Verkoop gebouw c.a. der Hoogere Krijgsschool. gebracht en daarvan neemt hij volgaarne de verantwoor delijkheid op zich. Ten eerste is verweten, dat het vorig kabinet de Kroon niet objectief heeft voorgelicht in het rapport. Die meening is onjuist. Het rapport bevat het antwoord op de vraag, wat de staatkundige toestand van het oogenblik was. Daarin kon geen plaats zijn voor een uiteenzetting van een afzonderlijk onderdeel der con- stitntioneele bezwaren. Met prof. Buys meent hij overigens, dat het vraagstuk der kiesrechthervorming te groot is om te verdrinken in allerlei kleine juristerijen. Maar reeds vroeger had net kabinet uitvoerig gerapporteerd over de grondwetsbezwaren aan H.M. de Koningin-Regen tes. Wat betreft de kwestie tusschen ontraden en niet aanraden en de taalkundige beteekenis daarvan, een wer kelijk vriend zou zeker vertrouwen stellen in den raad hem gegeven. Maar hij heeft niet alleen niet aangeraden, doch tevens de gronden daarvoor uiteengezet, n.l. dat niet alle geschikte personen volgens het amend, het kiesrecht zouden verkrijgen. Hij heeft nooit het amend. De Meijier onaannemelijk genoemd, evenmin als eenig ander amendement, maar aangetoond, waarom het niet moest worden aangenomen. De vorige regeeriug heeft, beweert men, den naam der Koningin in den partijstrijd gemengd. Onbillijker bezwaar werd zelden vernomen. De vorige regeering heeft heeft juist alles trachten te voorkomen wat daartoe aan leiding kon geven, b.v. absoluut geweigerd de openbaar making der stukken tijdens de verkiezingen. Sommige kiesvereenigingen hebben de Koningin een ovatie gebracht, maar die konden de Koningin onmogelijk in den strijd mengen. De Koningin is niet meer in den strijd betrok ken dan eenig hoofd van den Staat in elke politieke daad. Persoonlijk heeft hij de openbaarmaking met genoegen gezien en hij zou niet opzien tegen meerdere openbaar making daar zijne handelingen daardoor slechts te meer gerechtvaardigd zouden zijn maar toch verwondert hem de bekendmaking van het Geheim Rapport van 14 Maart, met bet oog op den inhoud vooral van de laatste zin snede waarin gewezen werd op de mogelijkheid van on lusten. Al te bont is het die zinsnede gelijk te stellen met eene opwekking tot beweging. De Kroon heeft zich geplaatst boven de partijen tijdens den verkiezingsstrijd is er geen woord tegen de Kroon geuit en na afloop van den verkiezingsstrijd is alleen de Kroon nog de steun gebleven van alle partijen. Of ditzelfde het geval zou geweest zijn als het advies der vorige regeering niet ware gevolgdwaagt hij te betwijfelen. Wat nu betreft de bewering van ongrondwettigheid der vooraf beraamde ontbinding, dit is een persoonlijke opvatting der heeren Lohman en van Karnebeek, want alle professoren te Leiden, met prof. Buys aan 't hoofd, zijn een andere opvatting toegedaan. In zulk gezelschap kan het geen smaad voor hem heeten zich te bevinden. In het afgeloopen voorjaar heeft de wetgever getracht mede te werken om de kiesbevoegdheid aan een deel der natie in overeenstemming te brengen met de bepalingen der grondwet. Overigens gelooft hij, dat de heer Lohman wel wat laag neerziet op de beslissing der kiezers, en dit zeker niet zou gedaan hebben als de beslissing meer in zijn voordeel ware geweest (Gelach). Ook heeft men een grief gemaakt, dat de Raad van State niet is ge hoord. Hij verzekert, dat het advies betreffende het kies- rechtontwerp, uitgebracht door den Raad van State, met groote zorg door de regeering werd overwogen en aanlei ding gaf tot een omstandig rapport aan de Kroon. Poli tieke leiding aan den Raad van State te verleenen, gaat niet aan. Verder betoogt hij dat de Kroon volkomen vrij is geweest om over de ontbinding te beslissen. Br is geen