1804. ZONDAG 10 DECEMBER. De landbouw en het goud. Buitenland. Nederland. No. 150. Tweede biad. Zes en ïMegentigste Jaargang. ALKIAARSCHE COURAA f. Deze Conrant wordt Dludag., Hoiderdag- en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,8©franco door het geheele rjjk 1, De 3 nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. Pr||a der gewone Ad ver ten tl ën: Per regel j O,IA. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer: 3. i. Naar het ons toeschijntzijn van geen staathuishoud kundig vraagstuk de oplossingen zoo weinig bevredigend, als diewelke de muntquaestie betreffen. Mannen wier veelomvattende geleerdheid door ieder erkend wordt komen op geen gebied tot zulke verschillende resultaten, en zijn het zoo weinig onderling eensals b.v. bij de bespreking der vraag, of een land goud dan wel zilver, of wel beide metalen, als muntstandaard moet aannemen. Dergelijk verschil van meeningen is ook onlangs (18 Juni 1894) gebleken bij de meeting, uitgeschreven door de Hollandsche maatschappij van landbouw. Het bestuur dezer Maatschappij redoneert aldus Door de waardevermindering van al onze producten verkeert de landbouwnijverheid in een treurigen bijüa onmogelijken staat. Sedert ongeveer 20 jaren, zien wij dien toestand lang zaam, doch regelmatig verergeren. Die gestadige teruggang staat in zeer nauw verband met ons muntwezen. Aan het zilver is het karakter van muntstandaard ontnomen en de vrije muntslag van dat metaal opge heven. Het gevolg van den kwijnenden landbouw en de voort durende prijsdaling van alle voortbrengselen, is zichtbare verarming van alle daarmede in verband staande be drijven, steeds verlies gevende handel, moedeloosheid om zaken of ondernemingen op touw te zetten gebrek aan werk bij toenemende bevolking en eindelijk bitterheid en ontevredenheid in elke richting. Sedert het goud alleen als muntstandaard werd erkend, nam de koopkracht van dat metaal toe, in dezelfde even redigheid als al onze voortbrengselen in prijs zijn ge daald. Met andere woordenindien wij thans een gulden wil len verkrijgen zoo zijn wij verplichtop dit oogenblik veel meerja soms het dubbele van de vruchten van onzen arbeid te geven als vroeger. »Dien toestand zijn wij moede" zegt het bestuur en vandaar verzocht het de voorlichting van deskundigen op het gebied van muntvraagstukken. De voornaamste sprekers van de meeting te 's-Graven- hage waren: Jhr. mr, W. F. Rochussenlid van den Raad van State de oud-minister mr. N. G. Pierson en de President der Nederlandsche Bank mr. N. P. v.^d. Berg. Allereerst de heer Rochussen, die bovengenoemde rede neering steunde. De landbouwer moet zijn product te gelde maken, bij een steeds dalende markt; hij is soms gedwongen dit spoedig te doen, om middelen te vinden lot voldoening van de lasten op zijn bedrijf rustend. Hij heeft schulden te betalen, tot onverminderd bedrag in geld. Vroeger kou hij betalen, laat ons stellen met 100 H.L. tarwe, nu moet hij er 120, 130, 150 H.L. en meer voor geven. De belastingen van den staat drukken zwaarder even eens de pacht. De pacht blijft onverminderd en kost hem telken jare eene vermeerdorende hoeveelheid producten. In een woord, het kapitaal, in 't landbouwbedrijf belegd, wordt opgezo gen door het goud. Het hierop volgende belangrijke betoog van den heer van den Berg doet minder ter zakeomdat het meer betrekking heeft op Nederlandsch- en Britsch-Indische toestanden. Opmerkelijk blijft evenwel, dat, toen de in 1872 inge stelde staatscommissie voor Ned. Indie adviseerde om den zilveren standaard te behouden, juist mr. v. d. Berg krachtig pleitte tot 1876 toe, om toch vooral goud als waardemeter aan te nemen voor onze koloniën. Niettegenstaande de voordeeion, die de standaard van goud en zilver heet met zich te brengen ging men in Britsch-Indie 26 Juni 1893 er toe over, om de munt voor aanmaak van zilveren standpenningen te sluiten. In Japan denkt men er over, om dit voorbeeld te volgen en eveneens in Perzie. Ook sommige Zuid-Amerikaansche republieken verlaten thans het zilver, evenals na 1871 de meeste Europeesche Staten Volgens mr. r. d. Berg, is echter het vooroordeel tegen het zilver, een oorzaak van stoornis in het wereldverkeer tengevolge waarvan onze samenleving uit zijn voegen gerukt wordt. Ongelukkigerwijze