Stadsberichten.
31
'■'^^SÊÊ JÊW*'JÊL
KAMER van KOOPHANDEL en FABRIEKEN.
B
andere voor die komende van den Dam waardoor het
veel oponthoud veroorzakende overspannen op dat plein
zal komen te vervallen.
Bij kon. besluit van den 12 is benoemd tot rechter-
plaatsvervanger in de arr. rechtbank alhier de heer mr.
A. Bent ener van Ylissingen advocaat en procureur
tevens beëedigd klerk tor griffie dier rechtbank.
De synode der ned. herv. kerk heeft den 13 beslo
ten, niet te treden in het verzoek uitgedrukt in ver
schillende adressenom de kerkelijke hoogleeraren te
behouden zij heeft prof. Muller met 1 Januari a.s. eervol
ontheven van zijne verplichtingen als kerkelijk hoogleeraar.
HeilHeil dem holden Prauenkranz.
Der Aller Herz und Aug' entziickt
Zoo wordt in het tweede deel van het door Heinrich
Hoffmann op muziek gezette sprookje »Asschepoetster"
gezongen van de vrouwelijke gasten in het konink
lijk slot.
Hetzelfde moest de verslaggever wel bij zich zeiven
herhalen, als hij den blik rusten liet op het uitgebouwde
tooneel in den avond van den 12, in het lokaal Har
monie toen de afdeeling Alkmaar der Maatschappij
tot bevordering der toonhunst hare eerste uitvoe
ring gaf in dit seizoen, en daarop het bekende kinder
sprookje in eene zeer vrije bewerkingten gehoore
bracht.
Al heeft Asschepoetster in de compositie niet de meest
omvangrijke partij, onwillekeurig blijft de toehoorder haar
beschouwen als de hoofdpersoon hij laat zich nu een
maal zijne illusiën uit de kinderjaren niet ontnemen.
En daarom vond hij het zeker aangenaamdat deze
partij in handen was van mejuffrouw E. Thijssen, die
bijzonder sympathiek in stem en voordracht de
harten harer hoorders stormenderhand voor zich
wist te winnen. Nietdat haar sopraangeluid nu juist
zoo omvangrijk is, ongetwijfeld, wij hoorden het wel eens
krachtiger, maar het heeft iets lief olijks, iets smeltends
iets -eenvoudigs, dat prettig stemt. Ware 't anders geweest,
ons genot ware reeds bij voorbaat half bedorven geworden.
Aan de hoofdfiguur uit dit sprookje verbindt onze her
innering nu eenmaal niet anders dan vriendelijke eigen
schappen.
Evenzeer was de altpartij, van de koningin der feeën,
in zeer goede handen. Mej. J. van Erven Dorens be
schikt over eone fraaie volle stem, die echter ditmaal
niet geheel tot haar recht komen kon omdat het on
gure weer ook haar niet had ontzieu. Niettemin hield
zij onze aandacht onverdeeld geboeidhare voordracht
was hier en daar inderdaad uitstekend. Bijzonder ge
makkelijk wist zij de vele moeielijkheden harer partij te
overwinnen.
De derde der solisten, van wier medewerking de Af
deeling zich had weten te verzekeren was de heer Deen,
die in vele opzichten zonder twijfel een uitnemend zan
ger heeten mag. Beschaafd en goed geschoold is ziju
baryton zeker, doch hij miste dezen avond het warme
het gevoelvolle, dat alleen in staat is, den hoorder in
den vollen zin des woords te doen genieten.
Het mag zeker een voorrecht heeten, goede solisten te
hebben kunnen winnendie ge'néel belangeloos hnnne
talenten beschikbaar stellen en het publiek stelt dat
natuurlijk op prijs. Maar niet minder aangenaam
vinden het uit den aard der zaak stellig de toehoor
ders nu van eigen stadgenooten, van het koor, met
recht met lof mag worden getuigd. Voor den dirigent
mag het mede eene groot.e voldoening heeten wanneer
bij eene uitvoering blijkt, dat zijne bemoeiingen vruchten
hebben gedragen. En die voldoening zal de heer P. C
Koerman al evenzeer als ieder ander van tijd tot tijd
behoeven, om zijn moeilijke en niet altijd even dankbare
arbeid met ambitie voorttezetten.
