Stadsberichten. Mr. A. KEKDIJK. De Conrad, die van Lombok terugkeerende troepen aan boord heeft, en te IJmulden den 19 verwacht werd te tien aren des voormiddags, zal feestelijk inge haald worden. De burgemeester van Weerseloo, de heer A. C. N. J. van Heyden, is den 17 des nachts aangehouden en naar Almeloo gebracht, als verdacht van valschheid in geschrifte. Bergen. Op 1 Januari 1895 was het zielental dezer gemeente 1470 tegen 1475 op 1 Januari 1894. Uit de gemeente vertrokken 128 personen en overleden 14. Er vestigden zich 108; terwijl het aantal geboorten 29 bedroeg. 11 Huwelijken werden gesloten. Haarlem. In 1894 zijn geb. 1829, en gehuwd 445. De bevolking, welke op 31 Dec. 1864 29114 bedroeg, was op 31 Dec 1894 geklommen tot 59052. Schagen. De vereeniging tot ondersteuning bij ziekte alhier heeft een met redenen omkleed afwijzend antwoord van den minister van justitie ontvangen op hare aanvrage om rechtspersoonlijkheid Zij voldoet niet aan de wet van 22 April 1855 (Staatsblad No. 32). Den 18 werd in het lokaal Cérès de gewone jaarver gadering der gymnastiek- en schermvereeniging Lycurgus gehouden. Tot voorzitter der vereeniging werd gskozen de heer J. Koster, in de plaats van den heer D. Rog geveen die als zoodanig had bedankt. Laatstgenoemde werd benoemd tot eerelid der vereeniging. Tot afge vaardigde naar de bondsvergadering werd gekozen de heer J. Roggeveen. Correspondentie. Het verslag van de ver gadering van den omnibusdienst »de drie Egmonden" geven wij in een volgend nummer. PfDonderdag, den 17, 's avonds, trad als spreker voor de afdeeling van den Ulederlandschen Protestan tenbond alhier op onze voormalige stadgenoot, de heer da. UI. van Bleeff, predikant te Leiden. Er zijn somszeide hijin den tijd waarin men leeft, van die eigenaardige verschijnselen op godsdienstig gebieddie men niet onopgemerkt voorbij mag laten gaan. Tot dezulke behoort in onze dagen het Leger dos Heils. Tweeërlei oordeel gaat daarover; de een prijst het hemel hoog, de andero bespot en verguist het. Dat laatste is echter geheel onverdiend. Al moge men ook de eigen aardige wijze van godsdienstoefening houden afkeuren als te luidruchtig het werk van het Heilsleger kan niet anders dan bewondering en eerbied wekken. De heil soldaten toch, zoo mannelijke als vrouwelijke, gaan overal in de armste buurten in de meest verdachte huizen binnen en trachten dronkaards en ontuchtigen weer op het rechte pad te brengen. In sommige plaatsen, zooals bijv. Haarlem, gaan zij ook arme zieken in eigen woning verplegen en waar de vrouw des huizes krank is, haar huis voor haar in orde maken. De stichter van het Leger des Heilsde tegenwoordige generaal William Booth, werd in 1829 geboren te Nottingham eene engelsche stad. Reeds jong gevoelde hij sterke neiging om godsdieDstprediker te worden. Daar echter de engel sche staatskerk hem te eng en te bekrompen was sloot hij zich aan bij de methodisten en begon reeds op zeven tienjarigen leeftijd liefst in de dorpen, in de vrije natuur, het evangelie te verkondigen. Latertoen hij gehuwd wasdeelde zijne vrouw dien arbeid met hem zij was eene zoer geliefde predikster en trok altijd een tal rijk gehoor. Toen hij 24 jaar was zond de metho distische kerk hem naar Londen en wel hoofdzakelijk naar Whitechapelde buurt die zoo berucht is gewor den door do geheimzinnige vrouwenmoorden. Daar leerde William Booth menschen kennenzoo ellendig als hij nauwelijks wistdat er bestonden menschen die hun gansche leven doorbrachten in een poel van ellende, zoowel geestelijk, als wat betreft hun uiterlijke omstandighedeu. Tot deze arme paria s