eisch gesteld aan de Koningin en evenmin onder ling. Er zijn scherpe voorwaarden gesteld voor de samen werking van de leden van het vorig kabinet, maar niemand gevaar zag en door hun schoten te beantwoorden hen spoedig uiteenjoeg. »Maar nu heb ik nog niet verteld dat toen ik op zekeren dag met Joscelyn bij de wallen stondde gou verneur mij door zijn verrekijker den koning heeft laten zien. Zijne Majesteit was te ver af om zijn gezicht goed te kunnen onderscheiden wel zag ik zijne gestalte te paard aan het hoofd van eene afdeeling ruiters. Had ia u toen eens bij mij gehad Ja, wel is het gelukkig dat ik zooveel van u hond, ik zou anders veel meer verbitterd zijn op hen die zooals Joscelyn het noemt, de andere zjjdevan het schild zien. Ook is het niet kwaad dat wij gedurende het beleg een royalist als Mr. Denham in huis hebben. Hij en mijn man zijn ondanks alle verschil van politieke meening groote vrienden en dat wij, nit beleefdheid voor een gevangene, een wacht voor onze lippen moeten zetten ten einde hem niet te kwetsen, is eene uitstekende leerschool. Ik ben ook overtuigd dat hij een even goed karakter heeft als mijn man hun opinie komt, behalve in de politiek, altijd overeen zjjn eerbied voor de vrouw, zijn streven om te handelen overeenkomstig den wil van God, zijn even sterk sprekende karaktertrekken. Hij zegt dat hij met niemand anders trouwen zal dan met Rosamond Heyworth, Josce- lyn's zusje; zij heeft, jong als ze is, zijn hart gewonnen door haar onbaatzuchtig complot om mijn beste man te redden, verleden najaar, te Farnham. Sir William Wal ler heeft hem uit vriendelijkheid bij ons gebracht, en wij hebben alle reden, ingenomen te zijn met onzen gast. >Er was van ochtend geen kerk men had den predi kant gewaarschuwd dat de vijand eene batterij maakte aan de oostpoort en het gevaarlijk was de godsdienst oefening te laten doorgaan. Na een kort gebed ging de gemeente dns weer uiteen. »Faith en ik waren blijde toen wij in de open lucht waren, want woensdag is er in de St. Nicolaaskei k ouder de preek, een bom gevallen, en, al is ook toen alles goed afgeloopen, de schrik zit er in. Intusschen werd er dien geheelen zondag aanhoudend geschoten, een der burgers vond een pijl waaraan een papier hing met de woorden »Uw God, Waller, heeft n verlaten, en zit in den Tower van Londen. Essex is verslagen geeft n intijds over aan de genade van den koning, want als wij met geweld binnendringen, zal uw straf vreeselijk zijn". Een andere bedreiging is dat zij het bestuur van de stad aan de uithangborden der herbergen zullen ophangen. Joscelyn lacht om deze bedreigingen, maar ik bid God dugelyks om uitredding. Ons kruit begint bovendien op te raken, dus tenzij er spoedig hulp verschijnt, zijn wij verloren. heeft daarbij ooit gedacht aan eischen, maar alleen aan eigen eerlijke overtuiging. De voorstelling, dat de ontbinding een wijziging in de Grondwet bedoelde, zonder inachtneming van de regelen voor de herziening der Grondwet voorgeschrevenkan niet ernstig zijn. De kiezers hebben overigens geweten welke hervorming van het kiesrecht hun werd voorgesteld. Hier te lande is jaren lang een stilstand waar te nemen geweest in noodzakelijke hervoimingen betreffende arm wezen, defensie, gemeentelijk financiewezen. Alle pogingen zijn afgestuit op het gemis van zedelijke kracht der Ver tegenwoordiging, gebaseerd op een beperkt kiesrecht. Die zedelijke kracht te heroveren was het doel der voorge stelde kiesrechthervorming. Ieder is thanB voorstander van kiesrechtuitbreiding. De goede toon verbiedt, er tegen te zijn maar zijn alle voorstanders van kiesrechtuitbrei- ding onder één hoed te vangen, zoo moet een Regeering toch verzekerd zijn van een regeling die een