regenstein eer te veel dan te weinig en onze schuren
en stallen zijn tot berstens toe vol, want wij wisten reeds
lang, dat gij komen zoudt. Hebt gij dus geenen iust om