De krachtige steundie steeds in den laatsten tijd
den directeur met zooveel talent ter zijde staaten
waarop koor en solisten altijd volkomen kunnen vor-
trouwenontbrak ook nu niethot accompagnement
werd weder bereidwilllig door onze stadgenoote, mej. M. O.
vervuld.
Blijkens achterstaande advertentie zal op Vrijdag,
den 15, het Hollandsch Tooneelgezelschap, onder directie
van den heer A. van Lierin het lokaal Har
monie, alhier, eene uitvoering geven, met: »Het
Zangersfeest'', blijspel van Gr. von Moser, en De Muis"
van Armand des Roseaux, beide stukken goede bekenden
te ALKMAAR.
Vergadering van Woensdag, 13 December 1893, des
avonds te half 8 uur.
Voorzitter de heer T. L. Koorn.
Alle leden zijn tegenwoordig. De Voorzitter opent de
vergadering. De notulen der vorige vergadering worden
gelezen, goedgekeurd en geteekend.
Ingekomen zijn
1Consulaire verslagen 2. Consulaire verslagen 3
Statistiek van in-, uit- en doorvoer over October4
Geïllustreerde beschrijving van Edinburgh5. Geïllus
treerd weekblad van de Londensche Kamer van Koop
handel. Voor kennisgeving aangenomen.
6. Statistiek der scheepvaartbeweging op de rivieren
en kanalen in Nederland in 1892 met een daarbijbe
hoorende overzichtskaart.
7. Verzameling van wetten, besluiten en verordenin
gen betreffende de binnenlandsche scheepvaart in Ne
derland met eene kaart (officieele uitgave)beide stuk
ken, toegezonden door het ministerie van waterstaat,
handel en nijverheid, zullen in het archief der Kamer
worden gedeponeerd.
8. „De internationale geldmarkt", rede gehouden door
den heer C. Rozenraad, in de Nederlandsche Kamer van
Koophandel te Londen, op 1 Nov. 1893. Voor kennisge
ving aangenomen.
9. Gelezen worden de missiven, door de Kamer ge
richt aan den Minister van W., H. en N. en aan bur
gemeester en wethouders, inzake het kiesrecht voor de
Kamers van Koophandel en Fabrieken. De Kamer erkent
de wenschelijkheid dat aan de voorwaarde voor kiesbe
voegdheid, hierin bestaande, dat men ter plaatse waar
de Kamer is gevestigd, voor eigen rekening uitoefene of
belast zij met het bestuur of mede-bestuur van eenig be
drijf van handel of nijverheid, nog een vereischte ver-
binde, waardoor met den omvang of de beteekenis van
het beroep of bedrijf rekening zal worden gehouden.
Doch de moeielijkheid ligt in het vinden van een bruik
baar kenteeken. De meest practische oplossing der moeie
lijkheid zou hierin bestaan, naar de meening der Kamer,
dat men besloot opnieuw vast te houden aan het be
staande vereischte, dat de kiezer ingezetene moot zijn van
de gemeente waar de Kamer is gevestigd, en wijders de
voorwaarde te stellen, dat alleen die personen, genoemd
in de missive des ministers, die daarenboven kiezer zul
len zijn van den gemeenteraad ter plaatse waar de Ka
mer is gevestigd, het recht zullen hebben de leden der
Kamer van Koophandel en Fabrieken te kiezen.
10. Gelezen wordt de missive der Kamer, gericht tot
burg. en weth. inzake het politie-toezicht op de markten,
luidende
Het heeft onze aandacht getrokken, dat in de laatste
weken het verkeer langs den Voordam des Zaterdags
gedurende de markturen meer dan gewoonlijk is be
lemmerd. De reden daarvan ligt ongetwijfeld voor een
deel hierin, dat in dit najaar buitengewoon veel ooft
ter markt is gebracht.
Doch het komt der Kamer wenschelijk voor, dat voor
meerdere ruimte voor de passage zorg wordt gedragen.
Dit zou, naar haar oordeel, kunnen geschieden indien
het politietoezicht op de markten werd uitgebreid.
Dit toezicht toch is niet zoo goed als met het oog op
de belangrijkheid der markten mag worden verwacht.