mag men wel zeggen, kwam na deze toelichtingenwaarvan de eerste zeker geheel in den geest van het hoofdbestuur der Holl. Maatschappij van landbouw was, de heer Pierson aan het woord. Mr. Pierson verklaarde, wel is waar in parlementaire vormen, maar toch zeer positief, dat hij niet aan de waardevermeerdering van het goud geloofde. Tot beves tiging van die meening haalde hij tal van autoriteiten aan, o.a. den duitschen statisticus prof. Soetbeer en wijlen de beeren dr. A. Vrolik en mr. W. C. Mees. Heelt mr. Pierson gelijk dan falen de redeneeringen der voorgaande sprekers, dit is duidelijk. De eigenlijke oorzaak van den kwijuenden laudbouw ligt dan ook volgens hem elders namelijk in de verbe terde communicatiemiddelen. Bovendien ontkende hij het bestaan eeuer algemeene depressie, gedurende de laatste 20 jaren. In de laatste 20 jaren is het gegaanzooals altijd regen en zonneschijn hebben elkander afgewisseld. In een uitvoerig betoog licht hij dit alles met cijfers toe. Wanneer men het steuographisch verslag van de 's-Gravenhaagsche meeting gelezen heeft, dan is de eerste gewaarwording dat men wel belangrijke zaken en be schouwingen vernomen heeftmaar dat men daarmede niet veel verder komt. Men slaat dan ook nieuwsgierig het naschrift op. Uit het naschrift, toegevoegd aan het vermelde verslag, waarin eenige indrukken van het gevoerde debat worden weergegeven blijktdat het hoofdbestuur van meening niet veranderd is, zelfs niet, na de onpartijdige beschou wingen van den heer Pierson. Het hoofdbestuur houdt volde zilverquaestie is de oorzaak van ons leed dientengevolge worden wij over stelpt door producten uit landen waar alleen zilver of gedeprecieerd papier als muntstandaard gelden wij goud landen verleenen in den vollen zin des woordswaan zinnige protectie aan die vreemde staten. Oppervlakkig zou men denken, dat het hoofdbestuur van de Hollandsche maatschappij van meening moet zijn het heil voor den Ned. boerenstand ligt in het aannemen van den zilveren standaard en in de depreciatie of waardevermindering van onze bank- en muntbiljetten. Immers de landen die minder waardig papierengeld hebben, overstelpen, ons goudlanden, met hunne producten. Indien wij nu ook minder waardig papierengeld als ruilmiddel konden verkrijgen dan konden wij meedoen aan het overstelpen van goudlanden, en onze boerenstand zou gered zijn. Ware dit nu de redeneering van het hoofdbestuur van de H. M. v. L., dan kon men die voor kennisgeving aannemen of welmen kon zich bepalen tot het uiten van eenige verwondering of bewondering, dat een land- bouwcollege zoo goed op de hoogte is van oeconomische vraagstukken, vooral op dit gebied. Doch naar het ons wil voorkomen is de bedoeling van de bimettallistische meeting en van het naschrift eene geheel andere, dan men aanvankeljjk opmerkt. De hartewensch, die ten grondslag ligt aan de verde- diging van het bimetallisme is dezemen begeert pro tectie men begeert verhooging van invoerrechten be schermende rechten voor landbouwartikelen. Geljjk de heer Pierson in de Gids zegt(') >de pro paganda voor het bimetallisme brengt ons niet het bimetallisme zelfmaar eene herleving van verouderde oeconomische begrippen." »Men geve toch vooral geen voet aan do meening", aldus eindigt hij voormeld artikel»als zou Nederland door in 1875 den gouden standaard te aanvaarden, nadeel hebben toegebracht aan vele zijner ingezetenen, want dat ware al zeer bedenkelijk. Alphonse Allard heeft in de maand Juli van dit jaar op een congres te Antwerpen gezegd Zoolang men het bimetallisme niet invoert, hebben wij beschermende rechten noodig. Er is niet veel wel sprekendheid noodig in onze dagen om bet zoo vor te brengen, dat hetzelfde ons even luid wordt aangekondigd in Noord-Nederland." Aflevering September 1894 »Goudschaarschte." ITALIË. De minister van financiën hield den 10 in de Kamer zijne millioenenrede tot toelichting van de begrooting. H ij zeide dat de verhooging van lasten voorkomen zou worden door bezuinigingen en door de hulpbronnen welke het loopende dienstjaar aanbiedt. Om evenwicht op de begrooting te brengen was eene som van 72.740.000 lire noodig. Daartoe zullen de gewone uitgaven vermin derd worden met 24,600,000 lire en die voor de spoor wegen met 16,500,000 op de administratie zal 