Stadsberichten. Liberale Unie. die grenzen moeten zóó getrokken worden dat er inder daad van eenigenzij het ook zeer beseheidenwelstand bij den kiezer bljjke. Om een voorbeeld te noemen ieder weet dat hij, die van één gulden in de week leven moet, armoede lijdt, geenerlei welstand bezit. Naar mijne opvatting mag dan de kieswet, bij bet bepalen der grenzen van de kiesbe voegdheid, ook niet zóó laag atdalendat zij aan derge lijke personen het kiesrecht schenkt. Met de letter van de grondwet moeht men dergelijke bepaling knnnen rijmen, met haren geest stellig niet. Deze overwegingen leidden er mij toe om gelijk door vele afgevaardigdenuit alle partijengeschiedde het wetsvoorstel ongrondwettig te achten; en wel stond bet vastdat voor de onveranderde redactie van art. 4 geen meerderheid te verkrijgen was. Er moest dus gezocht worden naar een middel om art. 4 zoodanig te wijzigen, dat onze constitutioneele cons ciëntie daarmede vrede had. Van daar de amendementen van de HH. Van der Feltz, Farncombe Sanders en de Meijier, die door den Minister niet onaannemelijk zijn verklaard. Den 7 Maart Handelingen hl. 963) zeide de minister ten aanzien der beide eerstgenoemden dat: «indien de Kamer werkoljjk meent, dat door de aan neming dezer amendementen datgene verkregen wordt wat zij in deze wenscht, n.l. eene behoorlijke omschrij ving van den woningeisch, (de regeering) zich bij een daartoe strekkend besluit van de Kamer zoude neder- leggen." Het amendement van den heer de Meijier had in zijn laatsten vorm n.l. nadat alles wat op het betalen van belasting betrekking had daaruit verwijderd was, dezelfde strekking. Principieel verschilde het niet met de even- genoemde, en de minister gaf ten slotte ook niet te ken nen dat bij daartegen overwegende bezwaren had. De minister zeide slechts: »Ik kan der Kamer niet aanraden, om aan het amendement van den geachten afgevaardigde uit Zaandam hare goedkeuring te schenken"; en »niet aanraden" beteekende tot dusver in het parlement niet anders dan »ik neem het amendement niet over, doch zal er mij, wordt het aangenomeu bij neerleggen." Het was dan ookvoor zoover ik weet, de algemeene opvat ting in de Kamer, dat aldus 's ministers bedoeling was. En daartoe bestond te meer aanleiding, nu de heer de Meijier den 6 Maart zeide: «Indien de regeering over tuigd mocht zijn, dat zij het amendement niet kan aan vaarden dan zal mij niets aangenamer zijn, dan dat zij dit ronduit verklare, en verklaart zij het voor onaanne melijk, dan zal ik het terstond intrekken De minister heeft het in handen bet mag niet dienen om de wet op die wijze te doen vallen. Ik hoop, dat do minister niet, dan na rijp beraad, mijn voorstel onaan nemelijk zal noemen maar is het dat eenmaal voor hem, dat hij het duidelijk uitsprekel (Handelingen, bl. 942). Dat deed de minister allerminst. En te eer nog had men recht te verwachten, dat de minister klaren wijn zoude schenken, nadat de heer Heemskerk deze woorden gesproken had «Het is te voorzien, dat het amende mentde Meijier zal worden aangenomen Ik zal er mij in verhengen, wanneer op die wijze door samenwer king van regeering en staten-generaal eene positieve rege ling verkregen wordt Op deze woorden antwoordde de minister niet Maar het is mijne taak niet, de houding van dezen staatsman te beoordeelen. Ik beb slechts aan te toonen, waarom mijne houding zoo was als zij is geweest. En dan verklaar ik dat ik, bij het uitbrengen van mjjne stem over het amendementde Meijier, dat deed iu de volle overtui ging, dat de regeering tegen dat amendement geen overwegend bezwaar had; dat ik aanneming van dat amendement achtte in 's lands belang, omdat