Zaadstrooien bij gladde straten.
DE ROOFRIDDER.
No. 2.
Zes en Negentigste «laargang,
1894.
Y R IJ D A (1
5 JANUARI.
Zeemilitie.
Ainsterdamsche Brieven.
FEUILLETON.
ALklIAARSCHE COLRA VT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar O,SO; franco door het
geheele rijk 1,
De 3 nummers f 0,0«.
rr|js der gewone Advertentlën:
Per regel j O,IA. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Telefoonnummer3.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
herinneren dat volgons artikel 188 der algemeene po-
litie-verordening elk hoofdbewoner van een perceel of
als dit onbewoond of ongebruikt isde eigenaar van
het perceel verplicht is zorg te dragen, dat bij gladde
straten uiterlijk een half uur na het luiden van het
blokjo van het Stadshuis en de Kapelkerk, de straat ter
breedte van ten minste een halve meter voor, langs en
achter zijn perceel, alsmede de stoep voor den ingang
met zand, asch, turfmolm, zaagsel of sintels bestrooid wordt
Zij verzoeken dringend dit voorschrift stipt na te leven,
zijnde aan de politie opgedragen onmiddellijk tegen de
nalatigen proces-verbaal op te maken.
Bnrgemeoster en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
4 Januari 1894. De Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
JSjaJTegen betaling van 5 centen voor ieder,
{jgS^wgy is ter gemeente-secretarie verkrjjgbaar
Gemeenteblad No. 39, inhoudende het raadsbe
sluit betrekkelijk de regeling der bezoldiging van het
onderwijzend personeel der vijf gemengde openbare scholen
Gemeenteblad No. 40 inhoudende het Regle
ment voor het muziekkorps te Alkmaar.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter algemeene kennisdat ter gemeente-secre
tarie in den loop dezer maand aanvraag kan worden
gedaan door loteüngon vau deze gemeente, lichting 1894,
om bij de xecinllltie te worden ingelijfd.
De voordeelen, aan dezen dionst verbonden, zijn vermeld
in de daartoe aangeplakte kennisgeving.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
4 Januari 1894. De Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
i.
Wij hebben 't in den laatsten tijd zoo druk gehad
over de amsterdamsche werkloozen. dat er geen gelegen
heid is geweest om ook eens op andere zaken de aan
dacht onzer lezers te vestigen.
t Zon ons ook thans niet moeilijk vallen, den eersten
brief in het nieuwe jaar te vullen met beschonwingen
over de werkloosheid, want op den oudejaarsdag hebben
de timmerliedenvereeniging »Door Eendracht Verbetering''
en de sociëteit voor meubelmakers Weerstandskas" open
bare vergaderingen gehouden, waar zulke hartige woorden
gesproken zijn, dat wij er gaarne het onzo van zona, n
willen zeggen. Maar aan dat verlangen zullen wij geen
gehoor geven on liever onze lezers uitnoodigen ons enkele
67,
R9IAS
VAN
JULIUS WOLFF.
Naar het hoogduitsch.
o
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Den volgenden morgen werden onmiddellijk de noodige
renboden uitgezonden met den oorlogsbrief aan den raad
van Halberstadt en ter overbrenging van de noodige be
velen en inlichtingen aan de bevriende burchten en ver
sterkte sloten in den omtrek. Bock had het bij den graaf
weten door te drijvendat de vijf weerbaren van de
«zeven wilden de zesde, Rupfer lag nog te bed
tengevolge der ontvangen wonden, maar hoopte toch mede
te kunnen gaan daarmede werden belast. Voor zij afreden,
nam Bock hen ter zijde en gaf huu nog eene bijzondere
opdracht, waarvan de graaf niets wist, doch die' zij met
oenen grijnslach van genoegen aanvaardden en tot
Bocks tevredenheid beloofden uit te voeren, wanneer het
geluk hun daarbij een weinig te hulp wilde komen.
