hij met dat mes meer gedrukt dan gehaald heeft, blijkt het te meer dat hij onwaarheid spreekt, omdat door meer te drukken dan te halen met dat stompe mes onmogelijk een wond met znlke vlakke kanten kan zijn ontstaan, die de deskundigen eerder toeschreven aan de snede van een vljjm scherp mes, b.v. een scheermes. 6. De beklaagde zegtdat hij, na het meisje vermoord te hebben, naar de plaats van de wed. Bute is gegaan en zijn handen heeft afgewasschen in het putemmertje of akertje dat daar stond. Maar de brigade-commandant te Scbagen heeft onmiddellijk na de ontdekking van de moorden bij proces-verbaal geconstateerd dat daarin wel was troebelig maar niet bloederig water. De beschuldigde, diez ich duidelijk alle bijzonderheden van dien verschrikkelijken nacht kan herinneren, zelts kleinigheden, b.v. dat er een stukje van een gebroken sleutelring gevallen is onder het kastje van Anna, blijkt in verschillende details niet thuis te zijn. Hoe komt dat Naar mijne meening, omdat hjj een ander persoon die wellicht Anna Beiers voor zijne re kening genomen had, sparen wil. |r Is dit bij groote misdadigers zoo vreemd Jnist in de misdaad houden zij vast aan het gegeven woord en ver raden elkander niet. Een treffend voorbeeld hebben wij nog niet lang ge leden waargenomen, bij de ontzaggelijke moeite, die de justitie te 's Hertogenbosch gehad heeft, om den dader op te sporen van den moord op den veldwachter te Osch. Ook Jut heeft indertijd alles aangewend om zijn vrouw te di8culpeeren. Ik vestig nog de aandacht er op dat de deskundigen in hun visum repertum het voor onmogelijk houden dat Anna Beiers met het lange mes de keel is doorgesne den zij verklaarden dat dit mes niet scherp genoeg was, om daarmede zulke gladde en effen wondvlakten te maken als de opengesneden keel van het meisje vertoondedat het mes, waarmede dit geschied is vlijmscherp moet geweest zijn zooals bijv. eeu scheer mes. Later zijn de deskundigen wel is waar aan het wankelen gebracht, toen de beklaagde verklaard had, dat hij werkelijk het groote mes voor den moord had gebruikt, doch men vergete niet dat de bekl. is een aartsleugenaar en dat hij hoe dikwijls ook ondervraagd altijd weder een andere lezing van den moord geeft on de eene leugen stelt in plaats van de andere. Nu wij dat mes met de kromgebogen punt hier zien en nu wij vernemen uit den mond van den beklaagde dat het meisje op haar linkerzijde lagmet het achter hoofd naar den wand van de bedstededat hij niet ge sneden heeft met het mesmaar van onder naar boven heeft opgehaald en meer het mes in de koel geduwd heeft dan gesneden nu zal ieder mensch die maar even na denkt over de vraag of het mogelijk is, dat op die wijze die gapende wond is toegebracht met hare vlakke kanten, moeten erkennen dat de beklaagde ons even goed zou kunnen doen gelooven dat hij de van ons afgewende zijde van de maan had gezien als wij deze onbeholpen leugens zouden willen gelooven. En waarom liegt de beklaagde bij de beschrijving van den moord? Eene vblasse Ahnung", maar toch steunende op feiten zegt het mij»omdat hij het niet weetomdattoen dat lange mes moord dadig tegen dat meisje werd opgehevenhij niet in haar slaapkamer was, maar stond te wachten totdat die andere het meisje met het lange mes had vermoord. Maar die andere had niet het temperament en koelbloedigheid van den beklaagde hij stoot het mes tegen de beddenplank, waardoor de punt krom wordten nn tracht hij het ontwaakte meisje met dat mes waarmede het toen on mogelijk werd een diepe snede toe te brengen, te dooden. Maar hoe? Niet met de vastberadenheid van den koel- bloedigen