dan de kieswet tot stand kon komen, waarop bij een onveranderd artikel 4 niet de minste kans bestond maar dat ik en zeker verscheidene met mij hun stem aan dat amendement zouden hebben onthou- don, wanneer ik had kunnen vermoeden, dat de regee ring bij aanneming het wetsontwerp zoude intrekken; ik had dan vóór het amendement van den heer Farn combe Sanders gestemd, in de hoop, door aanneming daarvan mijne grondwettige bezwaren voldoende opge heven te zien om vóór art. 4 te kunnen stemmen. Mocht ik, mijne heeren, u door mijne opvatting van het grondwettig voorschriftdoor mijno opvatting van 's ministers woorden door mijne gedragslijn bij de stem ming hebben teleurgesteld, ik zal mij troosten met de gedachte, dat ik te goeder trouw de aanneming heb gewenscht van een kieswetdie de kiesbevoegdheid zoude uitbreiden, zoover als eene eerlijke toepassing van het grondwettig voorschrift toeliet. Eene eerlijke toopassing niet naar de opvattingen of wenschen van anderen, maar ter beoordeeling van mijn eigen geweten. Den 18 hield, naar aanleiding van dit schrijven, de Kiesvereeniging voornoemd weder eene vergadering waarin zij besloot tot den heer Kielstra het volgende schrijven te richten «In weerwil van uwe verdediging in de courant van 17 Maart, heeft de liberale kiesvereeniging te Borculo in hare vergadering van heden besloteu n te melden dat zij in hare meeuing volhardten dus uwe houding in zake het amendement-De Meijier blijft betreuren. Wat uwe opvatting betreft omtrent het grondwettig voorschrift, de kiesvereeniging eerbiedigt uw beginsel in deze, maar zij wil dit voorschrift in den ruimsten zin hebben opgenomen, en staat dus aan de zijde van den minister Tak.'' Over de bjj de aanstaande verkiezingen te volgen ge dragslijn heeft nu ons bestuur zich beraden. Het is daarbij gekomen tot de vaststelling van denk beelden, die het aan U ter overweging wenscht aan te bevelen. Indien de tijd het toelaat, wenscht het die denk beelden te maken tot een onderwerp van bespreking in eene algemeene vergadering. Maar het is denkbaar, dat, wegens het tijdstip der verkiezingen en de wenschelijkheid om spoedig tot candidaatsstelling over te gaan, het houden van eene algemeene vergadering die immers door vergaderingen der kiesvereenigingen moet worden voor afgegaan practisch eene onmogelijkheid blijkt te zijn. Voor dat geval wenscht het bestuur dus met het toe zenden en verspreiden van deze circulaire te volstaan. Of het houden van eene vergadering mogelijk zal zijn, zult gij zoo spoedig doenlijk vernemen. In ieder geval vertrouwen wij, dat ook in uwen kring deze denkbeelden met sympathie zullen worden ontvangen. Voorop zij gesteld dat deze verkiezingen de samen stelling beoogen van eene Kamer die in hoofdzaak zal zijn eene Kamergeroepen om de kiesrechthervorming tot stand te brengen. Het spreekt dus van zelf, dat de kiezers zich ernstig en vast zullen moeten rekenschap geven van het vertrouwen dat zij ten aanzien van dit vraagstuk in de candidaten kunnen stellen. Reeds is door de groote meei derheid der Tweede Kamer, op voorstel der regeering het beginsel aangenomen, dat het voorzien in eigen onderhoud en in dat van het huis gezin voldoend kenteeken zal zijn zoowel van geschiktheid als van maatschappelijken welstand. Bij de uitwerking van dit beginsel zijn de gevoelens uiteengegaan. Tegenover hen die de opvatting der re geering deeldenstonden anderendie deels bedacht waren op inkrimping van het aantal toekomstige kiezers, deels grondwettige bezwaren bleven zien. In dien strijd van gevoelens nu zal bij de stembus beslist moeten wor de» partij gekozen. En dan meenen wij, dat alleen die candidaten