Menschengunst. No. 31. Zes en ïtfegentigste if aargang. 1894. 14 M A A R T. WOENSDAG Wiet te voorzien. Feuilleton. COURANT. Prfjs der |ewo>e Advertentlëns Por regel O,IA. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. ALkllAARSCHE Deze Courant wordt Dingdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,8©; franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers f Telefoonnummer MS Bij dit No. behoort een bijvoegsel, bevattende het öOjarig beloop der bevolking te Alkmaar Koper- en blikslagerij. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat zij in hunne verga- dering van hedenaan den heer JOHANNES WIJ- DEMAN Jr.. op zijn verzoek, vergunning verleend heb ben tot het oprichten eener koper- en blikslager ij, zonder smidse, in het perceel aan het Payglop, wijk A, No. 8, alhier. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 13 Maart 1894. De Secretaris NUHOUT van der VEEN. Er zijn bladen die beweren, dat de Tweede Kamer had moeten en kunnen voorzien, dat het wetsontwerp tot regeling van de kiesbevoegdheid na de aanneming van het amendement-de Meijier zon wordeo ingetrokken. Die bewering mist inderdaad allen grond. Integendeel, ofschoon sommigen het van den Minister van Binnen- landsche Zaken niet hadden verwacht, moest ieder Don derdag 8 Maart, na hot sluiten der beraadslaging wel van gevoelen zijn, dat hij, ofschoon het amendement bestrijdende en de verwerping aanbevelende, er ten slotte in zou berusten en met de behandeling van het wets ontwerp zon voortgaan. Wij willen de gegrondheid van die onderstelling nog eens nader aantoonen. Toen de heer de Meijier op 6 Maart zijn amendement indiende en toelichtte, zeide hij o. a.: Mijne bodoeling is deze, en ik wensch dit met nadruk te zeggen en aan de Regeoring te verklarenIk kom met dit amendement niet aan om het te doen dienen als eene machine de guerre, doch als eene machine de paix (niet om oorlog te maken, maar om vrede te stichten). «Indien de Regeering morgen overtuigd mocht zijn, dat zij het amendement principiëel niet kan aanvaarden, dan zal mij niets aangenamer zijn dau dat zij dit rond uit verklare, en verklaart zij het voor haar onaannemelijk, dan zal ik, niettegenstaande het verlies aan papier voor het Rijk door het doen drukken van het amendement, het terstond intrekken. Ik wensch het op geen enkelen grond te gebruiken als eene machine de guerre (oorlogsmiddel). «De Minister heeft het in handen. Men schijnt hierover verbaasd te zijn. Ik heb het evenwel niet ingediend, dan nadat ik met sommigen mijner vrienden heb geraadpleegd en ik ben met hen van oordeel, dat het niet mag dienen om als middel te strekken om de wet op die wijze te doen vallen. Onze bedoeling is dat niet. Ik zal niet uit lokken eene onzuivere stemming. «Ik hoop dat de Minister zal luisteren naar den heer Schaepman en niet dan na rijp beraad mijn voorstel on- aannemeljjk zal noemen maar is het dat eenmaal voor hem, dat hij het dan duidelijk nil spreke. Ik verlang niet dat bij aanneming van het amendement het wetsontwerp daarom zal worden ingetrokken. Ik wil den strijd fair (rond en eerlijk) voeren. Zoo ik dit artikel niet kan aan- -z-.i nemen dan wil ik dit toonen door rondweg tegen het artikel te stemmen. Ik hoop dat die strijd zal leiden tot eene bevredigende oplossing. Moge de Minister de discussie over het voorstel eerst aanvaarden en ons aan het einde daarvan mededeelen dat hij het niet kan aannemen, ook dit is mij goed." In het amendement zooals het toen werd ingediend werd verschil gemaakt tusschen de belastingplichtigen en hen die in geenerlei rijks directe belasting zijn aange slagen. De aangeslagenen in een of meer dezer belastingen zonden dientengevolge kiezers kunnen zijn, indien zij hun aanslag betaalden, en verder zon van hen niets meer worden gevorderd. Voor de