der maatschappij gevoelde hij zich aangetrokken. Hij trad onbevreesd overal binnen, ©n predikte in den naam van Jezus Christus berouw en bekeering. Ook huurde hij in die buurt een lokaal waar hij in dien geest predikte. De arme bewoners uit die buurt kwamen in zoo grooten getale, dat er naar een ruimer zaal moest worden uitgezien. Hoe langer hoe meer menschen sloten zich aan, en, schoon het aanvan kelijk niet in zijn bedoeling lag, ontstond zoo on wille keurig na verloop van tijd het Heilsleger, met al zijn vertakkingen, ook op het vaste land. Het bleef echter niet bij prediken alleen overal waar het leger optrad drie gevangenen die hun vrij oogenblik op het dek door brachten, »daar heb jullie een prachtig voorbeeld van de belooning van deugd en de straf die volgt op het kwaad. Daar heb je nu de trouwe onderdaan" hij vcierp het hoofd achterover en stak beide krachtige armen omhoog »de verrader wijzend op zjjn broeder die bij de verschansing stond. De gevangenen door hot lijden misschien verbitterd barstten uit in oen spottend gelach. Joscelyn steeg het bloed naar de wangen zijn oogen schitterden van ver ontwaardiging doch zich herinnerend hoeveel de arme kerels zelf hadden doorgemaaktsprak hijmet bewon derenswaardige kalmte j, Het doet mij pleizier dat ik stof tot lachen geven kan in deze rampzalige gevangenis waaruit ik u allen graag verlossen zou evenals mjjn broeder." »Wat, is dat je broer, Jervis vroeg degeen die het luidst gelachen had. »En komt hij je verlossen? Dan vind ik je houding tegenover hem heel leelijk en min Tot welke partij meneer behooren mag, bij is een gentle man, en ik maak hem mijne excuses." »Nu ja", antwoordde Jervis de schouders ophalend »zijn ontrouw komt mij goed te pas, dat is waar. Goeien dag, heeren, 'k hoop dat er weldra een oproerige bloed verwant voor jullie komt opdagen om je uit dit hok te helpen." Meieen verdween hij over de verschansing en zocht zich in de sloep een goed plaatsje uitterwijl Joscelyn langzaammet omzichtigheid de scheepsladder afging. Dit deed Jervis toch aan. Hij gevoelde hoeveel het iemand als zijn broeder kosten moest door twee mannen te wor den geholpen. Hij hield op met schimpen, en begon uit zichzelf te vertellen van hun vader en van Dick hoe zij te Bristol den winter hadden doorgebracht, en hijzelf stichtte het ook tehuizen voor dakloozenvoor dronk aards en gevallen vrouwen. Moedig ging het voort, al had het dikwijls te strijden met veroordeel en tegenstand. Toch gelooft spreker nietdat het op den duur stand zal houden in ons vaderlanden wel, omdat onze prote- stantsche bevolking zoo van nature calvinistisch is, dat het zich losmaken van een bepaalde kerkzooals het Heilsleger doet, hen tegen de borst stuitzoo ook het luidruchtige in hunne godsdienstoefeningen, waar de gods dienstige liederen gezongen worden op wereldsche wijzen, soms zelfs op straatdeuntjes, en begeleid door viool, trom en bekkens. Ook is er voor ons iets hinderlijks in die zonden- bank, waarop men in, de vergadering nederknielt, en zijn zonden belijdt. Wij willendat zulk een waarachtig berouw in het verborgen, in de stille binnenkamer tot rijpheid komt, maar niet in een openbare godsdienstoefe ning, na een vluchtige opwelling, door een pas gesproken woord. Dat berouw, vreezen wij, gaat weinig diep, en generaal Booth spreekt dan ook met smart van schijn baar bekeerden die weer tot de oude zonde vervielen. Het leger strijdt hoofdzakelijk tegen ontucht en dron kenschap. Maaral vinden wij in die openbare samenkomsten, een ziekelijke uiting van godsdienstig gevoeltoch be taamt ons een woord van warme hulde