I i
I
A
;i
wordt thans aanbesteed den 13 Februari a. s. en de aan
besteding van het werk langs de Kanaalkade zal spoedig
volgen. Is dus door ons, wat de gemeente-werken betreft,
alles gedaan, om de uitvoering te bespoedigen, wij kun-
n nen nog hierbij voogen, dat alle verzoekschriften om ver-
(5 gunning tot bouwen door ons met den meesten spoed
u behandeld zijn. De weersgesteldheid heeft krachtig mede-
fe gewerkt, om den bouw van woonhuizen te laten aanvan-
1 gen of te laten voortzetten. Verder kan de gemeente naar
onze opvatting niet gaan en hoezeer die werkloosheid
jt te betreuren moge zijn, zoo willen wij toch de opmerking
el niet achterwege latendat stilstand van werkzaamheden
3( in het bouwvak reeds voor jaren in den winter plaats
had. Men kon toen evenmin als nu in den winter met
selen, verven, straten maken enz. en dit wordt wel eens
la te veel uit het oog verloren.
Wij stellen u voor, aan de verzoekers op dit onderdeel
,.j van het adres te antwoorden, dat de Raad noch de macht,
noch de middelen bezit om de werkloosheid van het
f bouwvak tegen te gaan, maar zal blijven volgen den tot
heden gevolgden weg, om de aanbesteding van werken,
tot de uitvoering waarvan besloten is zooveel mogelijk
te bespoedigen opdat in den winter gereed kan worden
gemaakt hetgeen daarvoor vatbaar is.
Bij uw college is nog steeds aanhangig een adres van
|lf de afdeeling Alkmaar van het Nederlandsch Werklieden-
p, vorbond Patrimoniumwaarvan de strekking tot zekere
E hoogte van gelijken aard isals het bij dit schrijven
behandelde adres.
2 De in dat adres aangevoerde beschouwingen zijn hierbij
V ook uitvoerig behandeld en weerlegd. Wij stellen u
daarom vooraan die afdeeling op de door haar behan-
delde punten hetzelfde antwoord te geven als aan de
e timmerliedenvereeuiging Verbetering door Eendracht.
f Nos. 13 en 14 voor de leden ter lezing gelegd,
t 15. Brief van den heer Th. van Spall, houdende be-
richt, dat hij de herbenoeming tot lid van het burgerlijk
armbestuur aanneemt.
j 16. Brief van den heer Mr. C. W. Vollgraff, houdende
e bericht, dat hij aanneemt, de benoeming tot lid der plaatse-
lijke commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs.
17. Brief van den boer J. de Wit Dzn., houdende be
richt, dat hij aanneemt de benoeming tot regent van het
burgerweeshuis, onder intrekking van zjjn eerste schrijven
van tegenovergestelde strekking.
Nog. 15, 16 en 17 voor kennisgeving aangenomen.
18. tot en met 28. Verzoek om benoemd te wor
den tot stads horlogemaker, in plaats van wijlen
P. E. Krijtvan P. C. van Eijk A. J. Nieuwenhuis
P. Borjeson J. Bossert, Hzn., C. KaindlTh. van der
KleiA. B. Goettel L. SpruitD. van der Bijl en J.
H. Kühne.
Ter lezing gelegd om daarop zooveel acht te slaan
als de Raad vermeent te behooren, wanneer de benoeming
van een stads-horlogemaker straks aan de orde komt.
29. Verzoek van eigenaars of bewoners van perceelen
aan het Ruitersteegje om in het midden dier steeg een
gaslantaarn te plaatsen ofmocht daartegen bezwaar
bestaan tot het bevestigen van een lantaarn aan een
der perceelen aldaar.
Gesteld in handen van burg. en weth. ter beschikking.
i Zijn in behandeling genomen de volgende voor de leden ter
j, lezing gelegen hebbende stukken.
30. Verzoek van mej. M. M. Cloeck, om eervol ont
slag als onderwijzeres aan de openb, eerste tusschenschool,
i met iDgang van 1 Mei a.s. Eervol verleend.
Van de commissie van financiën.
31. Rapport op de rekening der Kamer van Koop-
i handel en Fabrieken over 1893, in ontvang en uitgaaf
sluitende op f 125. De commissie stelt goedkeuring voor.
Aangenomen.