mogen worden gesteld, die met volle overtuiging aan de finale kiesrechtuitbreiding verlangen mede te werken in den zin, waarin de regeoring haar voorgesteld en de minister Tak van Poortvliet haar met kracht verdedigd heeft; dat voorstanders van wijzigingen, waardoor het doel der voorgestelde hervorming niet zou worden verwezenlijkt, behooren te worden bestreden dat ook wat de op vatting der grondwettige quaestiën aangaat van de liberale candidaten instemming mag worden verlangd met de zienswijze dezer regeoring, die, uit de verkiezingen van 1891 voortgokomen, tot dusver eene staatkunde heeft gevolgd, waardoor het in haar gestelde vertrouwen vol komen gerechtvaardigd is. Vermits in den lande het besef vrij algemeen is, dat bet hier geldt eene verkiezing voor de vaststelling dei- kieswetten, zoo schijnt het op dit oogeublik gewenscht, dat aftredende Kamerleden, die, ofschoon niet onder liberale vlag gekozen, besliste voorstanders der voorge stelde kiesrechthervorming zijn, van onze zijde niet wor den tegengewerkt, bij de herstemmingen zullen uit den aard der zaak de candidaten, tusschen wie dan te kiezen valtuit datzelfde oogpunt moeten worden beoordeeld. Op het gewicht der te nemen beslissing behoeven wij wel niet nader te wijzen. Het zal ook uw wensch zijn, dat in de Tweede Kamer eene sterke meerderheid worde gebrachtbereid om met deze regeering de reeds zoo lang aanhangige kiesrecht hervorming tot stand te brengen." Het bestuur der Liberale Unie Mr. H. L. DRUCKERvoorzitter. P. J. DE WITT secretaris. Plaatsgebrek noodzaakt ons eenlge binnen- landsche berichten achterwege te laten. Tot de kiesvereenigingen, leden der Liberale Unie, is door het bestuur het volgende schrijven gericht «Door de Liberale Unie is reeds vroeger met overgroote meerderheid instemming betuigd met den in houd der kieswet-ontwerpen van de tegenwoordige re geering. Daarom is zeker door uevenals door ons met in genomenheid en dankbaarheid begroet de tijdingdat H. M. de Koniugin-weduwe-regentesna de intrekking dier ontwerpen wegens aanneming van een met de strek king daarvan strijdig amendement, besloten heeft, een beroep te doen op de kiezers. Den 17 zijn te 's-Gravenhage voor de nuttige hand werken geslaagd de dames H. van Ree en A. van Ree alhier. In dit nummer komt een brief uit Londen voor, voornamelijk handelend over den bekenden jaarlijkscheu roeiwedstrijd tusschen de studenten van de beide engel- sche hoogescholen Oxford en Cambridge. Hot is het voor nemen van den schrijver, nu en dan onzen lezers wat uit die hooldstad of wat daarmede in verband staat te komen vertellen. Bij den kegelwedstrijdden 18 te Haarlem op de banen van het café Brinkman aan de Groote Markt voortgezet, behaalde de vereoniging De Kennemers, alhier 175 en De Unie 138 punten. De vereeniging Vooruit was niet opgekomen. De in de vorige week behaalde hoogste cijfers werden niet overtroffen. Zondag, den 18, des avonds, omstreeks 6 uur is er in het laantje nabij den Heilooërtol door eenige, door drank verhittekwajongens hevig gevochten. Met bebloede aangezichten en gescheurde kleederen togen zij huiswaarts. Op de ambachtsschool, alhier, zullen op 2 April a.s. 95 leerlingen zijnwaarvan 34 buiten Alkmaar woonachtig, t. w.Koedijk 5, Bergen 5, Heerhugowaard 4, Heiloo 3, Oudorp 3, Zuid- en Noordschermer 2, St. Pancras 2, Hensbroek 2, Schagen 1, Oterleek 1, Castri- cum 1, Egmondbinnen 1, Zijpe 1, Schoorl 1, Zuidscharwoude 1 en Almenum (Friesland) 1. Het Stedelijk muziekkorps alhier, ontving eene uitnoodiging, om deel te nemen aan het festival ter gelegenheid van het bezoek der Koninginnen aan de hoofdstad, in April a.s. aldaar te