DE ROOFRIDDER.
1893/94.
ZONDAG
31 DECEMBE R.
Inschrijving Nationale Militie.
Hondenbelasting.
Plaatselijke Directe Belasting.
Vaste raadscommissiën.
FEUILLETON.
REKEMNGEN
ir t— ,JR^
No. 155. Tweede Mad. Vijf en Megentigste Jaargang.
wegens in 1893 aan de gemeente ALKMAAR
gedane leveringen worden ingewacht vóór
10 Januari 1894, wat betreft de gasfabriek
en de gemeente-reiniging bij den Directeur
van dien tak van dienst en wat de overige
takken van dienst betreft, ter gemeente
secretarie of, wat de openbare werken be
treft, bij den gemeente-architect.
I
i
e coi
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar/ 0,80; franco door bet
geheele rijk j 1,
De 3 nummers f O,©6.
Prjjs der gewone Advertentlën
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Telefoonnummer3.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
maken bekend dat de inschrij ving voor de Natio
nale Militie van de geborenen van 1815 geschiedt in
de maand Januari 1894 in een der vertrekken van het
Raadhuis alhierdes avonds van 5 tot i urenop
Dinsdag en Vrijdag, tot 20 Januari 1894 en verder aan
de gemeente-secretarie.
Voorts wordt verwezen naar de op heden aangeplakte
bekendmaking, waarin opgenomen zijn de wetsbepalingen,
waar de personen ingeschreven moeten worden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
29 December 1893. De Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen in herinnering, dat volgens de op 20 September
1882 vastgestelde verordening op de heffing eener belas
ting op de honden ieder eigenaar bezitter of houder
van een of meer aan de belasting onderwerpen honden
verplicht is, daarvan jaarlijks vóór 31 Januari ten kan
tore van den gemeente-ontvanger aangifte te doen.
Die aangifte geschiedt door de inlevering van een
behoorlijk ingevuld en door den belastingschuldige on
derteekend biljetkosteloos aan dat kantoor verkrijg-
baar.
De betaling der belasting geschiedt dadelijk bij de
aangifte tegen kwitantie en afgifte van een penning
onverminderd het recht, om, zoo de aangifte onjuist
bevonden wordtherziening te doen plaats hebben.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
30 December 1893. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter algemeeno kennis, dat de beschrijving voor
de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, voor
het dienstjaar 1894, op Dinsdag 2 Januari 1894 aan
vangt, en noodigen de belastingschuldigen dringend uit, dooi'
spoedige invulling der beschrijvingsbiljetten mede te werken tot
eenen tijdigen afloop der beschrijving.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. Maclaine Pont.
30 December 1893. De Secretaris,
Nuhout van der Veen.
BURGEMEESTER bd WETHOUDERS van Alkmaar
Gezien art. 04 der wet van 29 Juni 18-51 (Staats
blad No. 85);
Brengen ter algemeene kennisdat de gemeenteraad
den 27 dezer benoemd heeft voor het jaar 1894 tot leden
der vaste commissie
ROMAN
VAN
JULIUS WOLFF.
a. voor de verordeningen, tegen welker overtreding straf
bedreigd is, van welke commissie de burgemeester
voorzitter is, de heeren J. C. Vonk, mt. J. P. Kraak
man C. W. Bruinvis en B. Preijer;
b. van financiën de boeren J. de Lange C.Jz., A. Goede
Dz., C. W. Bruinvis, B. Preijer en J. M. de Sonnaville,
onder het voorzitterschap van den heer C. W. Bruinvis
c. van bijstand in betrekking tot het beheer en onder
houd der plaatseljjke werken en eigendommen de hee
ren J. M. de Sonnaville, W. F. Stoel en O. Janssen
Cz., onder het voorzitterschap van den heer wethouder
H. J. Bruinvis, door burg. en weth. uit hun midden
aangewezen
d. van bijstand in het beheer en onderhoud van den hout
en de plantsoenen de heeren A. Goede Dz., B. Preijer
en P. Rentmeester, onder het voorzitterschap van den
heer wethouder C. W. Bruinvis, door bnrg. en weth.
uit hun midden aangewezen
e. voor de gasfabriek de hoeren mr. A. P. de Lange en
J. de Lango C.Jz., onder het voorzitterschap van den
heer wethouder C. W. Bruinvisdoor bnrg. en weth.
uit hun midden aangewezen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. Maclaine Pont.