32. Rapport omtrent de door het bestuur dor bad
en zweminrichting ter goedkeuring aangeboden reke
ning over 1893 met het daarbij behoorend verslag, waarin
eenige mededeelingen omtrent den loop der zaken worden
gedaan. Het onderzoek leverde geene bedenkingen op.
De ontvangsten bedroegen, mot inbegrip van het van de
gemeente nog te ontvangen bedrag van f 417,50, desem
van f 1444,62s, de uitgaven daarentegen f 954,82, zoodat
do rekening sloot met een batig slot van f 489,80" tegen
f 497,605 over 1892. De exploitatie-rekening wijst eene
uitgaaf van f 734,82, slechts een ontvangst van f 529,52
aan. Uit het verslag blijkt echter, dat, al is de exploitatie
niet gunstig geweesttot welke min gunstige uitkomst
het door de afdeeling Alkmaar van het Witte Kruis op
gerichte Badhuis zeker het zijne heeft bijgedragen, dat de
toekomst met vertrouwen kau worden te gemoet gezien.
De obligatie-leening is geheel afgelostwaardoor thans
de gelegenheid ontstaat om over te gaan tot het vormen
van het bij de statuton voorgeschreven reservefonds.
Verder is één aaudeel uitgeloot. De aandeelhouders be
sloten wederom geen dividend uit te keeren. Daar de
uitgaven behoudens een paar affirmatie-postendoor
kwitantiën zijn bewezen wordt voorgesteld de rekening
goed te keuren en aan het bestuur der bad- en zwem
inrichting te betalen f 417,50, zijnde het bedrag der volle
rente ad 5 pet. over het nog afgeloste kapitaal van f 8350
te voldoen, behoudens goedkeuring van Ged. Statenuit
den post voor onvoorziene uitgaven der ge
meente-begrooting, dienst 1894. Aangenomen.
Naar aanleiding van een van den secretaris van hot
bestuur ingekomen schrijven, worden burgemeester en
wethouders gemachtigd het bestunr in do gelegenheid to
stellen een paar misstellingen iu zijn verslag te herstellen
33. Rapport omtrent het tusschen burg. en weth. 6D regen
ten van het burgerweeshuis ontstane verschil van ge
voelen over het door regenten ten aanzien van den vader van
dat gesticht genomen besluit, welke echter aan regenten
aanleiding gaf tot het inroepen van des Raads beslissing.
Na de raadsvergadering van 27 December 1.1., waarin die
stukken in handen der commissie om bericht en raad
werden gesteld is dal verschil tot eene oplossing geko
men door het besluit van Regenten, bij brief van 21 Ja
nuari 1.1. medegedeeldom aan den vader en de
moeder in dat gesticht op hun verzoek eervol ontslag te
verleenen, met ingang van I Mei a.s. Na die oplossing
3i acht de commissie onnoodig hetgeen aanleiding tot
het geschil gaf verder te behandelen en stelt zij voor
het eerste schrijven van Regenten voor kennisgeving aan
te nemen en zich alleen te bepalen tot het nemen van een
besluit op het bij het tweede schrijven gedaan verzoek om
machtiging tot het geven dor daarin omschreven extra
toelage aan den vader en om eene wijziging te brengen in
het salaris van den nieuw te benoemen vader en moeder,
zonder dat de uitgaven voor het gesticht te verhoogen.
Tegen beide voorstellen heeft de commissie geen bezwaar.
Zij acht de wijziging in het salaris van de nieuwe titu
larissen zelfs eene groote verbetering. Zij vindt dus alles
zins vrijheid voor te stellen de gevraagde machtiging
aan regenten te verleenen.
De conclusie van het rapport werd met algemeene
stemmen aangenomen na eenige bespreking tusschen de
heeren J. de Lange, Kraakman, A. P. de
Lange en den Voorzitter, over een door den
voorzitter gedaan voorstelom aan de conclusie alsnog
toe te voegenRegenten op te merkendatwanneer
voortaan uitgaven buiten de goedgekeurde begrooting door
hen noodig worden geoordeelddaarvoor de goedkeuring
van het gemeentebestuur vereischt wordt alvorens daartoe
over te gaan welk voorstel tengevolge van die bespreking
ingetrokken werd.
