Het eiland Lombok. MAM en OISTREIEN No. 109. Ee«tetolad- Zes en Negentigste Jaargang. 1894. ZONDAG 9 SEPTEMBER. a. «LKILURSCHE COURANT Deze Conrant wordt Dlasditg-, Donderdag, eu Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per maanden voor Alkmaar 0,§0; franco door het geheele rjjk j 1, De 3 nummers f 0,06. Pr|)s der gewone Advertentlen: Per regel O,IA. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer: 3. SCHETS-HAART Sela 'JF* ^rvq RIJSTVELD Toemprt SalamBctkoer Prvnqaraian yak Kemba/ngK oenxng Wtxd* berUM* RIJSTVELD Uoe-ltaniar a('ir - Hertenkamp RUSTVELD RIJSTVELD Poema nP""rijstveld r1->stveld Pasinqaba'.i RUSTVELD o. Namiada Pogoetari RIJSTVELD RU3TVELD RUSTVELD Pada/ng- Reah Legenda Voetpad - JCampoeng (dorp) Steeven hutzen Missxgit (Bedehuis) Pagger (Haag) F\Mod)êng Eoomenmj Weg De Indische oceaan wordt aan de noordoostelijke zijde begrensd door eene guirlande van sehoone eilanden, waar toe Sumatra, Java en de kleine Soenda-eilanden behooren. Het tweede eiland in de rij, door de laatste gevormd, is Lombok, van Bali door straat Lombok, van Soembawa door straat Alas gescheiden, terwijl het de Java-zee ten noordenden Indischen oceaan ten zuiden heeft. Het strekt zich uit tusschen 8° 12' en 9° 1' Z.-B. en tusschen 115° 44' en 116° 40' O.-L. en heeft eene oppervlakte van 103 vierkante geograpbische mijlen het* is dus iets grooter dan onze provincie Noord-Brabant. Lombok is de naam, dien de Europeanen aan het eiland geven; de bewoners en die der naburige eilanden noemen het Sasak, en de bevolking, in overeenstemming daar mede, Orang Sasak. De stratendie Lombok ten oosten en westen be grenzen zijn vrij lastig te bevaren ten minste straat Lombok. Niet alleen dat men hier eilandjes en reven aantreft, maar er gaat een zeer sterke stroom, van ver anderlijke richting, dikwjjls zóó sterk, dat de schepen er niet binnen kunnen komen. Ook slaan er gevaarlijke golven als brekers" berncht, die reeds menig schip te gronde deden gaan. Straat Alas is beter te bevaren de stroom is er minder sterk en ook de .brekers" zijn er minder te vreezen. Wat de kasten aangaat, hoewel zij op verscheidene plaatsen met klippen omzoomd zijn zijn ze toch in 't algemeen niet ongenaakbaaren in elk geval minder gevaarlijk dan die van Bali. Lastig is echter de hevige brandingzelfs bij een niet sterken wind staat er eene branding van beteekenis. En dan is het onmogelijk te laden en te lossen. Zollinger, die het eiland bezocht en beschreefmerkt dan ook opdat eene ontscheping van troepen in massa veeltijds niet doenlijk is. Is er spring vloed, dan houdt te Ampenan, de voornaamste handels plaats, aan de westkust, alle gemeenschap met de schepen op de reede opdan rijst de zee 15 voetterwijl ze bij gewonen vloed slechts 8 10 voet rijst, dan slaan de golven met zulk een geweld tegen het stranddat de huizen in de nabijheid schudden. De geheele noordelijke helft van Lombok is met bergen bezet. In het noord-oosten ligt eene vulkanische berg groep die zich in den Piek van Lombok of Rindjani tot 3800 ned. ellen verheft. Deze piek is de hoogste en mis schien meest uitgestrekte berg van den ganschen archipel. Lombok bezit een aantal kleine riviertjes. De meeste komen van het bergland van den Rindjanide grootste vindt men in de westelijke vlaktewaar zij zich het best ontwikkelen kannen. De rivieren zijn smalmaar zjj zijn ruim van water voorzien en slechts zeer enkelen drogen in den goeden moesson op. Voor schepen zijn ze niet bevaarbaar, men zegt zelfs voor schuiten niet. Haar groot belang ontleenen ze dan ook aan de kunstige be watering van het land, die door haar mogelijk is geworden. De oorspronkelijke bevolking vormen de Sasaks. Zij waren in ouden tijd in eenige rijkjes verdeeld, en schijnen reeds vroeg tot het Mohamedanisme te zijn overgegaan. Toen een der vorsten in 1723 door Soembawa werd be dreigd riep hij de hulp der Balineezen in die reeds lang eene geschikte gelegenheid zoekende zich op Lombok te vestigen, gaarne den vorst steunden. Na afloop bleven zij dan ook. Vijftien jaren later vonden zij gelegenheid het eiland te veroveren. Wel hebben de Sasaks soms getracht hunne vrijheid te heroveren, maar het is hun nimmer mogen gelukken. Redenen om zich te beklagen hadden en hebben ze zeer zeker. Het bestuur is geheel in handen der Balineezen zij bekleeden alle voorname betrekkingen. Ue aanzienlijkste inlanders kunnen het niet verder brengen dan tot dorps- 'hoofdof ook tot belastingontvangerwelken post de Balinees soms uit vrees niet aandurft. De vorst van Mataram heerscht onbeperkt; hij kan den raadin winnen