Behalve op de hindernissendie het verkeer op den
Voordam ondervindtmeenen wij te moeten wijzen op
de belemmering van den toegang van don Dijk tot. den
Voordam, die meermalen door rijtuigen zoozeer is bezet,
dat de toch reeds hellende weg haast onbereikbaar is.
Ook doet het ongerief, ontstaande door gebrek aan vol
doend politietoezichtzich gevoelen in de Appelsteeg en
het Fnidsenwaar ondanks het bestaand verbod de
handwagens en karren gedurende de markturen in beide
richtingen rijden. Ook de handhaving van art. 57 der
algemeene politieverordening laat te wenschen over.
Wij nemen daarom de vrijheid de aandacht van uw
geacht college op deze zaken te vestigen en u te ver
zoeken het daarheen te willen leiden dat het politie
toezicht op de markten worde uitgebreid en verscherpt.
Naar aanleiding van dit schrijven is een brief ont
vangen van burg. en weth., gedateerd 6 December j.l.,
van den volgenden inhoud
Van uw schrijven van 17 November 1.1. No. 98, werd
door ons mededeeling gedaan aan den commissaris van
politie, die dientengevolge op eene strikte naleving van
de art. 34 en 35 der algemeene politieverordening heeft
laten toezien. Het gevolg daarvan is geweest, dat tegen
verscheidene overtreders proces-verbaal is opgemaakt en
dat verschillende belanghebbenden zich tot ons gewend
hebben met het verzoek in dezen toestand verandering
te brengen. Onder toezending van dat aan ons ingediend
verzoekschrift hebben wij de eer u uit te noodigen ons
mede te deelenop welke wijze naar uwe meening de
zaak geregeld zou moeten worden.
Het verzoekschrift zelf luidtDe ondergeteekenden
geven UEd. met verschuldigden eerbied te kennen dat
de toestandveroorzaakt door de art. 34 en 35 der
politie-verordening der gemeente Alkmaar, voornamelijk
op Vrijdag en Zaterdag, onhoudbaar is, daar, zooals deze
op het oogeubiik is zij hunne koopmans- of bestelgoe
deren niet kunnen bezorgen of thuis krijgen. Volgens
dat artikel mag op de plaatsen waar de vrachtschuiteu
of booten liggen en de voornaamste in nabijheid zijnde
straten en wegen op marktdagen niet gereden worden
Zij verzoeken u beleefd doch dringend in dezen toestand
verandering te brengen., 't Welk doende, Volgen de
handteekeningen.
Bij de bespreking werd in 't licht gesteld, hoezeer uit
de gevolgde bekeuringen was gebleken, dat de klacht der
Kamer gegrond was. Verbetering van politie-toezicht en
handhaving der verordeningen betreffende de markten
zoolang die verordeningen bestaan, is ongetwijfeld nood
zakelijk. Intusschen wordt toegegeven dat de grieven
van adressanten voorzeker niet ongegrond zijn. Het is
eene onredelijke belemmering van de vrijheid van haudel
en bedrijf voor allen die aan de markt, wonen of aan de
straten genoemd in art. 34 der verordening zoowel als
voor de bemanning der aan de markt liggende vaartui
gen, dat het verbod om te rijden met rij- of voertuigen,
met paarden of andere trekdieren bespannenook op hen
toepasselijk is. Wat de Kamer in het belang onzer
markten acht, is dat het stedelijk bestuur waakt tegen
noodeloo ze bemoeiolijking onzer toch reeds niet te
ruime marktplaatsen en toegangen tot de markten, door
rijtuigen van menschendie op de markten of in de
toegangsstraten niet bepaald n 0 0 d i g hebben te komen.
Al dat verkeer van de eene zijde der stad naar de an
dere dwars door onze marktendat op de markturen
even goed langs andere wegen kan geschieden moet
worden geweerd teneinde de rust op onze markten en
de vrijheid van beweging van allen die daar ter plaatse
of in de toegangsstraten moeten wezen te verzekeren.
