Zes en Negentigste Jaargang.
1894.
V R IJ 1) A G
liiFEBRUAK I.
Mr. W. van der ü.aay.
No. 20. Kerste blad.
te NOORDSCHARWOUDE.
Al OIAARSCHË COURANT.
Deze Courant wordt fMn-dag-, Uondcrdax- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het
geheeie rijk j 1,
De 3 nummers f 0.00.
Telefoonnummer
Pr|j» der gewone Advertentlën:
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
De afgevaardigde van het hooldkiesdistrict Alkmaar
ter Tweede Kamer, trad den 12 als spreker op, in het
lokaal van den heer D. Stam, in eene buitengewone
vergadering der Kiesvereeniging .Vrijheid", die door eeu
honderdtal belangstellenden werd bijgewoond.
Onderstaand verslag nemen wij over uit de Schagcr
Courant.
De heer Dr. ten Bosch, de Voorzitter dier vereeniging,
de vergadering openende, heette de aanwezigen welkom
met de verzekeringdat deze talrijke opkomst hem zeer
aangenaam aandeed.
Met ingenomenheid begroette hij de tegenwoordigheid
van den heer Mr, v. d. Kaayden afgevaardigde van dit
districtdie wel bereidwillig aan de uitnoodiging der
kiesvereeniging had gehoor willen geven.
Spreker betreurde heter aan te moeten herinneren
dat sedert de laatste samenkomst der vereeniging de
Liberale Partij het verlies had te betrenron van een man
die door alle voorstanders van de individueele vrijheid
hoog geacht werd en op wien men met recht trotsch was
den man die voor de bewoners van bet platteland en
voor die van geheel Noordholland, ja zelfs geheel Neder
land, het bewijs had geleverd, welk een kracht er uitgaat
van een geest zoo frisch zoo eerlijk zoo nobel als de
zijne. Die man was Mr. JP. Bui/s, opgevoed te Amster
dam, werkzaam geweest aan het gouvernement te Haar
lem later voorzitter der zeevisscherijsecretaris van
Delftland, prof. te Amsterdam, hoogleeraar te Leiden.
Zijn beeld blijve geljjk prof. Qnack zich heeft uitge
drukt, getuigen vau wat in ons land sedert 1848 tot in
onze dagen omtrent de vraagstukken van staat en maat
schappij werd gedacht en geschreven. Hem te herdenken,
was mij een behoefte. »En na geef ik het woord aan Mr.
IF. v. d. Kaay.
De heer Mr. v. d. Kaay ving zijne rede aan met er
aan te herinneren hoe in het particuliere leven bij het
einde van het jaar en het begin van het volgende, koop
lieden en mannen van zaken de gewoonte hebben de
balans op te maken de zaakrekening af te sluiten te
zien hoe het met de zaak staat en de begrooting voor
het volgende jaar op te maken.
Vereenigingenmaatschappijen, vennootschappon enz.
doen hetzelfde. Vele ordelievende particulieren volgen het
voorbeeldomdat men wil weten hoe het met de zaken
gaatof men is vooruit dan wel achteruit gegaan. Of
het misschien ook noodig is verandering in den stand der
taken te brengen, de uitgaven in te krimpen of de zaken
uit te breiden. Of men zal kunnen voortgaan met op den-
zelfden voet te leven, dan wel zich in zijne huishouding
zal dienen te bekrimpen.
Hoe het zijmen wil weten hoe 't staaten in elke
huishouding van eenigen omvang is dat van belang is
dat ook noodig.
Zoo ook is het bij de wet voorgeschreven datdegroo-
tere huishoudingen van gemeente provincie en rijk elk
jaar de rekening van het afgeloopen jaar en de begroo
ting voor het volgende jaar opmaken.
En nu is helaas, in de laatste jaren bij velen de stand
van zaken niet meegevallen. We hebben klachten genoeg
gehoord en het is bekend dat o.a. de boer (hier aan den
Langedijk) er ever klaagt, dat de packten en de landhuree
te hoog, de belastingen te zwaar, de opbrengsten schraal
de prijzen laag, te laag zijn.
De winkelier klaagt er overdat de bezoekers uit
blijven en men slechts het hoogst noodzakelijke koopt,
terwijl bovendien de betaling zeer op zieh laat wachten.