meerderheid kan vinden. Nu zal het van de keuze der Regeering afhangen, of de nieuwe kieswet het begin zal worden van een nieuw krachtig leven of een voortzetten van het ziekte-proces. De vraag is u wanneer de regeering met haar voorstel zal komen en hoever het zich zal uitstrekken? Hij zal afwachten maar hij hoopt dat eenmaal het ijdstip moge aanbreken, dat de vertegenwoordiging als de ware uiting van de natie de kracht en den moed zal hebben dringend noodige hervormingen tot stand te brengen. De heer P ij n a p p e 1 protesteerde tegen het betoog van den heer Gerritsen, die voorbij zag, dat dit ministerie wel eensgezind was ten aanzien van hot kiesrechtvraag- stuk Hij betwist, dat de Kamer in afwachting van de kiesrechtregeling werkeloos zou moeten blijven. Vervol gens zet hij hot begrip homogeniteit" breedvoerig uiteen. De heer de Beaufort zal de bespreking over de ontbinding niet voortzetten maar moet er toch op wij zen dat de heer Tak twee onduidelijkheden niet heeft opgelost. In de eerste plaats waarom minister Tak zich op 9 Maart niet duidelijker uitsprak over het amendement de Meijier, wetende, dat één woord van hem voldoende was om dat amendement te wijzigen of intetrekkeu en ten tweede doet hij het voorkomen alsof zijn kiesrechtstelsel alle hervormingen toeliet. Maar welk stelsel was dat dan Ook hij deelde volstrekt het gevoelen van den heer Ger ritsen niet. (Wordt vervolgd.) Wik- cn Weegluonen te Alkmaar. Een wetsontwerp is ingediend om ten behoeve van de gemeente Alkmaar toe te staan de heffing van 1 Jan. 1895 tot 31 Dec. 1896 van wik- en weegloonen tot ten hoogste f 0,60 per 100 K.G. Wel bestaat er alle reden om aan te nemen, dat ook dit bedrag hooger is dan art. 254 gemeentewet toelaat, maar er schijnt geen reden te zijn om aan die gemeente te onthouden wat aan Hoorn, Purmerend en Edam is vergund. Wel op de middelen. In zijne memorie van antwoord op het voorloopig verslag zegt de minister van financiën, dat niet is gebleken, dat de invoer van saccharine is toegenomen integen deel is de ten invoer aangegeven hoeveelheid verminderd en was het grootste gedeelte daarvan nog bestemd voor België. De meening van sommige leden, dat importeurs minder belasting zonden betalen voor v 1 e e s c h dan de inge zetenen, is meermalen reeds aangetoond onjuist te zijn. Voor het verleenen van eenige tarra op den accijns be staat daarom, naar het oordeel van den Minister, geen grond. Ten aanzien van de afschaffing der tollen wordt verwezen naar de memorie van antwoord betref fende hoofdstuk VII b, met toevoeging dat, als afschaffing Maandag, 4 Septomber. »Onze hoop begint te herleven; de cavalerie der roya listen is afgetrokken, wie weet of het beleg niet wordt op gebroken God bescherme het leger dat tot hulp nadert, en geve dat het niet in handen van prins Ruprocht valle! Joscelyn kwam zooeven met goede tijdinger branden seinvuren op den Waynloadheuvelzonder twijfel hebben onze spionnen ze aangestoken, gelijk de afspraak was als er hulp opdaagde. 6 September. »De hulptroepen zijn gekomen, lieve Mrs. Ursula, en wij zijn gered Ik heb bijna geen tijd tot schrijven, want de koerier moet vau avond met de brieven weg Joscelyn voegt hier een woordje bij aan grootvader. Gis teren was er biddag ieder die even kon, ijlde naar de kerk om God's hulp af te smeeken. Want al hoopten wij, zekerheid bezaten wij niet, wij vreesden eene ontmoeting tusschen het koninklijke leger en de naderende Parle- mentstroepen. Faith en ik gingen volgens gewoonte naar de wallen, om Jos zijn middagmaal te brengen. Hij be groette ons met een vroolijk gezicht, zoodat wij niets behoefden te vragen, en liet mij door een kijkgat zien wat er gebeurd was. O, dat was zoo'n aardig gezicht De