moordenaardie weet waar en hoe hij moet treffen maar met de onhandigheid van iemand die zijn zinnen kwijt is en met dat mes maar treft waar hij treffen kan. Zoo worden de vele snij wonden verklaard, die over het geheele lichaam van het meisje verspreid zijn. Maar toen Annaworstelende met haren aanvaller, hevig gilde toen stel ik mij voor is de beklaagde plot seling voor den dag gekomen en heeft met één krachtige snede door de keel van het meisjemet een anüer mes als dat onbeholpen wapen met de omgebogen punt een vlijmscherp mes, misschien een scheermeseen einde aan het beestachtig werk gemaakt. Is het niet of het lijk van het ongelukkige meisje in stomme taal uitdrukt: »twee booswichten hebben mij aangevallenmaar hun beider aanval verschilde. De wonden waarmede mijn romp als overdekt is, werden mij aangebracht door iemand, dieeen waanzinnige gelijksneed en trof waar hij mij snijden en treffen kon aan mijn zijden, aan mijn beenen, aan mijn dijen overal. En tot tweemalen toe beeft hij met dat mes met de omgebogen punt getracht mij door de keel te snijden maar dat kon hij met dat mes niet doen en de oppervlakkige wonden toen aan mijn keel toegebrachtziet gij nog onder de doodelijke wonddie de andere moordenaar mij toebrachtniet met een wei felende maar met een vaste handen niot. met dat langeniet scherpe en daarenboven omgebogen mes maar met een vlijmscherp meswaarmede hij niet van onder op en niet drukkendemaar met één krachtige haalmijn keel en strot heett doorgesneden." ZietE. A. Heeren de wonden aan het lichaam van het meisje en de doodelijke wond aan de keel vertoonen duidelijk een verschillende wijze van swerken." De kleinere wonden doen denken aan den onbedreven slachtersknechtde doodelijke wond aan den bedreven slachterdie een rund bij vollen hartslag, volgens joodsche ritusde keel doorsnijdt. Ik zeg »bij vollen hartslag": dat is het leegbloeden van het lichaam dat is het opspuiten van het bloed uit de opengelegde aderen dat is de dood door verbloeding. En dat de keel is afgesneden bij vollen hartslagbewijst de bloedeloosheid van het lichaam. Het hart, de lever, de nierende miltalles was bleek en zonder bloed. En als nu dat ongelukkige meisje de keel was afgesneden in een toestand van bewusteloosheid de beklaagde zegt tochdat hij zijn slachtoffer voor de tweede maal de keel heeft dichtgeknepen en dat hij haar het mes in de keel gedrukt heeft, toen zij roerloos lag, alzoo bij niet vollen hartslag dan zou het lichaam van het meisje evenmin leeggebloed zijn als dat van de weduwe Bute die ook bewusteloos door de bijlslagen maar niet dood, de keel werd afgesneden zonder dat die gapende wonde eenig beduidend bloedverlies heeft opgeleverd. Het geheele wurg-verhaal van den beklaagde is dus gelogen gelogen op dezelfde wijze als hij, bewijsbaar, alles liegtwat met den moord, op Anna Beiers gepleegd, in verband staat. Ik heb alzoo bewezen dat de verhalen van den be klaagde omtrent de wijze waarop hij Anna Beiers zou vermoord hebben, gelogen zijn en meen dat, nu het vast staat, dat hij niet weet hoe Anna Beiers vermoord is de groote waarschijnlijkheid bestaat, dat hij een mede dader heeft gehad. Eens heeft hij mij in de gevangenis bekend, dat hij de moorden en den diefstal met zijn moeder in overleg heeft gepleegd. Op zijn verzoek heb ik den heer rechter-commis- saris en den Heer Officier van Justitie, met zijn verklaring in kennis gesteld. Bij het verhoor, dat hij toen ondergaan heeft, begon hij met hetzelfde verhaal dat hij mij gedaan heeft, maar trok later zijn verklaring weder in. Wie kan met zekerheid zeggen, dat hij, zijn moeder