aan die mannen en vrouwendie in den naam en in navolging van Jezus Christusmet verzaking van wereldsche eer en genot, hun gansche leven wijden aan het zoeken te redden van verlorenen en gevallenen. Al hebben zij teleurstellingen, zeer zeker is menige dronkaard door hen van zijn verkeerden weg teruggebracht. Vooral wij besluit spreker, moderne christenen mogen wel eens een les nemen van die heil soldaten die zoo werkdadig uitgaan in de wereld, zich- zelven verloochenende om anderen ten zegen te zijn en aldus zich betoonende ware volgers van Jezus Christus, naar wien ook wij ons noemen. De seinopzichter P. L., tegen wien ter zake ver duistering van f 245 ten nadeele van den penning meester van het hoogheemraadschap de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en Westfriesland procesverbaal was opgemaakt en die zich dinsdagden 8 van hier heeft verwijderd, is den 15 te Antwerpen gearresteerd. Zijne uitlevering is aangevraagd. De liberale kiesvereeniging „Eensgezindheid" stelde in hare vergadering van den 17 tot candidaat voor de verkiezing van een raadslid op dinsdag, den 29, den heer G. de Groot. De politieke kiesvereeniging „Vooruitgang" hield den 18 in het lokaal Harmonie eene openbare ver gadering. De voorzitter, de heer H. J. Vonk, opende haar, met eene herinnering aan het afgeloopen jaar, dat zich had gekenmerkt door een strijd op staatkundig gebied als zelden hier te lande was beleefd. Hij woes op de toen tot een voldongen feit geworden scheiding in de liberale partij, en hoe daaruit ook deze Vereeniging was voort gekomen. Getrouw aan hun reeds bij de oprichting op gevat voornemen, om ook in de dagen van kalmte het publiek op politiek gebied to doen inlichten, had de Vereeniging voor dezen avond den heer mr. A. Kerdijk uitgenoodigd. Wie onzer, begint spr. te vragen, die ingestemd heeft met de verklaringen der vorige regeering omtrent kies- rechtuitbreiding, denkt niet met pijnlijke herinnering terug aan den uitslag der in het afgeloopen jaar gehouden verkiezingen. Spr. doelt niet zoozeer op de heftigheid, die den strijd kenmerkte als op het karakter er van, dat daarbij tegen over elkander stonden mannen, vroeger zich scharende in één gelid slechts gewoon om mèt elkander de wapens te kruisen. Het was een allegaartje aan beide zijden, zooals men i den verkiezingstrijd tegenover elkander stond. Aan de eene zijde conservatief-liberalen, aristocratisch anti revolutionairen, benevens het gros der katholieken den anderen kant de radicalende geavanceerd liberalen, de democratische anti revolutionairen en het kleino hoopje volgelingen van dr. Schaepman Deze overigens beide zoo zonderlinge groepeeriugen hadden echter dit onderscheid, dat men aan de eene zijde slechts verbonden was door hetgeen men niet wilde, terwijl men in de andere groep vast aaneengesloten stond in de meening over een bepaald onderwerp. Aan deze zijde aan onze zijde mocht dan ook het vertrouwen op den uitslag groot zijn. Toch toen de kruitdamp optrok bleek de slag verloren en waren de tegenstanders meester van het terrein. Waaraan was de uitslag van dien strijd te wijten? In de eerste plaats aan de taktiek der tegenstanders Met talent en volharding slaagden zij er in de aandacht van de hoofdzaak afteleiden en tot bijzaken te bepalen Toch echter is er nog een diepere grond. Het is de afkeer van een groot deel der kiezers voor eene herzie ning zoo ingrijpend als de voorgestelde was. Wij voor ons wenschten de kiesrechtuitbreiding niet om ons zelfs willen, doch om hetgeen er door kan wor den tot stand gebracht. Wij verheelden nietdat het gold te breken met