royalisten, paarden- en voetvolk, alles blies den aftocht, t was als een volksverhuizing »Dien avond kwam Joscelyn met de goede tijding, dat Lord Essex prins Rnprecht bi) Stow had verslagen en tot onze bescherming naderde. Welk een gejuich ging er toen op, en hoe innig dankbaar waren wij God De wind was opgestoken en 's avonds begon het te stortregenen in jaren hebben wij zulk weer niet gehad. »Joscelyn zeide dat de koning met dat weer toch niet had kunnen blijven de grond moest letterlijk een moeras worden. Beide legers hebben ontzettend geleden, vooral door de erge koude, het geleek eer winter dan September. »Wij zijn circa een maand en drie dagen belegerd geweest, de langste, doch niet de minst gelukkige van mijn leven Slechts vijftig der onzen zijn gesneuveld; het was echter hoog tijd dat er redding kwam, we hadden slechts drie vaatjes kruit over. Zoodra wij de reis durven ondernemen, zal mijn man ons naar huis breugen, naar Katteiham; Faith bljjft, op aandringen van Christopher, bij ons, tot er een rustiger tijd aanbreekt. Hij is bijna van zjjn wond hersteld. »En nu vaarwel, lieve Mrs. Ursula. Ik schrijf zoo haastig, ik vrees dat gij moeite znlt hebben het laatste te lezen, maar de man moet weg. Vaarwel. Uw hartelijk liefhebbende Clemency Heyworth." Wordt vervolgd. der tollen, door den Staat geheven, gepaard moet gaan met die der tollen van andere openbare lichamen en van particulieren, de toestand der geldmiddelen waarschijnlijk een langdurig uitstel van den maatregel noodzakelijk zou maken. Verlaging van het sluisgeld der turfschepen aan de Staphorstersluis zou de afschaffing der tollen niet bevorderen. Ingevolge de wettelijke uitspraak in het geding tus schen de Königliche Eisenbahn Direction en de Maatsch. tot Expl. van Staatsspoorwegen betreffende den spoorweg ZevenaarKleef is door de Expl. Maatsch. f 839.465.31 in 's Rijks schatkist gestort. De bijdrage van de gemeente Gouda in de kosten van uitbreiding der Rijks Hoogore Burgerschool aldaar, berust op eene overeenkomst met die gemeente, van welker onbillijkheid de regeering niet is overtuigd. Wieuwe geweren. Het wetsontwerp tot aanvulling der oorlogsbegrooting voor 1895 heeft bij het sectieonderzoek aanleiding ge geven tot breedvoerige gedachtenwisseling. Verscheidene leden meendendat deze zaak zoo be langrijk was, dat ze geheel onafhankelijk van de begroo ting had moeten worden behandeld wat andere leden ontkenden. Vele leden verklaarden niets meer voor doode weermiddelen te willen toestaan, zoolang niet de levende strijdkrachten geregeld waren. Eerst diende er een vol doend aantal geoefende manschappen te zijn en het ge halte- van het leger door de invoering van persoonlijke dienstplicht te zijn verbeterd, alvorens zich groote offers te getroosten voor de aanschaffing van nieuwe geweren. Vele anderen achtten echter uitstel van invoering van 't nieuwe geweer ongewenscht. Het ging niet aan, onze soldaten met een veel minder deugdelijk geweer tegenover den vijand te stellen. Voor kleine legers komt het juist aan op eene goede bewapening. Het hoofdbezwaar van verscheidene leden was gelegen in 't groote goldelijke offer van 9£ millioen. Enkele leden meenden dat men op andere uitgaven zooveel moest bezuinigen als voor het aanschaffen der nieuwe geweren noodig is en dat b.v. aan de voltooiing der stelling van Amsterdam minder snel moest worden voort- gewerkt. Vele anderen achtten de uitgaaf, indien ze strikt noodig is en over verschillende jaren wordt ver deeld, niet boven de draagkracht der natie te gaan al ging men aan de stelling van Amsterdai^ voort op den voet als thans geschiedt, dan zou zij op zijn vroegst nog in geen 20 of 25 jaar gereed zijn. Verscheidene leden vroegen of ook het