niet-aangeslagenen zou het gebruik eener woning worden geëischt die aan zekere uiterst-matige eischeu voldeed (voor hoofden van huis gezinnen twee vertrekken of één vertrek en een keuken voor afzonderlijk levende of bij anderen inwonende per sonen één vertrek met haardstede). De heer Meijier had niet zonder grond gemeenddat de Minister er geen overwegend bezwaar tegen zon heb ben, dat men eenig verschil maakte tusschen de aange slagenen in de rijks directe belastingen en de niet-aange slagenen. Datzelfde verschil kwam immers ook voor in het amendement der heeren Mackay en van Alphen, en de Minister had wel op dit bezwaar gewezenmaar het geenszins onoverkomelijk genoemd. Wat meer is, de Minister had in zijn eigen ontwerp reeds een dergelijk verschil gemaakt, door van de aangeslagenen in de be lastingen te eischen een verblijf van drie maanden in de zelfde woning en de betaling van hun aanslag, terwijl voor alle anderen genoegen werd genomen met een ver- bljjf van drie maanden in dezelfde woniug alleen. Maar om alle bezwaren uit den weg te ruimen, zeide de heer Meijier den volgenden dag, 7 Maart, voordat nog de Minister aan het woord kwam, omtrent het verschil tusschen de wel- en de niet-aange9lagenen in de belas tingen nog het volgende »Ik wil wel zeggen, dat dit niet de hoofdzaak, niet het hoofddoel van mijn amendement is geweesthet hoofd doel is, dat men hebbe een behoorlijk en iets beteekeneud kenteeken van maatschappelykon Istand en geschiktheid". De Minister bleef niet in gebreke dit op te merken. Hij handhaafde zijn bezwaren tegen eiken aanslag in eenige rijks directe belastiug als grondslag van kiesrecht inzonderheid met het oog op do bedrijfsbelasting, en liet er toen dit op volgen »Maar de geachte voorstellor had reeds eenigermate, zonde ik zeggen deze opmerkingen voorzien, want hij deelde ons mede, dat, zoo de Regeering om de eene of andere reden bezwaar mocht hebben om aanslag in be lasting als grondslag van kiesbevoegdheid aan te nemen, hij niet ongeneigd zonde zijn om deze nit het amende ment te lichten en zich te bepalen tot den eisch die daarin subsidiair werd voorgesteld (n.l. de woning). Wat dezen subsidiairen eisch betreft, de geachte spreker heeft omtrent sommige bewoordingen eene uitlegging gegeven die wellicht voor nadere bespreking vatbaar zonde zijn." Den volgenden dag, 8 Maart, had de heer de Meijier reeds aan het verlangen van den Minister voldaan, door Novelle van DEBORA VAN DE VELDE. 7) Eene zachte trilling ging haar door de leden toen van Wilgenadat het eerste lied was gezongen als zijne tekst las *Zoo wie zijn leven zal willen behouden die zal hetzelve verliezendoch wie zijn leven verliezen wil om mijnentwille die zal hetzelve vinden"; en veel ging daar in haar om onder de schoone rede die door de talrijk opgekomen schaar in ademlooze stilte werd aangehoord. Toen van Wilge na afloop der godsdienstoefening het tuinhek bij dokter Stein binnen kwam, ging Bertba hem tegemoet en zeiterwijl ze hem de hand reikte»Ik dank u voor het goede woord van dezen morgen." En van Wilge, hij weerde die loftuiting niet af, maar sprak, na hare hand gedrukt te hebben: Gij hebt mij het denkbeeld van deze preek doen opvatten. I k heb gejaagd uaar roem bij de menschen, naar eer en voordeel, i k liet mij vaak leiden door zelfzuchten boe bitter werd ik teleurgesteld, hoe weinig goeds heb ik gewrocht. Gij daarentegen verloochendet n zelf, verdroegt onrecht en zocht troost in nuttig zijn en ge hebt nw frissche jeugd behouden ge hebt vrede gevonden voor uw hart en liefde verworven omdat ge liefde gaaft. Het woord, dat ik heden sprak was eene erkentenis van de waar heid, door u mij op dien zondagavond voorgehouden." Bertha wist niet terstond een antwoord te vinden op die belijdenis, doch gelukkig kwam Marie, met don uitroep »papa!" naar hen