menigen toestanddie in onder scheidene kringen voorstanders en bewonderaars vond. De vrienden der vorige regeering hebben de fout be CMsfri-fti i«« tn&ty bij Prins Ruprecht's troepen geplaatst hoopte te worden dat Wili Denham in het leger van Hopton diende, enz Zoo kwam het gesprek op Arthur Denham en wat er op Shortell gebeurd was zoodattoen de broeders aan land gestapt waren en naar Henry Burrington's kamers in de Temple wandeldenhet tooneeltje aan boord van den »Neptunus" vergeten was en zij als vrienden scheid den. Jervis was en bleef Jervis. Wel schoen hij niet ondankbaaren voelde hij ondanks zichzelven achting voor den man dien hij verrader genoemd had. »Brandon had gelijk, zooeven'', dacht hij, terwijl hij alleen zijnen weg vervolgde naar het huis van een be vriend Royalist. Joscelyn is en blijft een gentleman en een Heyworth. Ik wedhad hij dien Hampdendien aartsrebel, niet op zijn weg ontmoet, hij zou den koning even trouw gebleven zijn als zijn eigen familie." Wordt vervolgd. gaan dat zij niet genoeg hebben weten onderscheid te maken tusschen de natie en de toenmalige kiezers. Het was zelfmisleiding te meenen dat ook onder de kiesgerechtigden der thans van kracht zijnde wet de drang naar uitbreiding sterk genoeg was. Wij behoeven daarom niet te betreuren dat Tak pal stond voor zijne zaak. Groot is de indruk en de invloed daardoor uitgeoefend. Ook de tegenstanders werden er door meêgesleept om verder te gaan dan zij eigenlijk wilden. In de Kamer beleed het de heer de Beaufort toen hij het den minister tot een verwijt maakte dat zijn ontwerpook al werd het verworpenblijvenden invloed uitoefenen zou. Nauwelijks vier jaren geleden, ook in de Kamer, was het de heer de Savornin Lohman, achter de ministerstafel, die verklaarde niet te begrijpen hoe men zulk eene beteebenis hechtte aan eene uitbrei ding van het kiesrecht. Kwam het eenmaal zoo ver, dan kpn zij toch nooit grooter zijn dan een 50.000 kiezers. Zou hij dat nog durven beweren? Zoo was in dezelfde Kamer zoo goed als geen enkel katholiek voor eenige noemenswaardige uitbreiding gestemd. Doch bij de stem bus heette het in het r. c. manifestdat men tot eene zeer groote uitbreiding gezind wastoen kwam de groote hoed" voor den dag. En de tegenwoordige regeering zelve Waarschijnlijk zal haar ontwerp sterk verschillen van dat der vorige. Toch zal het mij zeer verwonderen, als het niet zoo ver gaan zal, dat de premier, de heer Roëll, vóór een paar jaren niet had vermoed, ooit voor zoo iets de mede verantwoordelijkheid te moeten aanvaarden. Dat alles is te danken aan het ontwerp der vorige re- geering. Evenmin behoeven wij het te betreuren zoo vervolgt spreker dat de minister pal stond in de ure des ge- vaars, op het oogenblik der gewichtige beslissing. Hij heeft ons daardoor behoed om mede verantwoordelijk te zijn voor eene halfslachtige oplossing en wij hebben er door verkregen het begin tot zuivering van de politieke atmosfeer de kans dat de weg zal worden geeffend voor eene nieuwe hervormingspartij de scheiding tusschen conservatieven en vooruitstrevenden in de liberale partij, eene stuwende en eene remmende kracht in eigen boe zem, zooals het allengs was geworden. Ook de strengste tegenstanders zullen hebben te er kennen, dat de liberale partij bogen mag op een roem rijk, krachtig en vruchtbaar verleden. Wij denken slechts aan de Grondwet van 1848 met hare levenwekkende krachtdie de beslissing van 's lauds zaken overbracht op het Binnenhof; de liberale partij gaf ons de regeling van gemeentelijk en provinciaal bestuurdie than3 ver betering moge noodig hebben het behoeft