beschuldigende, onwaarheid heeft gesproken en dat er niet onder de levenden nog personen zijn, wellicht door de nauwste banden aan hem verbonden, die, zoo geen mede daders, althans medeplichtigen aan die vreeselijke mis daden zijn Zijn huisgenooten hebben allen erkend, dat zij tijdens het rechtelijk onderzoek en toen men nog geen vat kon krijgen op den beklaagde, wisten, dat hij de moordenaar was en dat zij verhalen hebben gephantaseerd en gelogen om de justitie te misleiden en den schuldige aan den arm der gerechtigheid te onttrekken. Zij allen hebben dus erkend nè, de misdaad gemeene zaak te hebben gemaakt met den beklaagde, maar uit de verklaringen van die huisgenooten, zooals die later, na den zelfmoord der vrouw, zijn afgelegd, wordt een sterk vermoeden geboren, dat die huisgenooten en in de eerste plaats die vrouw, die zich zelve justitie heeft gedaan, minstens hebben geweten dat de misdaad zou worden begaan. De mortuis nil nisi bene doch dat mag mij van deze plaats niet weerhouden ook in verband met hetgeen later door mij te berde zal worden gebracht, om U er aan te herinneren, welke rol zij in dit ver schrikkelijke drama heeft gespeeld en te inventariseeren de volgende feiten die in het geding vaststaan I. Vrouw Boes zendt haar dochtertje Reinoutje op 11 Augustus te half negen naar bed, terwijl dat kind anders tot half tien en later des Zaterdags op 'bleef. II. Zij beraamt met haar zoon alle leugens, die ze aan de justitie zullen mededeelen en zegt die leugens voor aan baar man en haar zoon Dolf. III. In overleg met haar zoon, phantaseert ze een ge heel verhaal om de meeniug ingang te doen vinden, dat haar zoon te elt uur was thuis gekomen en daarna was thuis gebleven. IV. Zij is haar zoon behulpzaam geweest bij het was- schen der kleeren en het verwijderen der bioed- vlekkeu, de met bloed doortrokken pet van den be klaagde vernietigt zij of verbergt hem zoodanig, dat zjj niet is terug te vinden. V. Wetende dat haar zoon de moordenaar is volgt zij met haar man de begrafenisstoet der slachtoffers en hoort koelbloedig de lijkrede aan. VI. Zij verhindert haar zoon niet, dat hij het gruwel stuk pleegt, om zijn slachtoffer Anna Beiers naar het grat te dragen. VII. Zij zegt tot haar man, toen de laatste bezoekers de heiberg te 11 uren hadden verlaten, dat de deur der herberg open moet blijven en de hond in de herbeig, wat anders nooit geschiedde. VIII. Op 12 Augustus, toen Iiiaas in het verhoor was en lang uitbleef, was zij zenuwachtig en gejaagd en zeide tot getuige Bijhouwer»als de lummel zich maar niet verpraat''. IX. Zij bezorgt het begrafenismaal, levert de consumtie en zit zelve bij dat maal aan. X. Zij pleegt zelfmoord, terwijl zij, volgens haar eigen woorden, kort te voren, zich beangst maakte, dat ook zij zou gearresteerd worden. XI. Zij pleegt op zoodanige wijze zelfmoord, dat zij zich hetzeltdo aandoet, wat de vermoorde vrouwen is aangedaan, door zichzelven een mes door den strot te halen. Welk een afschuwelijke familie, waartoe de beklaagde behoortZij allen hebben gelogen en gehuicheld, gemeene zaak met eeu misdadiger gemaakt en de vader zelf deelt mede dat hij geen andere woorden van afkeuring tot zijn zoon heeft gesproken, dan deze; »'t Is wel wat te erg". In verband met het feit dat er een zoo groote waar schijnlijkheid bestaat, dat de bekl een mededader moet gehad hebben, dat die waarschijnlijkheid nauwelijks van zekerheid is te onderscheiden, vraag ik »wie kan die mededader geweest zijn De beklaagde beweert dat hij alles alleen gedaan heeft en wil die vraag niet beantwoorden. Hij aanvaardt liever de geheele strafrechterlijke