indisch leger van 't nieuwe geweer zou worden voorzien. Aangedrongen werd op het zoeken van een middel om de geweren binnenslands te doen vervaardigen zoowel om onafhankelijk te zijn van het buitenland als om de uitgave aan nederlandsche werklieden ten goede te doen komen. Uit het regeeringsantwoord betreffende de overeenkomst tot genoemden verkoop blijkt, dat de aankoop door de Koningin-Regeutes gewenscht wordt met de bedoeling een gebouw te stichten voor de bewaring van het huis archief. Deze bestemming doet alle vrees vervallen zegt de minister dat de eigendom later zou kannen overgaau in handen van particulierenzij verzet zich echter tevens tegen de verwezenlijking van het. denkbeeld om grond en gebouw, Rijks eigendom blijvende, aan het Paleis toe te voegen. Geschiedde dit, dan zou ten koste van H. M. de Koningin gebouwd moeten worden op Rijksgrond. De mogelijkheid van verplaatsing der Hoogere Krijgs school naar Breda is door de vorige regeering nauwgezet onderzocht, doch daartegen bleken verschillende bezwaren te bestaan, op grond waarvan van die verplaatsing werd afgezien. Hoofdstuk Financiën 1895. De minister geeft in zijn antwoord op het afdeelings- verslag in de eerste plaats uitvoerige inlichtingen omtrent de vraaghoe het dep. van oorlog de beschikking heeft gekregen over de door dat departement in de laatste jaren buiten de b e g r oo t i n g o m uitgege ven gel d en; het dep van financiën bemoeit zich wat de begrooting van oorlog betreft alleen met het beschikbaar stellen ten kantore der betaalmeesters van sommen gelds voor het doen der aan latere verevening onderworpen uitga ven. Sedert 1886 heeft de regeeringomdat zij den be hoorlijken loop van den dienst niet kan stremmen, kre dieten moeton openen ook aan Oorlog, welke nog niet op een afgekondigde begrooting steunden zg. »speciale kredieten", welke ter beschikking werden gesteld van hoofdadministratie of Raden van Administratie op qui- tantiëndie later worden verwisseld tegen gewone be talingsstukken. Iu 1892 verkreeg het departement van financiën voor 't eerst eenige mededeeling omtrent extra uitgaven voor kleeding, die reeds was geleverd en waar van de quitantiën dus moesten worden betaald. De toenmalige minister van financiën wees toen het dep. van oorlog op de noodzakelijkheid van voortaan dergelijke speciale kredieten te vermijden en z lodra moge lijk aanvulling van de begrooting aan te vragen. Later volgde nog een tweede speciale kredietaanvraagmaar de door financiën bij herhaling verlangde inlichtingen kwamen niet vóór Juli 1893. Van hot depart, van finan ciën werd toen door Oorlog een voorstel gevraagd omtrent eene regeliDg voor de toekomst. Toen de vorige regeering aftradwas de kwestie nog in gang. Inmiddels moest einde 1893 nog een speciaal krediet tot een aanzienlijk bedrag worden toegestaan, doch, terwijl de beide kredieten van 1892 bijna 5 ton hooger waren dau voor 1891, was het laatste krediet bijna 3 ton lager dan ten vorigen jare. Weldra kan worden verwacht een wetsontwerp tot her ziening der belastbare opbrengst der ge bouwde eigendommen krachtens de wet van 1870, maar daar deze niet kan afgeloopen zijn vóór 1 Jan. 1896, zal eene overgangsbepaling noodig wezen. Vermogensbelasting. De minister geeft niet toe dat te groote gestrengheid in acht genomen wordt bij de toepassing der wetvoeleer is het tegendeel waar. Aftrek voor uitkeering is alleen toegelaten, wanneer de verschuldigdheid in rechten kan worden bewezen. Een voorstel zal worden gedaan tot verhooging van het recht van overgang bij overlijden ten laste van vreemdelingen, die voor hun grondbezit hier te lande geen vermogens belasting betaleu.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1894 | | pagina 2