DE ROOFRIDDER. Historische Herinneringen. Stadsberichten. FEUILLETON. P 0 S T E R IJ N. Veiling- van vaste goederen. Kantongerecht te Alkmaar. Frederick Fleterz. Houtman. Onder ouzo eerste wetenschappelijke reizigers naar Oost- Indie neemt bovengonoemde eene eervolle plaats in. Zijn eersten tocht deed hij op een der schepen van het eskader zijns broeders Cornells, even als hij te Gouda geboren, durende van Maart 1595 tot Augustus 1597. Op den tweeden, den 25 Maart 1598 aangevangen en waarbij hij kapitein van de Leeuwin was, sneuvelde zijn broeder den 11 September van het volgende jaar in Atchin en werd hij van dien dag tot den 25 Augustus 1601 aldaar in vaak zeer harde gevangenschap gehouden. Na zijne terug komst droeg hij een Cort Verhael van zijn wedervaren in Atchin op aan Prins Maurits, maar hij meldde daarin niet, dat hij zich in het vreemde land ook had bezig ge houden met astronomische ontdekkingen en aanteekeningen en met de beoefening van vreemde talen, als vrucht waarvan hij in 1603 te Amsterdam deed verschijnen een Spraack ende Woordboek, in de Malepsche en Madagaskarsche Talen, met vele Arabische ende Turcsche ivoor den Noch zijn hier bi/ghevoecht de Declinatiën van vele vaste Sterren, staande ontrent den Zuydpool f). In December van laatst genoemd jaar ving hij zijn derden tocht aan als commies op de vloot van Steven van der Hagen, en nam met dezen deel aan het sluiten van een verdrag met den Keizer van Malabar in November 1604 en aan de vermeestering van Amboina in het begin van 1605. Door v. d. Hagen tot landvoogd van dat eiland benoemd, had hij veel dee! in de ontdekkingen van Nieuw-Holland en Nieuw-Gninea (de klippen Houtmans Abrolhos of Houtmans Bank op de westkust van N. Holland herinneren er aan). Een Naer- der verhael van het eylandt ende casteel van Amboyna gaf hij in Mei 1607 aan den admiraal Matelief de jonge, en is in diens Reizen naar de Oost-Indien en China ingelascht. In 1611 keerde hij terug naar het vaderland en sedert ves tigde hij zich te Alkmaar, wanneer is onbekend, daar de poorters-rol na 1608 ontbreekt. Maar dat hij er burger en gezien was blijk hieruit, dat hem voor do jaren 1614, 15, 17 en 18 de functie van schepen werd opgedragen. Bij de regeeringsverandering op 11 October 1618 be noemde Prins Maurits hem ook tot vroedschap en weder tot schepen voor de nog loopende maanden van dat en voor het volgende jaar. Maar reeds den 14 Januari moest de vroedschap 2 personen nomineeren om den Prins een ander schepen te cfoen kiezen, wegens het vertrek van Houtman, die, tot Raad van Iudie verheven, als bevel hebber eener vloot van 23 schepen in December uit Texel gevaren was. Op dezen vierden tocht mocht hij in Straat Sunda Bontekoe redden, die in zijne Avontuerlyclce Reyse verhaalt, dat hij, die de hollandsche vloot commandeerde, van Alkmaar en Frederik Houtman genaamd was. Ook dat Valentign in zijn Oud en Nieuw Oost-Indien spreekt van F. H. „van Gouda, of zoo anderen meenen van Alk maar'', gevoegd bij de omstandigheid, dat de schrijver van het Spraack ende Woordboek [ook van het Cort Verhael zich de Houtman noemde en de Raad van Indie zich Frederick Houtman schreef, heeft aanleiding gegeven, dat de hoogleeraar Lauts in de Algemeene Iionst- en Letterbode nr. 37 van 1836' trachtte te betoogen, dat de 2 eerste tochten waren gedaan door eenen F. de Houtman van Gouda en de volgonde door F. Houtman van Alkmaar, daarbij nog aanvoerende dat Bontekoe