Daarom komt het aan de leden der Kamer noodzake
lijk voor niet dat eenvoudig aan de bestaande politie-
bepalingen niet de hand worde gehouden maar dat die
bepalingen zelf zoodanig worden gewijzigddat alleen
die rijtuigen worden geweerd die noodeloos hinderlijk
zijn die niet tot doel hebben het bezorgen of afhalen
van goederen aan of van de hnizen van hen die aan de
markten of toegangswegen wonen of de schepen die
aan de markten liggen gemeerd. Besloten wordt daarom
aan b en w. te adviseeren het daarheen te willen leiden
dat het 2e lid van art. 34 der politieverordening aldus
worde gewijzigd: dit. verbod is niet toepasselijk op wagens
en voertuigen, waarmede vee, koopmansschappen of andere
waren worden aan- of afgevoerd naar of van de markten
of naar of van de huizen aan de bovengenoemde straten
of aan de markt staande of de voertuigen, die aan de
markt liggen.
11. Missive van den heer Commissaris der Koningin
in Noord-Holland, van 28 Nov. j.l., betreffende deD weg
langs het Noordhollandsch Kanaal van Alkmaar naar
Akersloot. Daarin word herinnerd aan het schrijven der
Kamer van 26 Nov. 1892 aan den Min. v. W. H. en N
ter ondersteuning van een adres van Th. Kraakman te
Akersloot en eenigoanderen om behardiug van rijkswege van
den weg langs het Noordhollandsch Kanaal van het pont veer
bij Akersloot tot de grens van Alkmaar. Naar aanleiding
daarvan deelt de Commissaris der Koningin namens den
Minister mede, dat ZEx. niet ongenegen zoude zijn de
beharding van dezen weg voor Rijksrekening te doen uit
voeren, wanneer de belanghebbende gemeenten minstens
3 der kosten voor hare rekening wilden nemen en de
provincie een gelijk bedrag zou willen bijdragen. Eene
onderhandeling met de genoemde gemeentebesturen heeft
er toe geleid dat zoowel het bestuur van. Alkmaar als
dat van Akersloot zich tot. het verleenen eener bijdrage
van 1000 hebben bereid verklaard. Daar dit bedrag
echter nog niet ,/3 der kosten van verbetering bedraagt,
maken Ged. Staten bezwaar om eene voordracht aan de
Staten te doen tot verleening eener provinciale bijdrage,
zoodat in dezen stand der zaak geen verder gevolg
aan het plan tot hardmaking van bedoelden weg kan
worden gegeven.
Besloten wordtalvorens verdere stappen te doen
aan den Commissaris der Koningin mededeeling te ver
zoeken van het totaal bedragwaarop de kosten van
hardmaking zijn begrootten einde te kunnen nagaan
hoeveel alsnog aan de gevraagde waarborging ontbreekt.
12. Missivo van de Kamer te Helder en copie van
het schrijven dier Kamer aan den minister van financiën
aandringende op afschaffing der scheepvaartrechten op
het Noordhollandsch Kanaal. De Kamer te Helder is
van oordeel, dat, nu op het Noordzeekanaal geene rechten
meer worden geheven de billijkheid medebrengtdat
dezelfde voorrechten worden toegekend aan de schepen
welke het. Noordhollandsch Kanaal bevaren.
Bij de behandeling van deze aangelegenheid zijn alle
leden van oordeel dat het gedaan verzoek moet worden
ondersteund hoewel op andere gronden. De Kamer te
Helder schijnt uit het oog te hebben verloren dat de
gemeenten Amsterdam en Zaandam zich belangrijke gel
delijke offers hebben getroost om do afschaffing der rech
ten op het Noordzeekanaal te verkrijgen. Wel kan er
bij den minister op worden gewezen dat de opbrengst
der kanaalgelden op het Noordhollandsch Kanaal slechts
ongeveer 14000 per jaar bedraagt en dat een belang
rijk deel daarvan, naar men meende meer dan 25 pet.,
verloren gaat aan de kosten van inning. Besloten werd
in dien geest zich tot den minister te wenden en aan
de Kamer te Helder bericht te zenden dat de zaak
dezerzijds werd gesteund.
13. Nota over octrooien met wetsontwerp, memorie
van toelichting en als bijlagen de duitsche en zwitsersche
octrooiwetten
Eene langdurige discussie ontspon zich over deze be
langrijke en zeer uitvoerige notawaaromtrent het ad
vies, behalve van andere a 'itoritoiten en corporation,, ook
aan de Kamer van Koophandel werd gevraagd speciaal
over de vraag of invoering eener octrooiwet hier te lande
gewenscht en noodig is.