houden. De directeur van genoemd corps, de beer J. M. Otto, zal met de heeren Hol, Kessels, Utermöhlen en Kriens de jury vor men voor den wedstrijd, van wege den Provincialen Bond van harmonie- en fanfarekorpsen, dit jaar te Broek in Waterland to houden. Ter aanvulling van een bericht in ons vorig num mer omtrent de alhier opgerichte Alkinaarsehe Brand waarborg-Maatschappij kunnen wij nog mededeelen, dat zij geen verzekeringen sluit tot een hooger bedrag dan f 500. Zij bedoelt dan ook hoofdzakelijk kleine inboedels te verzekeren en in verband met het feit, dat die aan veelvuldige verhuizing onderhevig zijn, neemt de Maatschappij de op overschrijving naar een ander perceel vallende kosten voor hare rekening. In afwijking van het gemelde in ons vorig nummer, zijn uitsluitend met de directie belast de heeren G. Bonina en F. J. Quax Verkeerdelijk werd in ons vorig nummer gemeld, dat de godsdienstoefening in de kerk der doopsgezinde gemeente, op vrijdag, den 23, te 7,/2 uur zal aan vangen. Dit moet zijn te 7 uur. In de week van 11 tot 17 Maart zijn in het bad huis van het Witte kruis genomen36 kuipbaden, 70 regenbaden le kl. en 72 dito 2e kl., samen 178 baden. Alkmanrsche Monumenten. Gelijk ten vorigen jare van zeeuwsche, zoo heeft de Haagsche Kunstkring ditmaal eene tentoonstelling gehou den van noordhollandsche monumenten, in afbeeldingen te weten, en die van Alkmaar en omstreken zijn daarop vertegenwoordigd geweest. Zij zullen er geen schitterend figuur gemaakt hebben, denkt wellicht deze of gene, want met de armelijke tombe van Graaf Floris in de Groote Kerk, de Victoria in het Plantsoen en de vaas in Mid- denhont zijn de alkmaarsche, met den Jan van Speijks- toren te Egmond aan Zee, het praalgraf van Nicolaas Witsen en het niet meer aanwezige van graaf Jan 111 van Egmond en Magdalena van Waardenburg in de kerk te Egmond aan den Hoef, zijn de nog bestaande en vroegere gedenkteekenen onzer omgeving opgesomd. Bedoelt men het zoo, dan heeft de inzending van hier werkelijk in de hofstad een zuinig figuur gemaakt, want slechts van het eerste en de beide laatste monumenten waren daar de afbeeldingen voorhandenmaar bevoegde personen hebben integendeel gewaagd van den uitstekenden indruk, door de alkmaarsche teekeningen en prenten teweegge bracht. Om dit te erkennen moet men, met den Haag- schen Kunstkring, het begrip «monumenten" wat breeder opvatten en daaronder verstaan alle dingen die van vorige tijden en geslachten getuigen, in de eerste plaats ge bouwen. Want zijn niet poorten en torens, raad- en gildehuizen, kerken en gestichten, waaghnizen en hallen, kasteelen en woonhuizen gedenkteekenen van der vaderen oorlogen en veeten, hun adel- of burgertrots en rijkdom, hun godsdienstzin en liefdadigheid, hun handel en nij verheid, hun kunstsmaak en kunstvaardigheid En spreken niet bouwvallen van een voorheen beroemd geslacht, van een krijgsbedrijf of een ondergane ramp Niet slechts de gebouwen, ook hunne onderdeelen, als gevelsteenen, glasramen, grafzerken, enz. zijn monumenten, die iets aan den belangstellenden beschouwer te verhalen hebben. Elk nieuw gebouw is op zijne beurt weder een monu ment (ook wel eens van verval en wansmaak), en wordt zulks te meer naarmate het in jaren toeneemtter haagsche tentoonstelling heeft men zich echter tot die gebouwen bepaald, welke een paar eeuwen en langer be staan hebben of alreeds geheel of ten deele verdwenen zijn. Men zal toegeven, dat Alkmaar in dit opzicht nog al iets bezit en bezeten heeft; en als wij herinneren aan de vermaarde abdij van Egmond,de kasteelen Torenbnrg, Nienwburg en Middelburg, Egmond, Rietwijk, Ramp en Poelenburg, Coulster