H. „van Alkmaar" in 1620 weder op Amboina ontmoette, en dat Siersma, die het als alkmaarsch tjjdgenoot weten kon, hem raad van Alkmaar en Raad van Iudie noemt. De geleerde schrijver zag voorbij, dat men iemand in den vreemde lichter naar zijne laatste woonplaats dan naar zijne go- boortestad kenmerkt. In November 1619 volgde Houtman P. v. d. Broeke Het handschrift berust in het Stads Museum van Ondheden te Gouda en werd iu 1880 door de zorg van Libryemeesters in druk gebracht. f) Door mr. J. T. Bodel Nyenhuis omstandig beschreven in de Nieuwe Werken van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde 1834, ouder den titel vanOver het leven en de letterkundige verdiensten van Frederick de Houtman. Madagascar was op den vorigen tocht langdurig door de schepen aangedaan. op in het bevel over de bij Bantam kruisende vloot en in 1621 werd hij vierde landvoogd der Molukken. Als zoodanig bevorderde hij in 1623 den tocht van Carstens, door wien de golf van Carpentaria nader is bekend ge worden. Eenige maanden na de terechtstelling der en- gelschen, die met behulp van andere vreemdelingen de nederlanders wilden vermoorden, vertrok hij den 30 Januari 1624 naar Europa, om mondeling verslag te doen van hetgeen deswege gebeurd was zoo op Amboina als te Batavia, waar een der medeplichtige en begenadigde en- gelschen voor gouverneur-generaal in rade bekentenis sen had afgelegd. Naar Alkmaar teruggekeerdnam hij zijn zetel in de vroedschap weder in, bekleedde hij iu 1625 en 26 op nieuw het ambt van schepen en werd hij in April 1627 ook nog kapitein van een vendel der jonge schutterij. Naar het ons voorkomt, bewoonde hij het groote huis aan de Koorstraat, thans genaamd de Unie, en reikte zijn erf achter het voor malig Rietwijks provenhuis om tot het kerkhof. De tegen woordige Kerkstraat bestond toen niet, en de ruimte tusschen het klokhuis en het provenhuis was aangevuld door de kerkekamer (tevens kosterswoning naar het schijnt) der Groote kerk. Dit alles aannemende kannen wij een begrip krijgen van hetgeen Houtman den 5 December 1626 in de vroedschapsvergadering te berde bracht. Wijzende op hot brandgevaar door het dagelijks werpen van heete asch op het kerkhof en van vuiligheden voor de sacristie (nu de consistorie) en wellicht om zijn eigon erf meer veiligheid of beschutting te verzekeren, voegen wij er bij stelde hij voor, het kerkhof af te sluiten, eene straat langs ziju erf te leggen en „tot dien einde de kerkekamer naast het klokhuis weg te nemen", met aanbod van zijne zijde om langs voorz. straat eenige nieuwe kamers (huisjes) te bouwen. De vroedschap, gewis rekening houdende met de hooge positie van den voorsteller, machtigde bnrge- raeesteren om met de kerkmeesters nopens de° kamer te handelen en voorts te doen „als hnn goede raad gedra gen" zon. Wat men beoogde gebeurde al spoedig, zoodat de vroedschap reeds den 6 Februari vau het volgende jaar Houtman voor 20 jaren vrijdom van verpondingen kon toestaan „voor de huizingen of kamers die hij van nieuws tegen het kerkhof zal timmeren". Het hier ver haalde verklaart waarom wij de Kerkstraat eertijds meer malen het Houtmanssteegje genoemd vinden. De afsluiting van het kerkhof is intusschen niet voor 1644, toon het bemunrd werd, geschied. Hoe het aanvankelijk met de verdwenen kerkekamer gered werd blijkt niet. Eerst den 24 Februari 1638 vinden wij in de vroedschaps- notnlen, dat, de kosterswoning verkocht zijnde en de koster