Algemeen zijn de leden der Kamer van oordeel, noch
van do noodzakelijkheidnoch van de wenschelijkheid
eener octrooiwet hier te lande i-gebleken, daar, al mocht
een dergelijke wet het privaat belang van enkeje perso
nen kunnen dienenniet is aangetoondveel min be
wezen dat het algemeen belang door zulk eene wet.
tot bescherming der uitvindingen zou zijn gebaat.
Voor zoover bekend stellen de industriëelen bier te
lande op zulk eene wot weinig of geen prijs. In het
algemeen ondervindt de industrie toch niet veel an
ders dan groote belemmeringen door octrooien. A.1
wordt theoretisch niemand gedrongen octrooi te ne
men zoo zal in de praktijk ieder industriëel zich wel
degelijk genoodzaakt zien octrooi aan te vragen, wil hij
niet het gevaar loopen zich in zijn bedrijf belemmerd
te zien. In machinefabrieken bijvoorbeeld worden
voortdurend verbeteringen van meer of minder belang in
het fabrikaat aangebracht. Verzuimt men daarvoor telkens
weer octrooi aan te vragen dan kan een concurrent, die
van de gedane uitvinding heeft gehoord en daarvoor oc
trooi aanvraagt, beletten van de eigene uitvinding partij te
trekken. Aldus wordt hwt voortdurend vragen van octrooi een
lastige, tijdroovende en kostbare zaak. Dit klemt te meer
omdat de in te voeren Staatsbureaux tot onderzoek van den
industriëelen eigendom zoer nauwkeurig en streng te
werk zulleD moeten gaanen de fabrikant dus wel ge
noodzaakt zal worden zijn toevlucht te nemen tot tochnici
die zijne aanvrage om octrooi opstellen, indienen en toe
lichten. Ook de verbetering van gedane uitvindingen
geeft tot tallooze moeielijkheden aanleiding, wanneer op
de oorspronkelijke uitvinding octrooi is verleend.
Intusschen ligt in het feit dat de minister een wets
ontwerp liet gereed maken en waarsebijulijk ook in
internationale verhoudingen die daartoe aanleiding ga
ven eene aanwijzing dat tot het doen van voorstellen
tot invoering eener octrooiwet aan de Staten-Generaal
zal worden overgegaan. Echter wordt besloten den
minister te adviseeren, dat, naar het oordeel der Kamer,
geene economische belangen hier te lande zulks vorderen;
dat integendeel zoowel de nijverheid als het algemeen
de nadoelen eener octrooiwet zullen ondervinden en dat
deze nadeelen de vooideelen verre zullen overtreffen.
14. De vergadering wordt gesloten.
Telegrafische Berichten.
's-GRAVENHAGE, 14 Dec. TWEEDE KAMER.
De voorzitter der fransche Kamer heeft dank betuigd
voor het bewijs van sympathie van de nederlandsche
Kamer. Bij hoofdstuk binnenlandsche zaken is de nieuwe
leerstoel voor de bacteriologie aan de Polytechnische
school goedgekeurdna verwerping met 42 tegen 36
stemmen van een amendement-Conrad, om den post voor-
loopig te schrappen. Bij lager onderwijs vroegen de
heeren Schaepman en A. Mackay, hoe de minister denkt
tegemoet te komen aan de gesubsidieerde bij/.ondere
scholen die in 1894 en 1895 niet het wettelijk ver
eischte getal onderwijzers kunnen hebben. De heeren
Smeengo, Houwing, Valette, Kielstra en Srnidt betoogden
de noodzakelijkheid van lotsverbetering der onderwijzers
en van eene betere opleiding. De heer Tijdens wilde
eene geleidelijke opklimming der tractementen.
Minister Tak verklaarde, dat wetswijziging voor lots
verbetering der onderwijzers moet wachten op eene
betere voorbeieiding en onderzoek. Er zal eene over
gangsbepaling gemaakt worden, om bijzondere gesubsi
dieerde scholen in 1894 de subsidie te doen behouden,
ook als met 1 Januari het aantal onderwijzers niet aan
de wettelijke eischen voldoet.
ii
I