29 December 1893. De Secretaris,
Nuhout van der Vbbn.
Naar het hoogduitsch.
65) o—
Toen het echter bij de monstering van de gevangen
gemaakte knechtenbleekdat er niet alleen ruiters
van den bisschop maar ook van de stoden Halberstadt,
Ascbersleben en Quedlinbnrg aan het beleg hadden deel
genomen toonde zich graaf Albrecht tegenover deze
lieden geenszins tot dezelfde grootmoedigheid genegen
integendeel wilde hij deze onverwachte ontdekking gron
dig onderzoeken. Zoo vernam hij van eenen burger van
Halberstadtdie zeer goed van de stadsaangelegenheden
op de hoogte bleek dat de bisschop reeds langen tijd
geleden een geheim verbond met de drie steden tegen
hem gesloten had. Albrecht was door dit nieuws zeer
getroffen maar het meest verbitterde hem deze trouwe
loosheid in de onder zijn beschermheerschap staande stad
Quedlinbnrgvan wier vijandschap hij trouwensop
zijnen jongsten snellen rit door de landstreeknog vrij
wat ergers had vernomen.
Terwijl dus de overige gevangenen, nadat hun de wapen
rusting en wapenen waren afgenomen, ongedeerd op vrije
voeten werden geBteld, was hij niet te bewegen, om ook
de Quedlinbnrgers te ontslaan, ja, hij wilde hen als op
roerlingen en verraders gezamenlijk over de kling jagen
en de vrienden hadden veel moeite om hem van dat voor
nemen af te brengen maar vrij liet hij hen nietdoch
deed hen onmiddellijk opsluiten in de rots-cachotten van
Regen stein.
In de legerplaats des vijands had men rijke buit ge
maakt aan mondvoorraad, welke der bezetting van Regen-
Indien iemand geroepen werd om met een enkel woord
de stemming aan te duiden, waarin wij van het jaar
1893 in het volgende jaar overgaan, zon hij waarschijn
lijk de waarheid het meest nabij komen, wanneer hij het
woord «onzekerheid'' gebruikte. Onzeker is de toekomst
trouwens altijd. Geen mensch kan haar voorspellen, en
met onze zeer beperkte kennis van hetgeen er omgaat
in de harten der menschen, in de gezindheid der volken
en de overleggingen hnuner regeerders en leiders, staan
wij ten allen tijde bloot aan groote misrekeningen, aan
verrassingen en teleurstellingen van allerlei aard. Dit
belet echter niet, dat wij gewoon zijn uit de verschijn
selen van den laatsten tijd gevolgtrekkingen te maken
omtrent hetgeen ons naar alle waarschijnlijkheid in de
naaste toekomst te wachten staat. Dat is ons recht en
daarenboven de plicht van allen die in enger of ruimer
kring eenigon invloed knnnen uitoefenen op den gang
der zaken. Wij dienen zooveel mogelijk voorbereid te zijn
op de dingen die komen zullen, wij behooren aan de eene
zijde voor het goede, dat zijn nadering aankondigtden
weg te banen en belemmeringen op te ruimen, aan de
andere zijdo dreigende gevaren te voorkomen en af te
wenden. Zien wij nu terug op hetgeen het oude jaar ons
bracht, op de gebeurtenissen van de laatste dagen binnen
en buiten 's lands, dan voelen de meesten onzer zich be
klemd door bezorgdheid, door een gevoel van groote on
zekerheid omtrent hetgeen het nieuwe jaar ons brengen zal.