verzocht hebbende om eene woning tot accommo datie der predikanten zoo mogelijk bij de kerk, bnrge- meesteren gemachtigd werden de loods achter het halve kruis daartoe geschikt te maken, doch alvorens de kerk meesters te hooren. Deze hadden iu dit geknoei zeker geen zin, want, den 12 December 1639 verhoogde de vroed schap, op het verzoek van den koster Huych Gerritsz., diens tractement van f 100 tot f 140, buiten de f 60 welke hij voor huishuur genoot. Het leed tot 10 Januari 1702 eer de stad tot kosterswoniug aankocht een huis dat ontstaan was uit het in lb2b of 27 niet gesloopte gedeelte der kerkekamer en een daarachter gomaakton aanbouw. Houtman overleed nog iu hetzelfde jaar als hij voor zijne huisjes vrijdom bekwam hij werd begraven in de Groote kerk aan het einde van den zuidergang, onder een dub bele zerk. prijkende met zijn wapen, een pauw met op staande staart (het werd gevoerd iu uatuurlijke kleuren op een veld van gond) en in 2 der 4 hoeken met dat zijner geboortestad. Het opschrift is voor een groot deel onleesbaar geworden, ook de sterfdag is uitgewischt Houtman was reeds vóór zijn tweeden tocht, zoo niet eerder, gehuwd en zijn geslacht is met hem niet uitge storven. Een Frederik Houtman van Alkmaar was iu 1678 onderkoopman te Cochin of Koetsjeen en woonde in 1690 alhier. In het Stedelijk Museum berust de ongedateerde inventaris van diens nalatenschap, waartoe behoorden het huis de Sterrecroon op het Verdronkenoord, geschat op f 3200, 5 kleinere huizen in de stad, boerenplaatsen iu de Schermeer en de Zijpe, rentebrieven, enz., een actief uitmakende van 46704 8 12, waartegen een passief aan hypotheek, obligatie- en andere schalden stond van 38175:1; 16, zoodat er voor zijne dochters Maria, gehnwa met Hendrick Marcus, en Catharina (nog onder voogdp) niet veel overschoot. Maria werd den 30 April 1716 in het voorvaderlijk graf, Catharina den 1 Juni 1730 iu eene daarnaast gekochte grafstede ter aarde besteld. Door den heer George Herkei, regent van het S. Elisa- beths-gasthuis, werden bij testament van 3 September 17o0 aan Cornelia van der Sluys vermaakt een schilderij verbeeldende Frederik Houtman en nog 2 dito, verbeeldende F. II. en zijne vrouw. De begiftigde zal wel aan de familie Houtman verwant zijn geweest, want ook eene Catharina v. d. Sluys werd den 1 October 1729 onder de groote zerk begraven. 0, yg g_ Gelijk den 20 October 1764 het huis het Landwijf aan de Kapelsteeg, ten gebruike van de predikanten en den koster der Kapel. Beide huizen waren begrepen in de schatting der kerken voor den zoogenaamden afkoop door het talrijkste kerkgenootschap in 1798. 1 Den 1 November maakte de vroedschap eene no minatie wegens het overlijden van Seger Dirckszden 6 December wegens dat van Houtman, zoodat hij tusschen beide data is overleden. In deu Navorscher van 1852, bl. 153, deelden wij mede wat wij eenige jaren vroeger op de grafzerk hadden kannen ontcijferen. KUMA V VAN JULIUS WOLFF. 