toesnellen; met een vriendelijkeu glimlach legde zij haar hand op de bruine lokken van het kind, en zei, terwijl ze zich tot van Wilge wendde «Hoe kunt ge spreken, alsof ge uw levensdoel hadt gemist, zoolang ge zulk een schat bezitmaar kom", liet ze op luchtiger toon er op volgen, «Anne wacht ons aan de theetafel eu men zal ons heden niet lang met rast laten Toen de klok dien middag vier uur sloeg, kwam de dorpsjeugd, leerlingetjes en oud-leerlingetjes bijeen in het schoollokaal, om tante Bertha's verjaardag te vieren. Nadat een liedje ter eere der jarige was gezongen en eenige versnaperingen waren rondgedeeldging het in oht naar een nabij gelegen landgoed met vrije wan deling, waar de kleinen ruimschoots gelegenheid hadden zich te vermaken. Dokter Stein die een rechte kinder vriend was en zijne hartelijke gade, stonden Bertha trouw ter zijde in bet uitdenken van allerlei prettige spelen voor het jonge volkjewaartoe ook hnn eigen viertal waarvan de oudste reeds bijna twaalf jaar telde, zoowel als de kleine Maiie van Wilge behoorden. Het was een aardig tooneel, te midden van het groen, al die vroolijke kinderen, hier stoeiende, ginds in kleine groepjes gezeten, lastig babbelende en schertsende, elders bloempjes pluk kende die vooral tegen de helling van oen kleine heuvel groeidenallen zich op hunne wijze vermakende, zonder elkander te hinderen en veilig onder de hoede van hunne begeleiders. Nu eens klonk een hartelijk gelach of een luid hoeradan weer staakten ze hnn spel om een aardig liedje te zingen en menig wandelaar, die voorbij ging, toefde een oogenblik om het spel gade te slaan. Ook van Wilge gevoelde zich getrokken naar de plek, waar het feest plaats had, en toen hij naderde en Bertha daar zag, eenvoudig en vriendelijk zich be wegende tusschen al die blijde kinderen, toen hij opmerkte, hoe lief allen zonder onderscheid haar hadden, ontwaakte sterker dan ooit de gedachte in hem«Hoe gelukkig zou ik nog kunnen worden, als ik haar tot levensgezellin mocht bezitten maar ach", fluisterde de vrees hem in «zij zal mjj nooit knnnen liefhebben." Om het kinder spel niet te storen bleef hij op eenigen afstand staan doch zijn dochtertjedat hem opmerktesprong hem tegemoet en zei: «Kom toch, pa, wij hebben zulk een pret"; meteen trok zij hem bij de hand mede tot aan de plekwaar tante Bertha te midden van een lachend troepje stond. den aanslag in een rijks directe belasting als grondslag van kiesrecht te doen vervallen eu van iedereen te vor deren het gebruik van een woning voldoende aan de reeds genoemde eischen. Hij had er echter, om zoo wei nig mogelijk personen van het kiesrecht uit te sluiten, nog bijgevoegd, dat elke woning, waarvan rijks personeele belasting naar de huurwaarde werd geheven, als voldoende zon worden aangemerkt, ook al bevatte zij maar een enkel vertrek. Toen de Minister zich echter nadrukkelijk ook daar tegen had verklaard, wijzigde de heer de Meijier opnieuw zijn amendement en tevens den raad volgende van de heeren Mees en van Alphen, nam hij de bepaling omtrent de personeele belasting terug en stelde als algemeenen eischvoor hoofden van huisgezinnen het gebrnik van twee vertrekken of van één vertrek en een keuken of een achterhuis geheel of ten deele voor huishoudelijk ge brnik bestemd, en voor afzonderlijk levende of bij anderen inwonende personen één vertrek met een haardstede, waar onder verstaan wordt ieder middel tot verwarming. Na al deze wijzigingen bleef de Minister het amendement bestrijden op grond dat het begrip van «woning" niet op eene voor elk geval passende wijze kon worden om schreven, en dat hij niet begreep waarom men niet met één vertrek genoegen zon knnnen nemen. Dat kon natuur lijk niemand bevreemden. Als de voorgestelde wijziging niet ton eenen male onbeduidend is, zal een Minister het blijven