34. Ontwerp-besluit tot vaststelling van de grond
slagen voor de berekening der pensioensbijdrage van de
leeraren aan de burgeravondschool H. J. de Groot,
G. N. Itz en G. P. J. Kalemink. Vastgesteld.
35. Rapport op het schrijven van den auditeur bij den
schuttersraad der dienstdoende schutterij, betrekkelijk de
door burg. en weth. geweigerde goedkeuring tot toepas
sing van provoost-arrest op eenige schutters, die
niet betaalden de boeten, tot betaling waarvan zij door
den schuttersraad veroordeeld en daarna aangemaand
waren. Zij deelen mededat artikel 71 der wet op de
schutterijen bepaalt, dat schuttersdie de boeten, bun
opgelegd door den schuttersraad, niet betalen, na op de
daarbij voorgeschreven wijze tot betaling te zijn aange
maand, tot die betaling gedwongen kannen worden door
middel van provoost-arrest, onder goedkeuring van het
plaatselijk bestuur op te leggen. Van die door het plaat
selijk bestuur, dat wil zeggen door burgemeester en wet
houders, te nemen beslissing kau niet bij den gemeente
raad in hooger beroep worden gekomen. Naar hunne
meening is de Raad op dien grond onbevoegd te beschik
ken op het verzoek van den auditeur bij den schuttersraad
der dienstdoende schutterij, en stellen zij dan ook voor,
aan den auditeur mede te deelen, dat de Raad onbevoegd
is, aan zijn verzoek te voldoen. Zij verzoeken de bij dat
adres gevoegde stukken, voor zoo ver zij betrekking heb
ben op de schatters C. Oudes en A. Volbrecht, welke
hun nimmer overgelegd zijn, in hunne handen te stellen
ter beschikking, daar, waren die stukken indertijd over
gelegd. hun besluit, waarschijnlijk anders zou zijn geweest.
Overigens kannen zij nog mededeelen, dat niet alleen
A. van Wielingen uoze gemeente leeds verlaten heeft,
maar dat Cornelis Oudes reeds sedert gernimen tijd naar
Noordscharwoude en Adrianus Volbrecht naar Heiloo
vertrokken is.
De heer Kraakman, die deelt het gevoeleu dat
de Raad onbevoegd is aan dit verzoek te voldoen stelt
alleen vooralle stukken aan den auditeur terug te
zenden en niet gedeeltelijk in handen van burg. en
weth. ter beschikkingnu do Raad zich onbevoegd ver
klaart in deze haudelend op te treden. Voc den auditeur
ligt in het voorgevallene eene aanwijzing, hoe hij verder
te handelen heeft.
Zonder veidere bespreking wordt met algemeene stem
men het aldus gewijzigde voorstel aangenomen.
36. Rapport op een schrijven van de plaatselijke com-
van toezicht op het lager onderwijs betreffende de naar
haar inzien onwettige toelating van leerlingen
tot de openb. school voor meisjes en de openb.
burgerschool. Zij deelen mede, dat art. 1 der alge
meene schoolverordening als regel bepaalt, dat geene leer
lingen tot de openbare scholen worden toegelaten, dan
die den ouderdom van zes jaren bereikt hebben en dat
bij art. 2 dier verordening nog bepaald is, dat op de
burger- en meisjesschool, waar slechts éénmaal in het
jaar toelating van leerlingen plaats heeft, ook toegelaten
zullen worden de leer'ingen, die in het eerstvolgend
kwartaal na den toelatingstermijn den leeftijd van 6 jaren
bereiken. Is de toelating van leerlingen op de tusschen-
scholen en de school voor onvermogenden bij art. 2 vast
gesteld op een vasten dag, 1 Mei, anders is die toelating
bij de burgerschool en de school voor meisjes, daar deze
af hankelijk is van het einde der zomervacantie, welke
het eene jaar bij het andere vergeleken natuurlijk steeds
verschilt. Het gevolg daarvan is, dat een leerling in
het eene jaar volgens de letter der verordening toegelaten
en in het andere jaar niet toegelaten zou kunnen worden.