van enkelendie men ministers zou kunnen noemen maar behoeft dit niet. De verschillende districten van zijn land worden bestuurd door zijne edelen Ida's en Goesti's. Deze honden echter verblijf in de omgeving van de hoofdstad en zenden vandaar hunne bevelen en belastingontvangers. Elke Sasak, die rijstvelden bewerkt, moet op Lombok 5 of 6 ataks of een dollar hoofdgeld aan den vorst be talen. En bovendien heeft de radja nog zijne eigen velden, die door de bevolking bewerkt worden tegen '/3 van het gewas voor zich. De Balineezen zijn van hoofd geld vrijgestelden ook van heerendiensten. Wil een Sasak dezelfde voordeelen genietendan moet hij zijn' godsdienst verzaken en Hindoe worden. De wetten zijn streng en wreed. Daar in het begin dezer eeuw onze rechten op Lombok door vreemden betwijfeld werdenbegon ons bestuur in 1838 met den vorst van Lombok te onderhandelen. Dit leidde tot een contractwaarbij de vorst van Lombok o. a. verklaardedat Lombok het eigendom is van het Nederlandsch-Indische Gouvernement. Men schat de bevolking op 405.000 zielen. Het eiland is das vrij goed bevolkt, en daar de bergstreken minder bewoond zijn, moeten dus de vlakten eene tamelijk dichte bevolking bezitten. Van dit aantal zonden behooren 380.000 tot de Sasaks, 20.000 tot de Balineezen, 5.000 tot de Boegineezen en Makasaren, vooral als handelaars daar gevestigd. Bovendien komen er eenige Chineezen voor. De handel wordt vooral gedreven met Soerabaja en Makasar. Enkele malen gaan en komen er prauwen naar of van Singapoera, Koepang en andere plaatsen. De Balineezen hebben zich in de westelijke vlakte ge concentreerd rondom de hoofdplaats Mataram. Daar stichtten ze aanvankelijk vier rjjkjes, die na hevigen krijg ten slotte allen onder den radja van Mataram kwamen. De Sasaks wonen hoofdzakelijk in het binnenlandden het Oostende grootste hunner plaatsen in het binnenland zijn Praja, Batoe Kleang en Kota Radja. Als voornaamste haven noemden we reeds Ampenan. Zij wordt druk bezocht door europeesche en amerikaansche schepen, voornamelijk walvischvaarders, die er water en levensmiddelen innemen. De hoofdplaats Mataram ligt 2 palen (een paal is 1800 ned. ellen), in eene rechte lijn, van de kust. Bij Ampenan gaat men eerst langs de kust, dan eene rivier over, en vervolgens bevindt men zich op een fraaien weg, meer dan 40 voet breed met wilde vijgeboomen ter weerszijden, en die rechtstreeks naar Mataram loopt. Deze plaats is door eene dikke bamboezen heg omgeven. Vier poortendie 's nachts gesloten worden verleenen toegang. Al de straten snij den elkander onder rechte hoeken, en de twee hoofdwegen kruisen elkaar in 't midden der plaats. Daar ligt ook het paleis, dat echter van buiten niets bijzonders of in drukwekkends vertoont. Door leem en muren zijn de overige huizen in blokken afgedeeld gescheiden. De huizen zijn grooiendeels van steen, doch ook van bamboe; zij zijn gedekt met alang-alang (gras) of atap (palmbla deren). Bijna al de bewoners zijn Balineezen. Over 't geheel zijn de wegen vrij slecht. Alleen die van Ampenan naar Karang-Asem is goed en zou met een rijtnig bereden kunnen worden, zoo er bruggen over de talrijke wateren lagen, die hem kruisen. Maar noch daarnoch elders heeft men bruggen 't zij goede 't zij slechte. Vooral in den kwaden moesson zijn de wegen op vele plaatsen ware modderpoelen. Vandaar dan ookdat de wegen buiten de bovengenoemde dikwijls niet te paard kunnen bereden worden. De hoofdweg loopt van het westen naar het oosten door het midden van het eiland en heeft zijtakken naar Hadji en Pidjoe. Langs die wegen liggen een groot aantal kampongs. Een tweede weg leidt van Ampenan noordwaarts doorsnijdt de bergketen en volgt de Noordkust. In het gebergte vooral moet hij vrij moeilijk zijn, en op sommige plaatsen bijna te paard niet te passeeren. Sommige wegen zouden met weinig moeit9 en kosten goed te maken zijnmaar hot bestuur doet er weinig aan. De Sasakshet wanbestuur en de afpersingen der Balinoesche overheerschers moede, hebben zich bij brieven van 9 Dec. 1891 en 20 Pebr. 1894 tot ons bestuur om hnlp gewend. De eerste brief hing een treurig tafreel op van de onmenschelijke wreedheden door de Balineezen bedreven de tweede behelst enkel een verzoek om hnlp en de mededeeling, dat alle Sasaksche hoofden op bijstand hoopten. Tot het zenden eener expeditie werd besloten niet zoozeer om genoemde brieven immers wij mogen ons niet met het binnenlandsche bestnnr van den vorst bemoeien maar omdat onze gezanten niet werden ontvangen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1894 | | pagina 1