64) Naar het hoogduitsch. o DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Het waren vier moeielijke dagen zoowel voor Siegfried als voor Odadie tot Albrechts reikhalzend verwachte terugkomstlangzaam verliepen. Al deden beiden ook hnn best om elkander vriendelijk te bejegenen zonder het tnsschen hen voorgevallen tooneel ook maar aan te roeren toch was deze tijd voornamelijk voor Odabui tengewoon pijnlijk en iu stilte vergeleek zij vaak dit vierdaagsch samenzijn met het heimelijk genoten geluk dier weken dat zij terwijl Siegfried afwezig was, met Albrecht alleen had gesmaakt. Reeds den eersten dag vroeg Siegfried haar verlofom ridder Bockomdat deze thans zulk eenen buitengewoon zwaren dienst had, aan hunnen maaltijd te doen deelnemen hetgeen Oda zijne bedoeling begrijpend, des te liever toestonddewijl hij daarmede haren wensch om een samenzijn onder vier oogen zooveel mogelijk te vermijden te gemoet kwam. Aan tafel voerde Bock het gesprek bijna geheel alleen, en daar hij Siegfried's en Oda's teruggetrokken stemming voor bekommering om Albrecht hield trachtte hij hun die uit het hoofd te praten door hen den tijd voor te rekenen dien deze stellig noodig had om den langen weg af te leggen om de noodige strijdkrachten te ver zamelen en voor den marsch hierheenwaarbij hij hoog opgaf van de omzichtigheid en de groote geestkracht van zijnen heer, die deze alle gevaren zonden doen te boven komen. Eén ding hinderde den ouden trouwen Bock ontzaggelijk en dat kon hij graaf Albrecht niet vergeven, dat deze namelijk dien onden schurk dien Habemack had .aten ontsnappendie blijkbaa.r alleen hier gekomen was om graaf Albrecht met valsche tijdingen in slaap te wiegen en vervolgens aan den vijand te verraden hoe weinig men op Regenstein op eenen aanval was voorbe reid. Hij zwoer den verrader bloedige wraak. De vijand verroerde zich nietmaar bleet rustig voor den uitgestrekten burcht liggeu, in de hoop, dezen doir den honger tot de overgave te dwingen. Van af den derden dag was op den top der hoogste rots een schild wacht uitgezetdie had nit te zien of er ook troepen naderden tot ontzet en te luisteren naar het met Albrecht afgesproken hoornsignaal. Eindelijkden vijfden morgendeed hij den blijden uitroep weerklinkenZij komen Zij komenen inderdaad ontdekte men toen men boven kwam eene aanrukkende legermacht, welke zij, de sterkte des vijands in aanmer king nemendegaarne grooter hadden gewenscht. Zij konden niet weten dat de troep dien zij zagen, slechts de helft was en dat de andere helftdie zij van het puntwaar zij stonden niet kouden zien zuidelijk om Regenstein heentrok ten einde gelijktijdig met de an derenden vijand ook van die zijde aan te tasten. On middellijk verzamelde Siegfried de zijnen tot den uitval, en toen de schildwacht sein deeddat hij Albrechts hoornsignaal gehoord had, stormde hij met de zijnen de poort uit en tastte den vjjand nu ook van de derde zijde aan zonder zelf van dit voordeel eenif begriD te hebben. Ondanks de heldhaftige tegenweer der aangevallenen die als leeuwen vechtende zich nog een tijdlang wisten staande te houden, was de overwinning der bondgenooton weldra volkomen. De vijand werd met de belegeraars van Bernhardt's Heimburcht, die de hunnen in allerijl, het beleg aldaar opbrekende te hulp kwamen en wien Bernhardt met zijne manschappen op den voet volgde totaal verslagen en naar alle zijden verstrooid, behalve' aan gewonden en doodenwaaraan het aan den kant Voor den postdienst op Zondag 31 December en 1 Januari e.k. zal de volgende regeling December is in alles aan te merken als ern werkdag, behoudens dat geen pakketten zullen worden aangenomen en geen postwissels en quitantiën behandeld en bet kantoor voor spaarbankzaken zal geopend zijn als op den Zondag. 