Het Onrecht Gewroken
No. 115. Tweede blad. Zes en Negentigste Jaargang.
1894.
ZONDAG
23 SEPTEMBER.
CALLANTSOOG.
FEUILLETON.
ALRMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs pei
maanden voor Alkmaar f O,SOfianco door het
geheele rijk 1,
De 3 nummers O,OO. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone Advertentie»
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Telefoonnummer3
1.
Geen deel der aardrijkskunde wordt op school met
meer belangstelling gevolgddan datwaarbij de zee
weringen en de gesteldheid der kust van ons land ter
sprake komt.
Bij een dier lessen herinner ik mijdat de onder
wijzer nadat hij zijne leerlingen opmerkzaam gemaakt
had op de breedte en de geleidelijke afdaling van het
zeestrand aan een hunner vroeg
»Waarom de oevers van de Zuiderzee niet even ge
schikt voor een badplaats zouden zijn, als die der Noordzee."
Allen steken den vinger op. Een klein jongetje wil
echter blijkbaar gaarne het bewijs gevendat hij 't
alles goed begrepen heeft.
«Nu waarom dan", herhaalde de onderwijzer.
«Omdat er geen badhotel staat luidde het kinderlijke
antwoord.
De geheele klasse schoot in den lach ofschoon men
erkennen moest dat het antwoord nog zoo slecht niet
was bedacht.
Opmerkelijk is het evenwel, dat wij groote menschen
menigmaal met even naïeve antwoorden tevreden zijn
mits zij met een deftig gezicht en in eenig voornaam
college worden gezegd.
Op de vraagdie de laatste jaren telkens in de
Tweede Kamer en bij de schriftelijke behandeling der
begrooting gedaan wordtbetreffende den toestand der
zeewering te Callantsoog komt het antwoord onveran
derlijk hierop neerde zeewering wordt niet in orde
gebrachtomdat er een administratief geschil bestaat.
Dat men ter wille van administratieve geschillen, het
gevaar van doorbraak der duinenreeks zou moeten laten
voortbestaan, is, op zijn zachtst uitgedrukt, onbegrijpelijk.
En het geeft geen troost dat 't hoog opzien tegen
administratieve bezwaren in onze staathuishouding een
meer voorkomend verschijnsel is.
Laat ons hopen dat Neptunus de zeegodgeduld
oefenttotdat de regeling dezer aangelegenheid rijpelijk
zal zijn overwogen en eindelijk beslist zal zijn.
VAN
EDM LYALL.
Vertaald door Guillette.
30)
Toen de geestelijke zweeg en de gemeente opstond i
ontwaakte hij met schrik tot het bewustzijn van zijn ramp
zaligen toestand. Jervis' onbroederlijk plan werd echter
verijdeld. Zonder te letten op hetgeen hij zeide gaf Sir
John Denham een zijner officieren een wenk, sprak fluis
terend eenige woorden met hem en stelde hem aan Jos
celyn voor.
«Mijn neef, Mr. Arthur Denham, zal zich met de zorg
voor u belasten kapitein Heyworth."
Men had geen beteren cipier kunnen wenschen. Josce-
lyn bekommerde zich ditmaal minder om de blikken der
toeschouwers in de kerk en daar buiten, nu hij liep tus-
schen Dick en den neef van den Gouverneur die er op
uit scheen, zijn gevangene zoo toegeeflijk mogelijk te be
handelen.
Onder het loopen zei Joscelyn
»Ik heb steeds het gevoel, Dick dat. ik niet genoeg
gebruik maak van de laatste oogenblikken welke we mis
schien samen zijn maar al was het om mijn leven te doen,
ik kan onmogelijk praten."
»Je bent nog niet hersteld van dien slag, geen wonder,"
zei Diek. «Je moet noodzakelijk naar bed. Straks zullen
we wel eens praten als Mr. Denham het toestaat loop ik
mee naar het kasteelen als ik er iets aan doen kan
moet jij rijden."
Zeker, zeker", stemde Arthur Denham toe, die veront
waardigd was over hot leelijke voorstel van Jervis Hey
worth. «Mijn paard is ter uwer beschikking. Of neen, hier
is mijn broeder Willem, hij zal u met pleizier het zijne
afstaan."
William Denham een levenslustigezeventienjarige
knaap, was blijde toen hij op deze wijze van den dienst
bij zijn neef, den Gouverneur, verlost werd en zijn gang
kon gaan. Hij gaf niets om de politiek hij was een
vriend van de natuur en zocht liever vlinders en motten
dan krijgsgevangenen te maken. Zeer aangenaam klonk
dus het verzoek om zijn viervoeter af te staan en ter
wijl hij op de kapellenjacht toog reed Joscelyn op zijn
paard de stad door, voorbij al de bekende plekjes tot
zij het kasteel bereikten.