Deze omstandigheid heeft steeds aanleiding gegeven tot
eene milde toepassing van dat artikel, daarbij rekening hou
dende met den goestwaarmede deze bepaling indertijd
vastgesteld is. Sedert 1880 is dan ook herhaaldelijk be
sloten, leerlingen, aan wier leeftijd eenige dagen ontbrak,
en voor wie toelating gevraagd werd toe te laten
wanneer het hoofd der school geraadpleegddaar
tegen geen bezwaar had. Van die beslissing werd steeds
kennis gegeven aan de plaatselijke commissie van toe
zicht op het lager onderwijs, die nimmer daartegen be
zwaar inbracht. Het feit, dat herhaaldelijk aan leden
dier commissie op hnn verzook vorgund werd hunne in
die termen vallende kinderen toe te laten, rechtvaardigt
zeker het vermoeden, dat in die milde toepassing der
verordening goeu ernstige bedenking gezien werd. En
wat geschiedde nu iu 1893 Eenige ouders, wier kinderen
nagenoeg denzelfden leeftijd bereikt hadden en gaarne
die kinderen gelijktijdig het onderwijs aan de openbare
school voor meisjes zagen volgen, verzochten daartoe toe
stemming te verleenen. Gelijk verzoek kwam in van eenige
andere ouders, die van elders kwamen en wier kinderen
reeds onderwijs genoten hadden in de gemeenten, van
waar zij kwamen, daar aldaar omtrent dien leeftijd an
dere bepalingen bestonden. Gelijke toelating werd ge
vraagd voor een paar leerlingen tot de openbare burger
school. Nadat gebleken was, dat hiertegen noch bij het
hoofd der school voor meisjes, noch bij het hoofd der
burgerschool eenig bezwaar bestond werd toestemming
verleend en van dat besluit wederom kennis gegeven aan
genoemde commissie, zonder dat men vermoedde, dat deze
commissie zulk een ernstig bezwaar zou hebben tegen deze
milde toepassing, daar onder hen, aan wie deze toestem
ming verleend werd, alweder verscheidene leden en oud
leden der commissie waren. Na deze toelichting deelen
zij mede, dat reeds sedert eenigen tijd het voornemen
bestond de algemeene schoolverordening te herzien, welke
herziening noodzakelijk is geworden door de in 1893
plaats gehad hebbende oprichting eener tweede openbar®
school voor onvermogenden. Zij zullen aan dat voornemen
thans gevolg geven, waardoor van zelf de gelegenheid
ontstaat de kwestie, of burg. en weth. al dan niet be
voegd zijn tot het verleenen eener afwijking van de hoofd
bepaling der verordening in bijzondere gevallen, te laten
vervallen, door het opnemen eener daartoe strekkende
bepaling in artikel 2. In verband daarmede stellen zij
voor, den brief der plaatselijke commissie van toezicht
op het lager onderwijs voor kennisgeving aan te nemen
en burg. en weth. uit te noodigen, bedoelde herziening
ter hand te nemen.
Zonder beraadslaging overeenkomstig het rapport
besloten.
37. Brief, waarbij zij mededeelen, dat het tweede lid
van artikel 5 der Statuten van de Maatschappij tot
exploitatie van waterleidlnge» in Nederland,,
luidde
»Het geheele maatschappelijke kapitaal zal geplaatst
»zijn, uiterlijk vijf jaren na den aanvang der Vennoot-
»schap, behoudens verlenging van dien termijn na be-
»komen Koninklijke bewilliging."
Uit een overgelegden brief van den Raad van Admini
stratie blijkt, dat door eene vergissing verzuimd is be
doelde verlenging te vragen.
Dientengevolge is tot wijziging van dat lid besloten en
den 31 Januari behoudens goedkeuring van het gemeente
bestuur dat lid vastgesteld als volgt
Het geheele maatschappelijke kapitaal moet geplaatst zijn
uiterlijk den 1 Januari 1899, behoudens verlenging van
dien termijn, na bekomen koninklijke bewilliging.
Tegen die wijziging bestaat geen bezwaar.
Zij stellen voor, de door den Raad van Administratie
gevraagde goedkeuring te verleenen.
Aangenomennadat de heer Canters den wensch
geuit had, dat deze daad van welwillendheid van den Raad
tegenover de Maatschappij door haar op prijs mocht worden
gesteld en de Voorzitter geantwoord haddat hij
niet twijfelde, of dit zou wel het geval zijn.
Heffing wik- en weegloonen.
38. Rapport van burg. en weth. en de commissie uit
den Raad voor de wik- en weegloonen, luidende:
Alle besluiten, welke in de laatste jaren door u in
zake de heffing van wik- en weegloonen genomen werden,
waren voorbereid in overleg en overeenstemming met-
de gemeentebesturen van Hoorn en Edam.
In het begin van November werd dan ook, zoowel door
den gemeenteraad van Hoorn als door dien van Edam,
een besluit genomen van dezelfde strekking als dat door
u in de zittiDg van 8 November 1893 werd genomen.