Daarna begonnen de toerustingen tot den strijd met
de stad Quedliuburg. Wapenen van allerlei aard en soort,
stormladders, stormbalken, werptuigen, slingers, pekkran
sen en ontelbare bundels pijlen werden uit het tuighuis
te voorschijn gehaald, aan hoopen op het voorplein neêr-
gelegd, uitgezocht en ingepakt
Graaf Albrecht, Siegfried, Bock en de wapenmeester
Klinkhardt hadden handen vol werk en de eerste vond
zelfs geenen tijd om zich om Oda te bekommeren die
zelf druk bezig was, om zich met Eilika tot vertrek ge
reed te maken. Ook vond Albrecht geene gelegenheid, om
oogenblikken te volgen naar Nieuwer-Amstel, waar tegen
woordig een quaestie aan de orde is. die veler gemoederen
in onrust heeft gebracht.
De gemeente Nieuwer-Amstel verkeert in het weinig
benijdenswaardige geval, van jaren geweest te zijn een
plattelandsgemeente en thans geworden te zijn een zon
derling samenvoegsel van stad en platteland. Het gedeelte
dat onmiddelijk aan Amsterdam aansluit, behoeft niet
onder te doeu voor de hoofdstad, wu bouw en inrichting
van huizen betreft, terwijl de kom dor gemeente, het
bescheiden Amstelveen, niet in het minst een steedsch ka
rakter draagt.
De toename van het stedelijk deel dateert uit de laatste
jaren en evenredig met die uitbreiding is toegenomen het
aantal raadsleden uit dat deel der gemeente. Daardoor is
een andere geest in den gemeenteraad gekomen. Gelijk veelal
ten platteulande was de raad vroeger een onder-onsje
waar de zaken met ouderling goedvinden werden geregeld
en men zich gekrenkt achtte als een belangstellend
burger of wat nog vreeselijker was een journalist
op de publieke tribune plaats nam. De stedelijke afge
vaardigden konden zich daarmee niet vereenigon en wilden
de gebruiken invoeren in groote gemoenten in zwang.
Om slechts één voorbeeld te noemen, wisten zij te be
werken dat voortaan rekening en verantwoording zou
worden gedaan van de uitgaven voor het armwezen.
Men kan begrijpen, hoezeer dat besluit de verontwaardi
ging wekte van den amstelveenschei armvoogd, die jaren
achtereen had welgedaan uit do kas der gemeente zonder
daarvan boek te honden. De goede man, die in de nieuwe
bepaling eeue verdachtmaking van zijn eerlijkheid zag
hetgeen natuurlijk volstrekt niet in de bedoeling lag
gaf in bittere woorden lucht aan zijne ergernis en ver
klaarde, dat, als hij al zijue uitgaven moest opschrijven,
de gemeente hem maar een boekhouder moest verschaffen.
Ook verleden jaar gal hut armbestuur tot moeilijk
heden aanleiding, omdat indertijd hebben wij daarbij
uitvoerig stilgestaan door extra-be-feelingen de rekening
met een groot tekort sloot ou het fraai uitgevonden plan
van b. en w., om het deficit met hot slikgeldentonds te
dekken, door Ged. Staten werd verworpen.
Wat doeu wij ook eigeuljjk met een armbestuur, dat
niets dan last geeft, zeiden de raadsleden en zij besloten
tot opheffing.
Dat was nu wel heel cordaat, maar het resolute be
sluit zou nog mooier zijn geweest, als nu ook werkelijk
de moeilijkheden waren opgelost. Dezer dagen is intogeu-
deel gebleken, dat er nu nog grooter zwarigheden zijn
ontstaan.
Na het voornoemde besluit, benoemde de raad een boek-
honder-armmeester, wiens functie het best te karakteriseeren
is als secretaris van B. en W. voor zaken betreffende
armverzorgingals zoodanig had deze ambtenaar een
moeilijken post. Aan den eenen kant moest hij de zuinig
heid betrachten om zijn lastgevers te vriend te houden
aan den anderen kant kon hij uiet al te schriel zijn om
zich niet heel het armlastige deel van Nieuwer-Amstel
tot vijand te maken.
Een conflict kon moeilijk uitblijven en dit is op de
volgende wijze ontstaan.
De gemeente-geneesheeren hadden vooral te kampen
met de moeilijke positie van den boekhoudor-armmeester.