en IJpestein, Boekei en Akersloot, dan zal men overtuigd zijn, dat ook onze omgeving van merkwaardige gebouwen niet misdeeld is geweest. En deelt men onze meening, dan zullen gewis velen van hier en elders van de gelegenheid gebruik maken om een kijkje te nemen op de p. m. 150 nummers uit de prentverzameling van Alkmaar en omstreken welke door de zorg der commissie van toezicht op het mu seum te 's-Gravenhage onze eer hebben opgehouden. Blijkens eene aankondiging n.l., aan het hoofd van dit blad voorkomende, zal de bedoelde verzameling, door onzen bekwamen stadgenoot, den beer C. W. Bruinvis, met zooveel zorg bijeengebracht, in de groote teekenzaal der burgeravondschool alhier van 26 tot en met 31 Maart te bezichtigen zijn. Voor verdere bijzondorheden verwijzen wij naar genoemde advertentie. Het Bouwkundig Weekblad bevat het vol gende waardeerende artikel over onze stad Toen ik in de laatste twee jaren de eer had op de door de heeren officieren der Genie ontworpen plannen der nieuwe Cadettenschool te Alkmaar, en in overleg met hen de gevels voor dit gebouw te ontwerpen, be zocht ik zeer dikwijls dit oude Noordhollandsche stadje, en hoe meer ik het leerde kennen, hoe meer ik werd aangetrokken door deze uit een achitectonisch oogpunt zoo belangrijke plaats. Zoowel de aanleg als de omgeving biedt een ieder, die voor het schilderachtig schoon onzer oude steden een open oog heeft, een uitgebreid veld van studie aan. Ontelbaar zijn de bekoorlijke stadsgezichten, die men, zoowel in de stad zelve als van buiten naar de stad ziende, ontwaart, en men kan zich niet onttrekken aan de bekoring, welke die schilderachtige groepen met hunne eigenaardige silhouetten onwillekeurig op ons uitoefenen. Maar niet alleen het schilderachtige van de stad in het algemeen bezit die aantrekkelijkheid, ook de talrijke overblijfselen van de achitectonisch e werken uit vroegere eeuwen maken Alkmaar tot eene plaats, voor den architect van het grootste belang. Die overblijfselen zijn voor onze Hollsndsche bouwkunst een veld van studie, waardig om met ernst en nauwgezetheid te worden bearbeid. De tentoonstelling, in «de Kunstkring" te's-Gravenhage gehouden van oude bouwwerken uit Noordholland, toonde een deel van den schatdien Alkmaar bezeten heeft en waarvan een gedeelte nog over is. Te betreuren is het vele dat werd opgeruimd en waarvan de afbeeldingen op die tentoonstelling eene kleine voorstelling gaven. Dank zij de vele moeiten en zorgen van den heer C. W. Bruinvis om eene verzameling aan te leggen van afbeeldingen betrekking hebbende op Alkmaar bezit de stad thans eene prentverzameling waarin o. a. de voornaamste afbeeldingen van oude bouwwerken voor komen en die voortdurend wordt gecompleteerd door afbeeldingen, daarbij op te nemen van alle bouwwerken, zoowel oude als nieuwe, die eenigszins merkwaardig zijn. In het algemeen zijn van de voornaamste thans nog bestaande oude bouwwerken afbeeldingen door teeke ningen en photographieën vrij algemeen bekend. Ik noem daarvan de Waag met haar mooien toren en heerlijken gevelsedert eenige jaren gerestaureerd. Het oostelijk deel van het Heilige geesthuis werd daar toe verbouwd in 158283; het westelijk deel, de Vleesch- hal, gebouwd van 15871601, en de toren van 1597-98 door „Maerten Jansz. Metselaer, door ordre van Cornelis Pietersz. Kunst.")1) De in den tekst voorkomende schets maakte den schrij ver in het plantsoen naar de stad ziende. De toren is die van de Waag de achtergrond is een gedeelte der markt, waarop de Waag staat. Als stadsgezicht is het een type van de allerliefste groep-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1894 | | pagina 2