verantwoordelijkheid, eer hij erkent, wat tegenover de gebleken feiten niet te loochenen is. Maar indien geen zijner huisgenooten mede-dader is geweest, dan breng ik, ook in vorband met hetgeen later door mij zal worden te berde gebracht een ander indi vidu voor het voetlichtook een der personen die in het belsche drama een hoofdrol hebben gespeeld. Het is een knaapnog jonger dan de beklaagdede toen löjarige Jan Oudshoorn. Welk een snood individuHij zelf erkent: I. dat drie weken vóór de moorden de beschuldigde hem heeft medegedeeld dat hij de wed. Bute en Anna Beiers wilde vermoorden om geld machtig te worden dat hij noodig had om 6 schuld te betalen en te Alkmaar kermis te houden II. dat de beschuldigde hem heeft voorgesteld om met hem mede te doen en die vrouwen met een touw te wurgen III. dat hij den beschuldigde niet gezegd heeft »dat hij die moorden niet zou doeu IV. dat de beklaagde gedurende drie weken, voorafgaande aan de moorden bijna dagelijks met hem over de moorden heeft gesproken; V. dat hij bekend was mot de drie pogingen tot ver giftiging van de beide vrouwen door den beschul digde gedaanook met de valsche handteekening van vrouw Roggeveen op het briefje aan den apotheker, waarbij een slaapdrank werd gevraagd; VI. dat hij na de laatste poging tot vergiftiging met zuringzout, tot den beschuldigde 's morgens na den aanslag op het leven dier vrouwen en doelende op vrouw Bute, heeft gezegd: »daar loopt ze nog;" VII. dat de beschuldigde hem in vertroawen verteld heeft, dat hij in taartjes loodwit had gewerkt en dat hij die bestemd had voor dewed. Bute en A. Beiers; VIII. dat de beschuldigde hem heeft medegedeelddat hij bij de wed. Derbeck snuif had gekocht, om daarmede de wed. Bute en Anna Beiers in de oogen te werpen en te verblinden en haar dan te wurgen met een touw; IX. dat de beschuldigde hem vóór dat de vrouwen vermoord zijn heeft gesproken over de bijl die achter stond en over het lange mesdat in den winkel lag; X. dat hij 's morgens, naden moord, te lO'/jUur, den beschuldigde gesproken heeft en van dezen een muntbiljet van J 10,— ontvangen, wetende dat dit geld door misdaad verkregen was XI. dat hij door de aanneming van dit geld de voor waarde waaronder het hem door den beklaagde gegeven werd aangenomen heeft»n.l. »dat hij zich stil zoude houden;" XII. dat de beklaagde hem van te voren beloofd had »dat hij er ook wat van zou krijgen XIII. dat hij 's morgens na de moorden toen hij den beklaagde sprak hem dadelijk heeft gevraagd »Hoeveel geld heb je zoo wat?" XIV. dat de beklaagde hem toen ook medegedeeld heeft, dat hij het geld had verstopt in het steegje van Blauw en dat hij ook een ketting met gouden slot en lepeltjes had gestolen XV. dat hij 's middags te 5 uren van dienzelfden Zondag weder een gesprek met den beklaagde gehad heeft, waarbij deze hem de gruweldaden in bijzonderheden heeft medegedeeld; XVI. dat hij geweten heeft van de ketting dat de bekl. die zou werpen op het erf van Aloten dat toen deze dit gedaan had, hij het hem den volgenden morgen heeft gezegd. Volgens zijn eigen erkenteniszijn dus de misdaden door den beklaagde geschied in overleg met zijn vriend Jan Oudshoorn, die alles van te voren heeft geweten en, na de misdaden, met alle bijzonderheden daarvan bekend was. Bén woord van hem had de misdaden kunnen voor komen en hij zwijgt. En nd de misdaden ver zwijgt hij nog het verschrikkelijke geheim. En de beschuldigde zegt nog meerHij zegt dat Jan Oudshoorn met hem den winkel van de wed. Bute voor bijgaande terwijl die vrouw aan hare uitstalling bezig was en voorover gebogen stond tot hem