De ambachtsman klaagt over gebrek aan werk en te
laag loon. De onderwijzers, de klerken en andere ambte
naren klagen over de te lage bezoldigingen. De arbeiders
klagen over gebrek aan werk, werkeloosheid en laag loon.
Maar ochgij allen kent die klachten nog beter dan ik.
Zijn die klaehten misschien ongegrond
Och, er loopen er wel onderdie ongegrond en over
bodig zijn. Er zijn toch tijden aan te wijzen, waarin de
maatschappelijke toestand even erg en nog slechter was,
en niet overal is de toestand even erg.
Op sommige plaatsen is de toestand weer gunstig
tegenover dien in andere. Maar erkend moet worden
dat wij ook betere tijden hebben gehad, en dat is vooral
in den landbouw het geval.
Dat dit zoo is, is evenwel een schrale troost, 't Is nu
eenmaal een treurige waarheiddat velen het kwaad
hebben het Leven is eeu moeielijke strijd, men moet tob
ben om met fatsoen van den eenen dag in den ander te
komen. Het is niet te ontkennen, dat de bezoldiging en
het loon van velen te laag zijn.
Er is veel gebrek aan werk vee) armoede en gebrek
wordt er geleden. De woning van menigen werkman en
arbeider voldoet niet aan de meest bescheiden eischen en
toch moet daarvoor een vrij hooge huur betaald worden.
Dat het zoo is, wordt niet tegengesproken. De een heeft
er wel meer den mond van vol dan de ander, maar ook
door hen, die er niet altijd over spreken, wordt do waar
heid er van erkend.
In de tegenwoordige dagen wordt het meer erkend dan
vroeger. De belangstelling in het lot der naasten der
misdeelden, is thans levendiger. Wie zon nn nog durven
vragen ben ik mijns broeders hoeder en wie dnrft er
zich nu nog afmaken met de onchristelijke bewering
ieder voor zich zelf en God voor ons allen
Zekerin zake de armenverzorging moet verbetering
komen en zij komt ook.
Men tracht die zorg uit te breiden, nieuwe vereenigingen
rijzen er op naast de bestaande diaconiën en armbesturen.
In de groote steden heeft men de vereenigingen lief
dadigheid naar Vermogen de burgers gevoelen zich meer
geroepen tot deelneming. Men spiegelt zich aan en be
tracht het Elberfelder stelsel. Door persoonlijk bezoek aan
de arme gezinnen stelt men zich beter op de hoogte
dier nooden.
Maar men behoeft niet alleen te wijzen op hetgeen
dienaangaande in het buitenland gedaan wordt. In ons
eigen land kunnen wij wijzen op het voorbeeld onzer
vooroudersdie de armverzorging bij de kerkelijke ge
meenschap wat zwaarder ter harte namen dan heden
het geval is.
Dat voorbeeld kan nn weder in praktijk worden gebracht.
Op vele plaatsen stellen zich oud en jong der meer-ontwik-
kelden nn in verbinding met de minder-ontwikkelden,
met de arbeiders en de fabrieksarbeiders; ze komen bijeen,
lezen met elkaar bespreken met elkaar de dingen en
geven iets voor den geest om zich daarmede bezig te
honden onder den eentonigen arbeid. Men erkentdat
werkverschaffing beter is dun bedeeling. Dit in practijk
te brengen is evenwel oen moeielijk vraagstuk. Men moet
daarbij met plaatselijke toestanden te rade gaau alge-
meene voorschriften zijn daarvoor niet te vinden. Men
peinst op middelen om werk te geven, werk dat op den
duur iets opbrengt en dus rekening kan velen.
Anders beeft werkverschaffing geen nnt en kan zij niet
bestaan. Dan zon het alleen verlies van kapitaal en moed
geven. En dan komt men van kwaad tot, erger. Eeu
particulier kan des noods 2. 3 maai failliet gaan en het
dan nog weder beproeven, maar de staat mag niet failliet
gaandie kan voor den tweeden maal geen onvrncht-
baren arbeid beginnen.
fepreker ontveinst zich verder niet de uioeiolijkhedon
die de werkverschaffing baart, doch vertrouwt, dat daar
waar de belangstelling werkelijk bestaaten de goede
wil er is dat men mag verwachten ten slotte verbete
ring té bewerken al moeten ook overdreven eischeu
worden teleur gesteld.