Nieuwer-Amstel heeft namelijk geen ziekenhuis en is
daarom genoodzaakt, zijne hulpbehoevende, onvermogende
zieken te zenden naar het Bnrgerziokenhuis te Amster
dam, waarvoor j 1.25 per dag en per patiënt moet wor
den betaald. Nu kwam 't iu de laatste maanden herhaal
delijk voor, dat de geneesheeren adviseerden tot over
brenging naar het Burgerziekenhuis, terwijl daaraan geen
gevolg werd gegeven door deu boekhouder-arm meester
en in hooger beroep door B. en W.
Werkelijk was die toestand allertreurigst. Wij kennen
een geval van een oude, arme vrouw, die geheel hulpe
loos zich wentelde in haar vuil, terwijl in de bedstede
daarnaast do dochter aan een nieuweu wereldburger het
leven had geschouken. Ook hier moesten er dagen ver-
loopen, eer de gemeente helpend tusschenbeide wilde
treden.
De geneesheeren konden voor dergelijke voorvallen niet
langer de verantwoordelijkheid op zich nemen, gelijk zij
in een adres aan het dagelijkseh bestuur uiteenzetten.
Tegelijkertijd riepen zij, zonder burg.'en weth. daarin te
kenuen en dit is hun door sommigen zeer kwalijk
genomen den inspecteur van het geneeskundig staats
toezicht bij een der meest treffende govallen, hetgeen
dezen het besluit deed opvatten, h h. Ged. Staten van
de tekortkomingen der Nienwer-Amstelsche armenzorg
in kennis te stollen. Die maatregel is niet zonder gevolg
geblevon, want geheel onverwacht werd de gemeenteraad
tot eene spoedoischonde vergadering bijeengeroepen ter
reorganisatie der gemeentelijke armenpraktijk.
Daarin werd voorgelezen een adres van de gemeente-
geneesheeren Butót, Arentz, Francken en Peijpers, waarin
zij hunne grieven uiteenzetten. Vooral kwamen zij er
tegen, op, dat b. en w. bij de vraag, of een patiënt in
een ziekenhuis moest worden opgenomen, meestal het
advies volgden van den uiet-desknudigen bookhouder-
armverzorger in plaats vau dat der geneesheeren.
Alsnu bleek, dat ueze zaak reeds bjj de begrooting in
geheime zitting was behandeld en dat toen een commissie
was benoemd tot het instellen van een onderzoek. Vol
gens deze commissie was de opneming in een ziekenhuis,
in strijd met het gevoelen der geneesheeren, slechts go-
weigerd aan chronische, ongeneeslijke lijders, die niet iu
een ziekenhuis thuis behoorden.
Overigens scheen toch ook de commissie van ge
voelen dat de regeling niet deugde zij kwam althans
met het voorstel van algeheele reorganisatie en
wel aanstelling van twee gemeente-geneesheeren, die
zich uitsluitend aan de arme zieken wijden. Den
geneesheer in het noordelijk godeeltedie zich in den
omtrek van den Parkweg moet vestigen, wilde zij 4500
toestaan met 1000 voor gemis van vrije woningden
geneesheer voor het zuidelijk gedeeltete Amstelveen
woonachtig, J 1000 plus f 400.
Na een zeer geanimeerde discussie hechtte de raad
zijne goedkeuring aan dit voorstel.
Siegfried over zijn veranderd gedrag te onderhouden, die,
niet zooals gewoonlijk bij de toebereidselen tot een ge
vecht, vroolijk en goed geluimd was, maar ernstig en in
zich zelf gekeerd zijn werk verrichtte. De oudste merkte
het in zijne bedrijvigheid nauwelijks op en wat hem er
nog van opvielschoof hij op Siegfrieds vermoedelijk
nog bestaande geraaktheid over de wendingwelke het
gesprek gisteren avond over Oda genomen had. Daarmede
had hij het ook niet geheel mis. Dieper erger nog aan
deu oudsten broederhadden Dietrich von Hohnsteins
onbezonnen woorden over «het elkander in den weg zijn"
den jongste getroffen, wien, sedert de ontdekking van Oda'a
liefde voor Albrecht, slechts deze enkele gedachte onaf
gebroken bezig hield: heeft Albrecht ook haar lief?