Er is grond voor die bezorgdheid, voor dat gevoel van
onzekerheid.
Op het groote tooneel van den strijd en den naijver
tnsschen de volken, zijn wij getuige geweest van een
volksbeweging zóó vreemd, zóó onnatuurlijk, zóó in strijd
met de geschiedenis en volksaard, dat wij moeite hadden
om onze oogen en ooren te vertrouwen en slechts ééne ver
klaring mogelijk achtten van het anders voor ons on
verklaarbare verschijnsel. Het was de dolle, hartstoch
telijke liefdesverklaring van het Eransche volk aan
de Rassen. Zij was zóó heftig, dat de Fransche Regee
ring er blijkbaar verlegen mede geweest isen de
Russische haar alleen met groote terughouding meende te
knnnen aanvaarden. Zij is alleen te verklaren uit de nog
altijd even vurige begeerte der Franschen om den verloren
invloed, de verloren macht en zoo mogelijk ook het ver
loren grondgebied te heroveren. Dat verlangen is niet
uitgebluscht, niet in gloed verminderd, met hoeveel kraeht
ook in do borst bedwongen. Hoimelijk smeult het voort,
en men mag de oogen niet sluiten Voor het gevaar, dat
eenmaal, wanneer do gelegenheid gunstig zal schijnen,
het geheele volk en zijn Regeering zal meeslepen, of
door een politiek avonturier zal worden gebruikt om
eigen plannen te verwezenlijken. In beide gevallen kan
het Europa in vnur en vlam zetten.
Onder den geweldigen drnk van den ge wapenden vrede,
die de verhouding tnsschen Duitschlaud en Frankrijk
midden- en westelijk Europa oplegt, dreigt reeds ééne
groote mogendheid, één der staten van het, drievoudig
verbond, dat ons den vrede zou waarborgen, te bezwijken.
Italië is van dat verbond niet afkeerig, maar de lasten,
die het aan het volk oplegt, zijn blijkbaar te zwaar. De
Staat kan de gewone jaarlijksche uitgaven niet bestrijden
nieuwe belastingen kan het volk niet dragen cr moet
aanmerkelijk bezuinigd worden maar hoe zal dat mogelijk
zijn, indien de uitgaven voor leger en vloot niet worden
verminderd? Wederom is een nieuw ministerie opgetre
den, om dit raadsel op te lossenmaar het heeft nog niet
gezegd hoe het daarin denkt te slagen.
De moeielijkhedou, waarmede de volken in eigen kring
te worstelen hebben, zijn niet minder groot. Engeland
blijft inwendig heftig verdeeld omtrent de maatregelen
tot bevrediging van het arme Ierland. Ieder erkent, dat
de tegenwoordige toestand niet mag blijven. Gladstone's
poging om aan het land zelfbestuur te geven verwierf
in het Lagerhuis, ondanks al de krachten door den groo-
ten ouden man en zijne trouwe aanhangers ontwikkeld,
slechts een kleine meerderheid; het Hoogerhuis heeft haar
stein hoogst welkom was. Het krijgsvolk der verbonden
graven, evenals dat van Gersdorf en Crottorf werd voor-
loopig in de naastbij gelegen burchten en sloten inge
kwartierd en wat daar nog geene plaats kon vinden
sloeg eene legerplaats op aan den voet van Regenstein
want er zon spoedig weder werk komen voor zwaard en
speer.
De heeren wilden thans op Regenstein de overwinning
met eenen goeden beker vieren en reden gezamenlijk naar
den bmcht. Er waren, behalve de vijf broeders, nog de
graven Bnrchard von Mansfeldschoonvader van Bern-
hard, Heinrich von Stolberg en Dietrich von Ilohnstein
en Geldrungen met eenige ridders-leenmannonbij wie
zich natuurlijk de altijd beleefde ridder Bock von Schlan-
stedt aansloot.