Te dien opzichte aeht spreker de dageraad van een
beteren dag reeds aangebroken doch wat wij nn zien
is nog maar de eerste ochtendschemering en ik durf niet
beweren dat de zon nn reeds boven de kimme is.
Maar is het werkelijk de zon die zich nn reeds ach
ter de wolken en nevelen verbergtdan ook is spreker
overtuigd dat die wolken en nevelen in hot maatschap
pelijk leven zullen verdreven worden. Het licht zal een
maal over de duisternis zegepralen.
Ik meen dat inderdaad de betere geest in de laatste
jaren is ontwaaktdien geest van liefde tot den naas-
ste kennen wij reeds sedert eenwendie waarheid
kozen wij reeds tot richtsnoer onzer gedragingen. Maar
de daden, die moesten getuigen bleven schaars't
scheen weldat we waren ingeslapen. Nn cjjn we wak
ker geschud door de slechte tijden door het openlijk
optreden van armoede en ellendedoor de driestheid
waarmede tegenwoordig tot misdaad wordt aangespoord,
door de beschamonde euveldaden in het buitenland.
Thans wrijven wij onze oogen uit en beseffen dat we
veel hebben verzuimdhebben nagelaten wat wij ver
plicht waren te doen en wat we wel gedaan zouden
hebbenals we de toestanden gekend hadden. Doch wij
waren verblind en sloegen geen aeht op de teekeneu
der tijden. Waren wij misschien willens blind Wij
meenden dat de toestand niet zoo heel erg was dach
ten dat het slechts hier en daar zoo was en wij wisten
ook geen raad en hoopten dat het wel terecht zon ko
men. Het is als de dichter Poot zong
»tot 's middags, bij gelijkenis
heb ik geslapen op den akker,
nn word ik met beschaamdheid wakker
en zie met schrik hoe laat het is."
Is bet nn misschien te laat
Neen waar de ernstige wil bestaat, om met dubbele
inspanning den verloren tijd in te halen is het nooit
te laat. En al is het bij den enkelen mensch dikwijls te
laatbij de menschheid bij een volk is dat -iets anders.
Een volk kan altijd jong blijven behoeft niet te
sterven. Daar staat bet opkomend geslacht gereed
het onde te vervangen. Is nn de goede geest vaardig
over de menschheid dan zal het volgende geslacht beter
zijn dan het vorigewant het goede plant zich ook
voort en in bange tijden moet men zich honden aan J.
Pz. Koen 8 »ende desespereert niet."
Dat is alles goed en wel zult ge zeggen maar als
de verbetering moet komen van den goeden wil der
menschen dan zullen we lang geduld moeten hebben
want er zijn er ongetwijfeld, die het goede meenen, maar
die vormen de minderheid.
De meerderheid evenwel is uog onverschillig en veel
te zelfzuchtig. Die moet gedwongen wordendaarom
moeten er staatswetten gemaakt worden, die bevelen,
de onwilligen dwingen en de nalatigen straffen.
Ik vraag nacht gij inderdaad de kracht der open
bare meening zoo gering? Ik ben het niet met u
eens. Ik acht haar groot in krachtsterk in macht
in sommige gevallen wel eens al te sterk eigenlijk
regeert zij despotiek als een ware tyran en de meesten
durven haar niet weerstaan. Menigeen loopt aan haar
leiband, dnrft baar niet trotseeron. Menigeen, die over
tuigd isdat de publieke opinie ongelijk heeftwordt
weerhouden haar tegen te spreken helaas die
onderwerpt zich dikwjjls tot nadeel der goede zaak. Het
komt er maar op aan die openbare meening gaande te
honden door steeds op hetzelfde aambeeld te slaan en de
publieke opinie in goede richting te leiden.
Maar moet de Staat zich dan geheel onthouden van
inmenging Neen doch dat doet hij ook niet en in de
laatste jaren heeft in ons land de Liberale Partij er op
aangedrongen dat de Staat zich niet meer onthoude.
Men verwijt haar weldat zij zich tegen inmenging van
den Staat zon verzetten doch dat verwijt is valsch.
Ik beroep mij op den echten liberaal Thorbecbe.
Men noemt hem nn een ond-liberaalmaar ik zeg dat
hij was een liberaal van den echten stempel.
Thorbecko was in zijn tijd over het algemeen geen
voorstander van staatsinmenging hij meende, dat de Staat
zich in de meeste dingen moest onthouden; hij meende,
dat zulks meer was in het belang van het volk.