11,600,000 bezuinigd worden en op oorlog en marine 20,000,000, maar nog verder te gaan is onmogelijk. Voorts zal 25,500,000 lire bezuinigd worden op open bare werken 5,000,000 op justitie en 6,000,000 op an dere departementen. Bovendien moeten 27,000,000 lire gevonden worden door verhooging van de ontvangsten te verkrijgen door wijziging van de drankbelasting, door een reeht van 3 lire op ruwe katoen en van 5 lire op geraffineerde suiker, van 4 lire op palmolie en zijde cocons en door verhooging van het graanrecht met 50 centimes. Het evenwicht op de begrooting van 1895/96 is dus verzekerd zonder vermeerdering van de binnen- of bui- tenlandsche schuld en er bestaat geen vrees dat er voor de eerstvolgende vijf jaar nieuwe belastingen in het verschiet zijn. Een ontwerp om de Tiber-leening te verwisselen in een 4 lj2pets., fonds en een ontwerp tot maatregelen ten behoeve van den gezondheidstoestand van Napels werd door hem aan gekondigd. Hij diende een wetsontwerp in voor de en quête naar de emissiebanken wier cijfer boven het ge stort of effectief kapitaal 272 miljoen bedraagt. Om een einde te maken aan dezen ernstigen toestand, moet men de likwidatie der onroerende goederen bevorderen. De regeering zal een overeenkomst met de italiaansche Bank voorstellen en een wetsontwerp op de drie andere kre dietinstellingen daarin zal voorgesteld worden, den ter mijn voor de likwidatie der onroerende goederen op vijf tien jaar te brengen en de termijnen voor de vermindering der registratie-rechten bij de overdracht van schuldvor deringen waarvoor onroerende goederen tot onderpand strekken te verlengen. De rente van de bij de statuten bepaalde voorschotten der kredietinstellingen wordt van 1.33 op 1.50 pet. gebracht. De italiaansche Bank neemt voor hare rekening alle gevolgen van de likwidatie der Banca Romana en de dienst der provinciale kassen wordt toevertrouwd aan de italiaansche Bank. Deze zal daar voor als waarborg moeten storten 50 miljoen in itali aansche rento welke som in 6 jaar op 90 miljoen wordt gebrachthet maximum van de bij de statuten bepaalde voorschotten zal zij moeten brengen van 90 op 100 mil joen. Aan de aandeelhouders zal de italiaansche Bank eene winst van ten hoogste 40 lire per aandeei mogen uitkeeren. Vervolgens wees hij er op, dat de economische toe stand des lands in den loop van het jaar aanzienlijk verbeterd is de achteruitgaande beweging is tot staan gekomen de specie-reserve van de emissie-banken ver meerderde met 28 miljoen en het papieren geld vermin- dorde met 95 miljoen. Aan het slot zijner rede wees hij er met nadruk op, dat aldus een werkelijk evenwicht op de begrooting was verkregen en een eindo was gekomen aan de uitgifte van schuldbrieven. Den 11 kwam de kwestie-Giolitti ter sprake. Daar Giolitti zijn voornemen had te kennen gegeven de in zijn bezit zijnde stukken openbaar te maken, verklaarde Colajoni zijne interpellatie over deze zaak in te trekken. Giolitti zeide dat hij de stukken aan den voorzitter wilde ter hand stellen. Toen deze weigerde ze aan te nomen verklaarde Giolitti de zaak aan het oordeel der Kamer over te laten. Na verwerping van verschillende motiën deden Cava- lotti en Coppino het voorstel eene commissie te benoemen van vijf afgevaardigden om de stokken van Giolitti te onderzoeken in het belang van de eer der Kamer en er verslag over uit te brengen na de belanghebbenden ge hoord te hebben. Dit voorstel werd bij zitten en opstaan mot groote meerderheid aangenomen. Vervolgens werd dadelijk overgegaan tot het benoemen der commissie, die de stukken nog des avonds zou on- derzoeken. Tweede Kamer. Opsterland en WeststelUngwerf. De regeering heeft naar aanleiding van de moeielijk- heden, ondervonden met betrekking tot de regeling en het bestuur van de huishouding dezer gemeenten, een wetsontwerp ingediend tot spoedige toepassing van het i ofi VdD art' ^6r 8ron(lwet, aangezien de artikelen 126 en 127 der gemeentewet hier moeielgk toepassing kunnen vinden. Dit ontwerp is voor het oogenblik be perkt tot eene regeling voor het dienstjaar 1894. Het bevat de volgende bepalingen. In artikel 1 wordt de bevoegdheid van den Raad tot vaststelling der begrooting overgebracht bij den burge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1894 | | pagina 5