Nog te midden van de drukte, die op de overwinning
gevolgd was, had Albrecht dadelijk aan Oda gedacht en
haar eenen bode gezonden, van wien zij ook vernam, dat
hij ongekwetst was. Thans verbeidde zij zijne terugkomst
met reikhalzend ongeduld, maar in hare vreugde mengde
zich een gevoel van beschaamdheidalsof hij reeds
iets wist van hare liefde voor hem. Niet dat zij geloofde,
dat Siegfried het zwijgen, hem door haar opgelogd zou
hebben verbrokenmaar nu haar geheim eenmaal aan
haar hart was ontsnapt, al was 't dan ook niet van hare
lippen gevloeid, verbeeldde zij zich, dat het den geliefden
man tegemoet gevlogen moest zijnevenals eene valk
die eindelijk aan de gehate gevangenschap is ontsnapt,
dat het hem gevonden en zich aan hem toevertrouwd
moest hebben zoodat hij het thans verborgen hield in
zijne borstevenals zij hot bewaarde in de hare. Die
gedachto vervulde haar deels met schrikdeels met
zaligheid.
Na lang wachten kwam er weder een bode die aan
de huishoudster van den burcht Albrechts spoedige aan
komst en hot aantal der gasten meldde.
Oda gevoelde niet den minsten lustom Albrecht ten
aanschonwe van talrijke gasten te groetenenin de
hoop van hem ongestoord en ongezien ook van Sieg
fried ongezien het welkom toe te roepen ijlde zij
naar die door dicht struikgewas verborgen plek waar
zij met hem te zamen do aankomst der abdis had gade
geslagen.
Daar stond zij nu met kloppend hart en luisterde.
Eindelijk weerklonk de hoorn van den torenwachter en
ditmaal zoo luid schetterend en jubelendals zij het nog
nooit gehoord had. En daar daar kwam hij aange
reden aan het hoofd zijner ridderlijke gasten trotsch
als een rijksvorst, gelukkig als een overwinnaar. O, hoe
heerlijk zag hij er nit in zijnen krachtigen bloeienden
mannelijken leeftijdfier te paard gezetende wapen
rusting met stof on bloed bedektmet eenen glimlach
om de lippen en van geestdrift schitterende oogen En
die oogen keken in het rond en zochten zochten
haar misschien Nu keerde hij het hoofd om naar de
plek waar zij stondsnel week zij terugzoodat de
takken der heesters in beweging kwamenen toen
zocht hij niet langer.
Graaf Albrecht geleidde de heeren binnen het slot en
riep vroolijk«Güuther en Siegfried, wijst de heeren
hnnne kamers! Poppo, zorg voor de tafel en vooral, dat
er zoo aanstonds wat te smullen zij en gij, Bock, plun
dert den kolder, want daarop verstaat gij u toch het
best van allen
»En, Albrecht, waar wilt gij heen had Siegfried willen
vragen.
Ongemerkt maakte Albrecht zich uit de voeten en zoo
als hij van 't paard gestegen was, ging hij den tuin in,
om haar te zoeken, die daar stellig op hem wachtte.
Daar stond hij voor haar en het scheelde weinig, of
hij had haar aan zijne borst gedrukten weinig of zij
was hem in de armen gevallen.
«Oda! Oda!" riep hij haar toe met bewogen stem,
terwijl hij beide handen naar haar uitstrekte. Zij beefde
over het geheele lichaam, een donkere blos overdekte
haar gelaat, zij kon niet spreken. Geen hunner dacht aan
zich zelf, de een zag slechts den ander. Hij was vergeten,
dat hij voor Siegfried om hare hand gevraagd had en
zij, dat hare liefde hopeloos was.
Daar ben ik wéér", zei bij eindelijk, om toch iets te zeggen.