niet ver bloemd doch die ons land tot zegen heeft verstrekt; zij gaf ons den vrijhandel men moge daarover thans van oordeel verschillen doch ook de tegenstanders zul len moeten erkennen, dat in die dagen ons volk er zjjn voorspoed aan te danken kreegzij ruimde de gemeentelijke accijnsen opdie slagboomen voor het verkeer zij schonk ons een grooten vooruitgang op het gebied van ons onderwijs. Al ben ik daarvan nu geen onvoorwaardelijk lofzanger doch gaf het den stoot tot eene groote schrede voorwaarts in de geestelijke ont wikkeling onzes volks. Er is echter in den arbeid der liberale partij allengs een volledige stilstand gekomen. Waaraan wij dat moeten toeschrijven In de eerste plaats zeker aan te ver gedreven indivi dualisme, een karakterfout onzer natie. Wij strijden nu eenmaal gaarne voor eigen meening maar te ver ge dreven wordt het eene ondeugd die alle samenwerking onmogelijk maakt en het streven der edelsten verzwakt. Wat is daarop niet reeds afgestuitSpreker noemt slechts de belastingplannen van een Blussé en van oen Vissering. Eene tweede groote fout der liberalen was de opname van de elementen der zich oplossende conservatieve partij, die hare getalsterkte wel is waar vermeerderdedoch hare inwendige kracht verslapte. Een derde, niet de minst belangrijke oorzaak van het verval der liberale party heeft men verder te zoeken in het verschil van meening in haar boezem over de roeping van den staat ten opzichte van de maatschappelijke verschijnselen van den tegenwoordigen tijd. Voorheen heerschte daarover ongestoorde eenstemmigheid Wij allen waren opgevoed en opgegroeid in de leer, dat hoe min der de Staatsmacht zich met ons bemoeide hoe beter, in de leer dat ook voor het maatschappelijk leven vrij heid de leuze moest zijn dat de vrijheid wH is waar wouden kan slaan, doch dat zij alleen ze ook weer ge nezen kon. Geleerd werd het van de leerstoelen, dat, wanneer ieder maar voor zich zeiven zorgde, het alge meen belaag het best werd behartigd; de dichters zongen hetzelfde: »als de roos zich zelve smukt, smukt zij ook de gaarde." Schromelijk onrecht doet men echterwanneer men dien mannen verwijtdat zij zoo alleen uit eigenbelang handelden. Neen het was hun eerlijke overtuiging. De jongeren onder ons worden langzamerhand door de waarneming der feiten om hen heen gebracht tot het inzichtdat vrijheid ongebreideldleidt tot bande loosheid dat vrije concurrentiezonder eenigen band den sterke ten goede komt, doch den zwakke ten onder doet gaan. Wel is het geraden de individueele kracht der menschen zoo min mogelijk aan te randen, doch mis bruiken moeten tegengegaan en de zwakken beschermd. Het is van den Staat de hoogste roeping de uitwassen uittesnijdeu en de beschermende hand over de zwakken uittestrekken. Z;o openbaarde het zich in de liberale partij. Tegelijk met het veld winnen van dat inzicht won bij de partij ook in kracht het democratische denkbeeld, dat niet alleen geld niet alleen de bevoorrechte klasse, doch alle lagen des volks invloed behoorden te hebben op het Staatsbestuur. Zoo werd de liberale partij een samenvoegsel van elementendie niet als voorheen het met elkander in beginsel eens waren. Zij was innerlijk verzwakt en moest het gedoogen dat een man als Heemskerk bij de jongste grondwetsherziening de leiding nam, blijde nog, dat hij hier en daar zich een enkele maal naar haar voegde, doch zonder het te kunnen verhinderen, wanneer hij onverzettelijk wilde blijven, b.v. op het punt van de Eerste Kamer De grondwetsherziening kwam inmiddels tot stand.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1895 | | pagina 2