bestrijden en aan zjjn eigen voorstel de voorkeur geven. Zoo kon het dan ook wol niet anders, of de Mi nister moest den strijd volhouden; maar een geheel andere vraag is het, of een Minister tegen een amendement, dat hij blijft bestrijden zulke overwegende bezwaren heeft dat hij, mocht het amendement worden aangenomen, niet langer bereid zon zijn tot het tot stand komen van het wetsontwerp mede te werken en dat er zulke overwe gende bezwaren bij hem bestonden, heeft de Minister niet doen uitkomen. Zjjn bezwaar «dat voor het begrip van «woniug" geeue afdoende en op elk geval passende om schrijving is te geven," kon toch niet als van zoo over wegenden aard worden beschouwd omdat dit bezwaar door hem ook tegen de amendementen van de heeren van der Peltz en Farncombe Sanders was aangevoerd, maar te gelijk werd verklaard, dat hij het niet onoverkomelijk achtte. Immers nadat de Minister er op gewezen had dat ook die heeren niet waren geslaagd en een behoorlijke omschrijving en in 't bijzonder de toepassing van het amondement-Sanders «groote bezwaren" zon doen rijzen, liet hij er op volgen: «Intusschen zal ik mijnerzijds niet aandringen op de bezwaren welke togen sommige uit drukkingen of tegen de geneele redactie zonden kannen worden in het midden gebrachten mij bij de door de geachte voorstellers gegeven toelichting nederleggen, om niet, wanneer de bepalingen mochten worden uitgevoerd, noodeloos moeilijkheden in het leven te roepen. Ik wensch liever, ten aanzien van deze amendementen aan de Kamer mede te deelen, dat de Regeering, ofschoon zij de invoe ring der bepalingen niet volstrekt noodig acht en ofschoon er sommige niet ongegronde bezwaren tegen knnnen worden aangevoerdindien de Kamer werkelijk meent HriTi"TiaTiiiTiATirï*k»airaWWréiHWiJTi"iMT—HBM— «Ik hoop niet, dat ge mij onbescheiden vindt'', zei hij, glimlachende, «doch Marie bracht mij hierheen, ge zult mjj dns wel niet onder de ongenoode gasten rekenen, en eigenlijk", ging hij op gedempten toon voort, «had ik je ook iets mede te deelen. Zooeven heb ik het bericht ontvangen van mijn beroep te Wonddorpdus niet ver hier vandaan eene heerlijke boschrijke streek eene lieve pastorie, en een voldoend traktement; ik ben dus voornemens het te aanvaardenhet is goed voor mij weer een vasten werkkring te hebben dat heen en weder reizen bevalt mij niet." «Ik wensch je van harte geluk", zei Bertha, die langzaam met hem was voortgewandeld om een weinig verwijderd te zijn van het gewoel der kinderen, en denkt ge al spoedig te gaan «Er is geen reden tot lang uitstel slechts ééne zaak bezwaart mijik weet niet hoe ik het zal aanleggen met mijne Marie, zij zal zoo veel missen als zij van hier gaat en toch wil ik haar zoo gaarne bij mij hebbenik kan geen afstand van haar doen." «Dat kan ik mij voorstellen, doch ge moet je daarover niet langer bezorgd maken, kinderen wennen spoedig aan nieuwe toestanden, hoe spoedig is zij hier thuis geweest." «Ja hier, dat geloof ik maar hier vond ze ook een liefde en zorg waarvoor ik nooit dankbaar genoeg zijn kan." «Spreek daar niet overhet kind was mij dadelijk zeer liefhet zal mij veel kosten er van te scheiden ze moet maar dikwijls hier komende afstand van hier naar Wonddorp is niet groot." «Ge zegt, dat ge o o k aan het kind gehecht zijt", zei van Wilge terwijl hij zich naast Bertha op een gras heuveltje neerzette. «O, Bertha", ging hij voort, «zondt ge mij en mijn kind het vertrek niet licht willen maken, zondt ge niet kannen besluiten mijn levenslot te deelen, Hermine's laatsten wensch te vervallen en in waarheid eene moeder voor ons lief meisje te zijn Zeg zondt ge do herfst van mijn leven door de warmte van je liefde en het licht van je blijmoedigheid tot een zomer willen maken?" (Slot volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1894 | | pagina 1