Tot verklaring van den tegenwoordigen toestand
kunnen wij eenige geschiedkundige herinneringen niet
overslaan. Gelijk bekend iseindigde het vaste land
van Noord-Holland voor de bedijking van de Zijpe
te Petten.
Aan de overzijde van het Zijpsche gat, begon de reeks
eilanden als voorposten tegen de aanvallen der Noord
zee gesteld. Het eerste was Callantsoog het daarop
volgende Huisduinen.
Een gedichthangende in de kerk te Callantsoog
begint aldus
Een eiland was ik eerstomcingelt door de zee
Zeer volk en neering rijkmijn schepen van de ree
Tot zes en dertig stuks alleen ten haring gingen
Wijl velen voor den wal, de versche zeevisch vingen.
De landen verlaten tengevolge van de verwoestingen
door den vloed van 1570 aangericht, werden bij octrooi
van 13 Maart 1612 opnieuw bedijkt en bewoond.
Aan de Noordzijde ontstond langzamerhand een broede
reeks duinen tegen den zeedijk aandie den landen
beschermde tegen de woede der golven.
Deze dijk heet de Voordijkbegint ongeveer 1600
Meter ten Noorden van Callantoogloopt achter de
duinen en vormt de Noordwestelijke grens van den polder.
Het ontstaan van duinen langs een kunstdijk heeft
zich meermalen aan onze kusten voorgedaan.
Ongeveer vijftig jaren nadat de Zijp bedijkt was ver
bond men op last van OldenbarneveldHuisduinen met
Callantsoog, zoodat het Noordzeewater bij vlood niet
meer kon stroomen naar de Zuiderzee.
Ook voor dien zanddijk van Oldenbarneveld zijn lang
zamerhand hoogten ontstaan immers thans is het Koe
gras door een breede duinrij gedekt.
De dijken aan de Noordzijde van den polder Callants
oog, de Helmdijk en de Schinkeldijk bleven waterkeerend
tot 1818 toen men een begin maakte met de werken
voor het Noord-Hollandsch Kanaal. Toen dus het Koe
gras droog viel, waren de Helmdijk en Schinkeldijk voor
de veiligheid van den polder Callantsoog onnoodig ge-
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Met minachting kan men u aanzien
Ook is er een blik van haat
Doch een uitdrukking is er, die dieper nog treft,
En u nooit uit de erinnering gaat.
Blake.
Het kasteel Farnham een vesting onder de regeering
van koning Stephen had een tijd lang tot woonplaats
gediend der bisschoppen van Winchesterdoch was in
het begin van den oorlog tot huisvesting van het garnizoen
ingericht. Het was een imposant gebouw met zijn oude
grijze muren zijn modernen toren aan den ingang zijn
rood steenen geveltjes en antieke poort. De met wolken
bedekte lucht doed het grootsche en sombere te meer
uitkomen. Joscelyn zonk het hart in de schoenen toen
hij tusschen de schildwachten de steenen trap opgingdie
onder een gewelf naar den hoofdingang leidde.
Sir John Denham met Sir Thomas Heyworth en Jervis
reeds vóór de anderen aanwezig, wendde zich onmiddel
lijk tot den gevangene, en zeide welwillend
Het spijt mijkapitein Heyworthdat ik als gevangen
bewaarder tegenover u ota ik hoop u de gevangenschap
zoo licht mogelijk te makenmits gij uw eerewoord
geeft, geen pogingen te doen om te vluchten."
Joscelyn bedankte en deed de gevraagde belofte.
»Ik zie gij zijt uitgeput van vermoeidheid", hernam
Sir John. «Wij zullen dadelijk aan tafel gaan later zal
ik n eenige vragen doen."
»Vergeef mij, Sir John", sprak Sir Thomas, terwijl
hij een kleur kreeg en zijn stem beefde »ik kan niet
met dien rebel aan tafel zitten. Ik moet u verzoeken
terstond de noodige vragen omtrent de verraderlijke
correspondentie tot hem te richten daarna rijd ik met
mijn zoons naar Shortell terug."
Joscelyn's knieën knikten. Het was alsof hij oen me-
laatsche was, zoo werd hij door zijn vader behandeld.
»Neeu", hernam Sir John, vandaag vertrekt gij niet 1
Ik zal kapitein Heyworth dadelijk ondervragen als gij
wilten hij kan apart dineeren. Voor morgen moogt
gij ons niet verlaten 1"
Sir Thomas nam dit voorstel aantot groote vreugde
van Dick die begreepdat hij nu wel een rustig oogon-
blikje met zijn boeder zou kunnen spreken. Joscelyn
echter dacht hier niet aan. De blijvendo vijandelijkheid
zijns vaders hinderde hem onbeschrijfelijk; ook was er iets
in die antieke zaalmet haar eikenhouten galerij dat
hem voortdurend aan Hampden House herinnerdehij
verlangde vurig naar zijn leidsman's vriendelijk, innemend
gelaat en sympathiekon omgang.
worden. Dientengevolge zijn zij op verschillende plaatsen
afgegraven en vertoonen zij wijde openingen.