In dezen toestand is in de laatste dagen verandering
gekomen. De gemeenteraad van Hoorn heeft in zijne
zitting van 23 Januari aanleiding gevonden in de in
de ^Tweede Kamer gewisselde stukken over het door de
regeoring ingediende wetsontwerp tot vernietiging van
zijn bij koninklijk besluit goedgekeurd besluit tot heffing van
wik- en weegloonen om terug te komen op zijne vroe
gere besluiten en alsnog eene uitzonderingswet aan te
vragen voor eene heffing dier loonen tot een bedrag van
zestig centen per 100 P., met ingang van 1 April a.s.
Dit door den gemeenteraad van Hoorn gegeven voor
beeld is eenige dagen later door den gemeenteraad van
Edam gevolgd. Achten wij geheel in overleg met de
commissie uit uw midden voor deze zaak, ons verplicht,
u met deze veranderde houding van de gemeentebesturen
van Hoorn en Edam in kennis te stellen wij voegen
daarbij onmiddellijk de mededeeling dat naar het een
parig gevoelen er voor u geene aanleiding bestaat om
een ander besluit te nemen. Noch in de stukken, gewis
seld in de Tweede Kamer, noch in de argumentenaan
gevoerd in de vergadering van den Gemeenteraad van
Hoorn vermeld in het verslag der zitting opgenomen
in het hierbij gevoegde exemplaar van West-Friesland,
Nieuwe Hoornsche Courantvinden wij voldoenden grond
voor het aannemen eener andere houding. De waardig
heid van den Gemeenteraad brengt mede, zijn standpunt
te handhaven. De Raad die steeds van oordeel is ge
weest, dat niet in strijd met artikel 254 gehandeld werd
die dit in de laatste jaren met klem van redenen verde
digd heqft die ten volle overtuigd is, dat bij eene hef
fing van f 0,65 per 100 P. geene uitzonderingswet noodig
is kan zonder zijne waardigheid te schaden moeielijk
eene daad verrichten welke in strijd zou zijn met al zijne
tot heden aangevoerde gronden en beschouwingen. Dat
de Raad bereid is te zijner tijd tot eene vermindering
ad zestig centen per 100 P. over te gaan, daarvan strekt
zijn besluit van 8 November 1.1. ten bewijze.
Stellen wij dusin overleg met de raadscommissie,
voor, den loop der zaken kalm at te wachtenwij kunnen
niet nalaten, u er nog op te wijzen, dat bij de bereke
ning over 1892 in zake de heffing van wik- en weeg
loonen, door den minister van binnenlandsche zaken van
ons gevraagd en aan de Tweede Kamer overgelegd, ge
heel buiten beschouwing zijn gelaten de kosten van
anlegwelke volgens art. 254 der gemeentewet wel
degelijk in aanmerking mogen worden gekomen. De
gemeente heeft toch in haar marktplein ongeveer 4000
vierk. ellen groot in haar Waaggebouw in de geheele
omgeving van de marktin de wegen en vaarten tot
uren ver buiten hare kom onder andere gemeenten aan
gelegd of verbeterd eene bezittingdie tonnen gouds
gevorderd heeft. Die kosten van aanleg zouden zeker
door ons bij de berekening in aanmerking zijn genomen,
ware door den ministsr geene opgave gevraagd welke
alleen betrekking had op uitgaven in het dienstjaar 1892.
Het feit dat met de kosten van aanleg geen rekening
is gehouden, in strijd met art. 254 der gemeentewet, is
te belangrijkom dit onopgemerkt te laten voorbjjgaan.
De heeren Stoel en Janssen stellen voor, met 1
April a. s. ook zestig centen per 100 P. te gaan heffen,
nu Hoorn en Purmerend dit gedaan hebben en moest
eene uitzonderingswet gevraagd worden, dan die wet aan
te vragen. In dat verzoek zagen zij geen bezwaar. Een der
gelijk besluit achtten zij in het werkelijk belang der gemeente.
De heer Boelmans ter Spill verklaarde liever
het zekere voor het onzekere te nemen en met dat voor
stel mede te gaan.
Do heer C o n ij n verklaarde met het voorstel der com
missie mede te gaan. Hij zou op het oogenblik niet willen
toegeven. Later zal toch zestig centen geheven worden,
zooals de Raad reeds besloten heeft.
De heer Kraakman zette uitvoerig het standpont
der commissie uiteen, dat de Raad op dit oogenblik niet