1 Januari. Openstelling van het kantoor als op den Zondag. Behandeling van postwissels en quitantiën. Pakketten worden aangenomen. Wijziging). Behandeling van spaarbankzaken als op den Zondag. Alkmaar. Door den Notaris M. GOUVERNE 21 Dec. 1. Winkel- en Woonhuis, Mient. B 27, 101 cent. Str. C. v. Stam f 6150, 2. PakhuisLaat D 39 159 cent. Str. J. W. Diepen 1580, (Afslag 28 Dec.) Zitting van 22 Dec. C. K. Lz., Egmond aan Zeestrooperij twee maal gepleegd 2 maal f 0,50 boete of 2 maal 1 dag hecht. J. L. K., Alkmaar, strooperij, f 1 boete of 1 dag hecht. L. K. Cz., H. G. Jz., Egmond aan Zoe als boven, f 0,50 boete of 1 dag hecht. F. Z Heiloo, als boven, 5 dagen gev. J. W. Fz Egmond aan Zee, als b wen, 7 dagen gev. J. de G., Heiloodronkenschap 2 maal gepleegd 2 maal f 3 boete of 2 maal 2 dagen hecht. C. M. Cz., J. L. M. Cz., C. do J., J. R., G. F. B. Gz., Alkmaar, J. G. van der H„ zonder vaste woonplaats, en J. N., Heemskerk, als boven, ieder f 0,50 boete of 1 dag hecht. N. V., Limmen politie-overtreding f 0,50 boete of 1 dag hecht. J. K., Heiloo, A. Z. Az., Egmond aan Zee, als boven, f 1 boete of 1 dag hecht. G. K., Alkmaarijkwet-overtreding2 maal f 0,50 boete of 2 maal 1 dag hecht. J. K., Beverwijk, het geen voldoende zorgdragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn toezicht staand gevaarlijk dier f 1 boete of 1 dag hecht. Ch. de W., Monnikendam, dronkenschap en politie- overtreding. 2 maal f 0,50 boete of 2 maal 1 dag hecht. L. K Egmond aan Zeestrooperij5 maal gepleegd, poging om wild te bemachtigen door middel van wild strikken i maal f 1 boete of 7 maal 1 dag hecht. der bondgenooten ook niet ontbrak, nog een groot aantal gevangenen in de handen der overwinnaars achterlatende. Toen na het goed geslaagde doorbreken van de vijan delijke machtde bezetting van Regenstein met hare bevrijders samen kwam en den heldhaftigen burcht- heer graaf Albrechtna zijn halsbrekend waagstuk wederzagen, juichten allen hem uitbundig toe onder het zwaaien der wapenen zelfs Bock vergat eeu oogenblik zijne waardigheidhief zich hoog op in do stijgbeugels op zijnen stijfbeenigen knol en schreeuwde, met al de kracht zijner stalen longen: Victorie, victorie, leve de graven van Regensteiu Met hartelijke, welgemeende vreugde begroetten de gra felijke broeders elkauuer na de bevochten zege want behalve den domheer Ulrichwaren allen weer eens bijeen want ook Günther en Poppo waren op Albrechts roepstem met hunne knechten van Gersdorf en Erottorf ter hulpe gesneld. Beruhard die zelf ingesloten was geweest en daarom van Albrechts verschijning aan het hoofd der verbondenen volstrekt niets begreep vernam thans met de uiterste verbazing het bericht van diens nachtelijken tocht langs den loodrechten rotswand. Siegfried drukte zijnen oudsten broeder, van het paard, de hand, doch vermocht geen enkel woord tot groet of gelukwensch uit te brengen en Albrecht te midden van het geraa3 en gewoelhield zijn zwijgen en zijnen afgewenden blik voor sprakelooze vreugde over het wederzien na zulk een afscheid. De enkele gevangen ridderswaaronder ongelukkig geen graaf van Blankenburg of Wernigerode of Rudolf van Dorstadt zich bevonden liet men tegen een matig losgeld waarvan zij de betaling zoodra zij iets hebben zouden maar zij hadden nooit iets op hnn ridder woord beloofden., vrij van het slagveld trekken omdat nu eenmaal de oorlog hot handwerk van die knapen was en men hun hun vroolijk ruiterleventje dat zij nu eens in soldij van een machtig hoer dan weer voor eigen rekening, leidden, niet noodeloos zuur maken wilde. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1893 | | pagina 8