En nn. diezelfde Thorbecke, type van echt liberalisme,
heeft zich in 1869 in een geschrift de vraag gesteld
wat is het kenmerk van een liberalen staat en een libe
raal gouvernement En zijn antwoord Inidde de Staat
en het gouvernement moeten de ontwikkeling van zelf
standige kracht, bevorderen in provincie gemeente
vereeniging en individu. Bewonderen, dat heet, de alge-
meene voorwaarden scheppen, waaronder die ontwikkeling
mogelijk wordt.
En hoe openbaart zich nu dat karakter der Liberale
Partij in de praktijk
Thorbecke zegt: in welke maatregelen zij dat kan
openbarenhangt af van de omstandigheden.
Eenzelfde maatregel kan in het eene geval gewenscht
zijn en in het andere doodend zjjn voor de vrijheid.
In den eenen tijd is de opruiming van bestaande toe
standen gewenscht, in den anderen tijd moet men nieuwe
instellingen scheppen.
En wat was het geval, toen Thorbecke in zijn grootste
kracht zich vertoonde? Toen heerschte in ons land een
vaderlijk-koninklijke regeering. Toen bestonden hier aller
lei reglementaire voorschriften voor de uitoefening van.
bedrijf en industrie. Vrijheid van bedrijf bestond niet.
Het gevolg was, dat handel en nijverheid achteruit gin
gen. Toen gold het, de belemmeringen uit den weg te
ruimen. Dat was het stelsel van laissez-faire, het laat-
mu ar-waaien-systeem. Het individu werd vrijgelaten.
In dien tijd, dat is mijne overtuiging, was dat toen
het beste wat er gedaan kon worden. Die lens is door
de Lib. Partij krachtig toegepast, tot heil van land en
volk. Maar aan dat oprui mou kwam natuurlijk een einde
en toen dat doel eenmaal was verkregen, kwamen er
andere eischen, en als men nn ziet dat de maatschappe
lijk zwakke zon bezwijken, is verdere onthouding van den
Staat plichtverzuim en de Lib. Regeering moet de voor
waarden scheppen, waaronder ontwikkeling van zelfstan
dige kracht mogelijk is. En als nu de zwakken dreigen
te bezwijken, dan heeft men andere toestanden en verkeert
men in den tijd, dat de Staat moet optredendien
toestand verbetere en die ontwikkeling mogelijk make
onder deze ééne voorwaarde: dat eigen krachtsinspanning
de hoofdzaak moet zijn.
Die voorwaarde moet de veer zijn, die de beweging
brengt. Het volk moet zelf zorgen, zelf doen. Het besef
van eigen verantwoordelijkheid moet veel levendiger
worden en dan is het oogenblik gekomen, dat de Staat
moet ingrijpen.
En dat nn de Staat wil handelen, wil helpen en steu
nen, dat heeft de Regeering en de Lib. Partij in den
laatsten tijd duidelijk getoond.
De landbouw klaagde:
le. dat er een te zware belasting op het bedrijf rast;
2e. dat de Regeering te weinig lette op zijn belangen.
Toch mag gezegd worden, dat de Regeering nog al
zoo het een en ander voor den landbouw deed
de grondbelasting is ter wille van den landbouw ver
minderd met 1 millioen
het recht van heffing op den verkoop van onroerend
goed werd verminderd met f 4,336,000
dat de zoutbelasting van 9 op 3 werd gereduceerd,
was toch ook vooral ten bate der zuivelbereiding.
Dat is das reeds 5'/2 mill, verlichting van belasting.
In de laatste twee jaar werd met het oog op den
landbouw nog het volgende gedaan
bij de bedrijfsbelasting is het landbouwbedrijf vrijge
steld: daarentegen de inkomsten uit elk ander bedrijf als
tractementen, pensioenen en wachtgelden niet.
Verder bewerkte de Regeering: de instelling eener
rijkslandbouwcommissiewaarin zitting hebben belang
hebbenden en desknndigen, de eerste der landbouwers,
die de Regeering moeten voorlichten, dienen met voor
stellen in het belang van den landbouw. Geldelijke steun
wordt verder verleend voor de oprichting van landbon wvak-
scholen;
aangesteld werden landbouwleeraarslandbouw- en
zuivelconsnlenten