De zorg voor de gasten was aan de graven Poppo en
Gtinther overgelaten, en ofschoon de heeren toch in deze
dagen genoeg gereden en gevochten hadden en nog rijden
en vechten zouden konden zij toch niet nalaten voor
tijdverdrijf in de rijbaan heen en weder te rennen en
tot uitspanning eene lans met elkander te breken.
Terwijl Eilika hare meesteres bij het inpakken behulp
zaam was, zuchtte zij voortdurend zóó luide, dat Oda ten
laatste vroeg: »Wat scheelt er toch aan, Eilika? Valt
het u zoo zwaar, oin van hier te gaan
Ach ja, jonkvrouw," gaf de kamenier diep verslagen
ten antwoord, «het was hier zoo aardig en wie weet, of
wij hier wel ooit znllen terugkomen. Gij zondt dat toch
stellig niet willen, wel
•Wij gaan nu éindelijk heen, waar wij reeds lang had
den moeten wezen, Eilika," zei Oda. .Gij moei°maar
danken, dat wij, op onzen tocht naar de abdis, slechts
eenen kleinen omweg hebben gemaaktzooals destijds
ridder Bock zich uitdrukte, toen hij ods voor Quedlinburg
bij de Bokhoornsehans gevangen nam."
«Ja, maar het was hier toch zoo bijzonder prettig,
herhaalde Eilika nog eens. «Wat hebben wij hier niet
beleefden wat hadden wij uiet nog kunnen beleven
alsu het maar gewild hadtDan hadden wij thans den
burcht nog niet behoeven te verlaten."
Ondanks haar eigen leed, moest Oda onwillekeurig om
Eilika lachen, die blijkbaar op Regenstein nog iets anders
beleven wilde.
Eilika zei zij »dio dappere ridder maakt u zeker
bet afscheid zwaar Toch komt het mij voor, dat zijn
trouwlustigheid toch zoo bijster groot niet is."
«Hij heeft alleen op u gewacht, dat gij ons een goed
voorbeeld geven zoudt," antwoordde Eilika pruilend.
«Hij kan evenmin als ik, een enkele verstandige reden
vinden, waarom gij geen gravin von Regenstein worden
wilt, want dat ligt toch maar geheel en al aan u."
Begin daar nu niet weer over I" sprak Oda gebiedend,
dadeljjk weder ernstig wordend en het hoofd afwendend.
Eilika zuchtte wederdat een steen er door zou
bewogen geworden en giug zwijgend voort met het op
vouwen en inpakken van de kleederen harer meesteres.
«Hoe denkt gij wel, dat het leventje bij die trotsche
Abdis wezen zaljonkvrouw begon Eilika wederna
een poos zwijgens. «Mij dunkt, dat zal een echt klooster
leven worden."
«Zagen die twee dames die veertien dagen geleden
hier waren, er dan zoo kloosterachtig uit?" vroeg Oda.
«Noen, daarin hebt gij gelijk, jonkvrouw. Het zou on
redelijk zijn, dat te beweren!" bevestij.de de kamenier
«En dan de stichtsecretaris Florentius
«Nn
«Die woont ook op het slot en is veel aardiger en
spraakzamer dan ridder Bock von Schlanstedt."
«ZooDien schijnt gij u dus reeds oij voorbaat als
uw trooster te hebben uitgekozen.n
»Lieve God, jonkvrouw, een mensch mag toch weJ eens
een grapje maken."
»Nu, als gij n dan nu reeds verheugt over het vrooliike
gezelschap van dien secretaris, behoeft gij ook waarlijk
niet langer te jammeren en te klagen over het aanstaand
vertrek van Regenstein, alsof wij, in plaats van naar het
slot der abdis te gaan in het daartegenover liggende
Mariaklooster moesten opgesloten worden", aldus wees
Oda hare luchthartige kamenier terecht.
Oda deed zich geweld aan, om, terwij] zij bij het in
pakken met Eilika schertste en lachte, bet verdriet to