zeide »Kijk eens wat een dun nekjeIs deze de onhandige en on bedreven moordenaar geweestmet wie Anna heeft ge worsteld en die met dat kromgebogen mes haar de keel niet kon afsnijden De beklaagde ontkent ook het mededaderschap van dozen Jan Oudshoorn en hoewel alles er op wijst, dat hij den moord op Anna Beiers niet alleen heeft gepleegd, aanvaardt hij voor zich de volle strafrechterlijke verant woordelijkheid van al deze verschrikkelijke misdaden. Maar dan rust op mij als verdediger de verplichting om er op te wijzen, dat zijne bekentenis, als men althans al die tastbare leugens een bekentenis wil noemen, geheel op zich zelve staat en door geene aanwijzingen of om standigheden wordt bevestigd. Hij is dien nacht in het huis van de wed. Bute ge weest hij heeft die weduwe vermoord concedodat is alles waar, maar daaruit vloeit niet voort, dat het wet telijk bewijs is geleverdondanks zijne bekentenisdat hij ook het meisje heeft vermoord. En evenmin is rechtens het bewijs geleverd dat hij schuldig is aan de brandstichtingwant tot dat bewijs kan men niet anders komen dan door aan te nemen dat hij alleen en niemand anders dien nacht in dat huis is geweest. En nu zegge men niet, dat dit blijkt uit het feitdat hij niemand als mededader aanwijst en dat hij zich zei ven van dien moord en die brandstichting niet anders kan dis- culpeeren, dan door den dader of mededader aan te wijzen, want door op zoodanige wijze het wettelijk bewijs te willen leverenbedient men zich alleen en uitsluitend van de bekentenis van een beklaagde die liegt, die altijd gelogen heeft en altijd zal liegen, omdat hij een gedésor- ganiseerd wezen is, zóó door en door bedorven, met een gemoed, dat zóó overloopt van boosheid, dat zijn verstand wordt omueveld door zijn geaardheid, die aangetrokken wordt door alles wat kwaad is en afgestooten door het goede. Uelukkig mogen wij den tijd waarin wij leven, noemen, nu niet slechts de misdaad maar ook de persoon van den misdadiger tot een voprwerp van onderzoek wordt ge maakt. Het is nog maar een spanne tijds, nog geen hon derd jaar geleden, dat men er nog niet het flauwste be grip van had dat een misdadiger krankzinnig kon zijn en dat de misdaad e6n der verschijnselen van bepaalde krankzinnigheidsvormen kon opleveren dat was de tijd der ruwheid van zedenvan barbaarsche straffende bloeitijd van de afschrikkings- en de vei geldingstheorie. Dat was de tijd toen de beklaagde zjjn misdaden had moeten boeten op een schavot, waar hij, na de ijselijkste martelingen, lid voor lid en bloed voor bloed zijn leven had moeten geven, waar hij met stukgeslagen beenderen, gekorven en gesneden, en wegkrimpende in het verschrik kelijkste lijden toch nog het oogenblik had gezegend waarop de beul hem met den ijzeren koevoet den ge nadeslag op het hart zou geven. Toen maikte men geen onderscheid tusschen misdadigers en krankzinnigen en de hemel weet hoeveel duizende en tienduizende ongelukkige krankzinnigen toen in de uit- gezochtste martelingen, onder beulshanden zijn bezweken. Maar na het daemonium der Fransche revolutie, brak een andere en betere tijd aan. Naast de afschrikking en de vergeldingontstond er een drang naar verbetering van den misdadiger. De doodstraf werd al schaarscher en schaarscher toe gepast, totdat zij eindelijk eere zij het Nederlandsche volk voor goed in Nederland werd afgeschaft. De af schrikking en de vergelding weken meer en meer op den achtergrond en men legde zich, gedreven door de edelste en meest humane gevoelensop de verbetering vau den misdadiger toe.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1895 | | pagina 6