Wispelturig als de zee isbreekt zij met dezelfde
voorliefde weer afwat zij te voren heeft opgebouwd
Zoowel hot gedeelte der duinen tegen den Voordijk
als het gedeelte tusschen den Voordijk en Callantsoog
brokkelt jaarlijks af.
Sedert 1843 wordt het strand van de Noordzee over
zijne geheele lengte jaarlijks gemeten waartoe het met
strandpalen is bezet op onderlingen afstand van 1000 Meter.
De meting geldt zoowel den voet van het duin als
de hoog en laag waterljjnen. De uitkomsten worden
regelmatig in daartoe bestemde registers bijgeschreven
en voor iederen straudpaal graphisch voorgesteld.
Dientengevolge kan men nagaan boe en hoeveel de
duinvoet bij Callantsoog naar de landzijde afneemt, ter
wijl de hoogwaterlijn daarmede evenwijdig meer en
meer landwaarts loopt.
Voor bet dorp Callantsoog zijn de duinen zooveel
verminderd dat zij daar bij herhaling het laatst in
1892, naar binnen zijn overgewerkt en afgevlakt, zoodat
daar eer van een zanddijk dan van een duinenrij kan
gesproken worden.
Die zanddijk wordt echter door het Rijk onderhonden
en verkeert in goeden staat. (2) Evenwel kan dit niet
gezegd worden van de duinen over eeue lengte van
1600 Meter ten noorden van Callantsoog. In de me
morie van beantwoordingStaatsbegrooting dienstjaar
1894, artikel 55, staat letterlijk
»De toestand van den duinregel over 1600 Meter
benoorden Callantsoog onderging geen noemenswaardige
veranderingzoodat het zeewerend vermogen nog te
wenschen overlaat."
Nu behoeft niemand in twijfel te verkeeren omtrent
de beteekenis dezer uitdrukking in een officiëel stuk.
Zie de Zeeweringen en Waterschappen van Noord
holland, 2e uitgave 1894, blz. 73.
(2) Zie Memorie van Antwoord Staatsbegrooting
1894, art. 55.
Een nameloos gevoel van eenzaamheid overviel hem
toen hij gehoor gevend aan een wenk van Sir John
Denham dezen over den steenen vloer volgde tot dicht
bij den open haard waar, tusschen twee koperen hond
jes een reusachtig houtvuur brandde. Boven den schoor
steen stonden de woorden
»A Dien Foi anx amis foyer."
Sir Thomas en de Gouverneur zett'en zich elk in een
hoogen eikenhouten leunstoel aan weerszijden van het vuur,
naast hen stond Jervis op den achtergrond bij de ga
lerij bevonden zich Arthur Denham en Dick.
Joscelyn stond tegenover hen alleen.
»Wel, kapitein Heyworth", begon de Gouverneur, de
portefeuille door Jervis buit gemaaktter hand nemend,
»deze brief, in cijferschrift, aan Sir William Waller ge
richt is bij u gevonden. Gij zijt gisteren met uw man
schappen van Westminster gekomen van wien hebt gij
deze missive ontvangen
«Van Mr. Pym", luidde het antwoord.
Bij den gehaten naam van Pym kwam er een wolk
op ieders gelaat. Sir Thomas vloekteDenham's toon
klonk minder vriendelijk.
«Koning Pym!" riep hij met een blik naar Jervis,
die, met nauwelijks verholen triumfJoscelyn in het
ontroerde gelaat staarde.
»Was er nog iemand tegenwoordig?"
»Mr. John Hampden."
«Anders niemand
«Niemand."
«Hoeft inen u met don inhoud dezes bekend gemaakt?"
«Neen."
«Kent gij den sleutel tot dit schrift?"
Joscelyn antwoordde niet.
«Ik herhaal heeft men u het geheim van deze cijfers
toevertrouwd
Joscelyn bleef zwijgen. Zijn oogen waren op den steenen
vloer gevestigd zijn gelaat stond strak en ernstig.
«Uw zwijgen is zoo goed als toestemmen", hernam Sir
John, ontstemd door dit hardnekkig zwijgen. «Ik begrijp
nu, dat gij den brief lezen kunt."
«Dat kan ik nietmijnheer!" sprak Joscelyn met na
druk zijn ondervrager flink in het golaat ziende.
«Toch is de sleutel u bekend
»Ja."
«En den biief kunt gij niet lezen?"
«Noen want dit zou strijdig zijn met mijn eer en
geweten."
«Eer...!" viel Sir Thomas hierop in. «Groote Goden,
hoe durft iemand als jij van oer spreken
Wordt vervolgd.