Nieuwe geweren r 1895. ZONDAG 17 FEBRUARI. Gemeenteraad. No. 21. Eerste biad. Zeven en Bïegentigste jaargang Beraadslaging over de Huishond- en Industrieschool. ALKMAAISCflE till AAM. Dezo Courant, wordt IMssdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar/ O,SB; franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers ƒ0,0®. Afzonderlijke nummers 3 ets. Frtys der gewone Ad ver ten tien 2 Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer: 3. Sommige gedeelten van den Atlaniischen Oceaan zijn zoo diep, dat zelfs een flauw schijnsel van zonlicht niet tot den bodem kan doordringen. Het is een bekend feit, dat visschen en andere zee dieren, die in deze duisternis moeten ronddolen, lang zamerhand, tengevolge van hut weinig gebruik hunner oogenhet gezichtsvermogen verloren hebbenenkele soorten van kreeften raakten niet alleen het gezichts vermogen kwijt, maar met den loop der tijden bovendien, het gezichtsorgaan. Dit is voorzeker een sterk sprekend voorbeeld van de uitwerkingdie ongunstige levensomstandigheden op een organisme kannen hebben. Een verschijnseldat eenige analogie vertoont met de weinige ontwikkeling van het oog bij de visschen nit de diepten der zeedoet zich ook op aarde voor op een geheel ander gebied. Een volk, dat langen tijd met zijne naburen in vrede leeft, verliest allicht veel van zijn defensief vermogen. Het ligt voor de hand dat b.v. de bewapening der soldaten achterlijk blijftwanneer in langen tijd geen strijd behoeft te worden gevoerd. China levert daarvan wel het beste bewijs. De chineesche militair heeft, gelijk men in de illustraties kan zien, geen geweer maar een pijl en boog. Bovendien heeft ieder man. een waaier en een parasol, en aangezien een soldaat toch iemand is, die schrik moet inboezemen, bij zijne vijanden, draagt de chineesche fuselier, een klein driehoekig vaan del, waarop een draak staat geteekend. Wij Hollanders moeten, wanneer wij dit lezen, even wel niet te hard hierover lachen. Langen lijd sedert den tiendasgschen veldtocht zijn wij door onze naburen niet lastig gevallen. Wij genotenGode zij dankeen ongestoorden vrede sedert 1839. Vreemde indringers behoefden wij van het Nederlandsche grondgebied niet te verdrijven, en wij hebben gedurende zes en vijftig jaar op een europeescheu vijand geen schot behoeven te lossen. Tot op zekere hoogte is het gelukkig dat de strijd in de koloniën ons telkens aan het bestaan van oorlogenop gevoelige wijze wel is waar, herinnerd heeit. Ware ook ginds alles in rust gebleven, het nut eener goede bewapening voor den soldaat zon nog minder wor den beseft, dan thans het geval is. Of ten gevolge van den langdurigen vrede, sommige toestanden bij ons, doen denken aan het Hemelsche rijk, is nauwelijks eene viaag. Immers een deel van ons leger, de rustende schutterij, heeft zelfs geen driehoekige vlag met een draak; dit deel der krijgsmachtheeft nooit een geweer gezien oefent zich derhalve ook niet en bestaat alleen op papier. Een ander deel van ons leger bestaat niet alleen op papier, maar doet ook, als 't mooi weer is, enkele zomer avonden dienst: de dienstdoende schutterij. Dat de dienstdoende schutterij zich niet oefent in het gebruik van het vuurwapen is men langzamerhand zoo natuurlijk zoo van zelf sprekend, zoo begrijpelijk gaan vinden, dat eene definitie van een schutter, volgens som migen deze iseen schutter is iemand die niet kan schieten. Hoezeer deze abnormale toestand als normaal wordt beschouwd, kan wel blijken uit het volgende. Artikel 37 van de wet van 1827 schrijft voor, dat de schutterij gewapend moet zijn met een geweer van het zelfde kaliber, als de infanterie. Toen nu de minister in het einde van het voorgaande jaar, voorstelde nieuwe geweren te koopen, adviseerde de kapitein Brender a Braudis in het Handelsblad van 2 December 1894, artikel 37 te wijzigen. Deze kapitein meent blijkbaar, dat artikel 37 den Minister hinderlijk was in zijne plannen, en vandaar raadt hij aan, die be paling af te schaffen. Hij schrijft»artikel 37 heeft wel licht grooten invloed uitgeoefend op 's Ministers voorstel. Wordt echter tegen den tijd, dat de infanterie-bewape- ning is afgeloopen genoemd artikel gewijzigddan be hoeft aan de schutterij geen geweer te worden gegeven van een in 1827 voorgeschreven kaliber.'' Deze kapitein heeft volkomen gelijk. Indien men bij de wet bepaaltde schutterij zal gewapend worden met pijl en boog naar chineesch model 1827, dan behoeft men haar geen modern oorlogswapen in handen te geven Toch trekt het wel de aandachtdat bij eene nieuwe inrichting als de Cadettenschool te Alkmaaralles bijna geleerd wordtbehalve het gebruik van het geweer als schietwapen. De cadets leeren Pransch, Dnitsch Engelsch Neder- landsch, wiskunde, schermen natuurkunde, scheikunde enz. enz., maar zij verlaten den cursus zonder een geweer te hebben afgevuurd. Schijfschieten wordt niet beoefend. De redeneering is volkonibn logisch en duidelijk, doch tevens een goed bewijshoe weinig het nut van eene goede en uniforme bewapening wordt ingezien. Hoe is het ten slotte gesteld met de oefening in het vuren, bij d-i infanterie en met hare bewapening Het eerste deel van deze vraag valt moeielijk te be - antwoorden. Men zon daarvoor moeten bekend zijn met de vnuroefening in andere landen en die met de onze vergelijken. De bedoeling is geenszins om deze leemte in de mili taire opvoeding aan personen te wijten wij zien daarin niets dan een gevolg van een langdurigen vredestoestand. Dat hij, die een knnst meester is en van jongsaf aan deze beoefend heeft, beter in staat zal zijn om die aan andereu te onderwijzen, behoeft evenmin betoog, als dat het om gaan met en partijtrekken van het moderne vuurwapen bij uitstek moeilijk is en studie vereischf. Wat de bewapening van de infanterie betreftstaat de onpartijdige verbaasd, dat sommige deskundigen deze voldoende achten. (Zie Vragen des Tijds, afl. December Luit. Pabins.) In alle landen van Enropa, behalve Nederland, is reeds het klein kaliber geweer van 8 tot ö1^ mM. ingevoerd. Eerst in Frankrijk en Duitschland, daarna in Oostenrijk. In 1889 volgden België, Zwitserland, Denemarken. Enge land en Turkije in 1890Rasland en Italië in 1891. SpanjeRnmeniëZwedenNoord-Amerika in 1892 en 1893. Ja zelfs de Vorst van Lombok was met zijn tijd mee gegaan Hadden wij nn nog behouden den enkellader van 11 m.M., die op zich zelf goed was, doch gelijk algemeen bekend is, werd door eene aangebrachte wijziging dit geweer voor goed bedorven. Dit bederven heeft een mil- lioen gulden gekost. De luitenant A. S. Russer, leeraar aan den Hoofd cursus zegt over het infanterie-geweer het volgende: (1) >Wij wisten geen partij te trekken van de lessen, die de praktijk in den vreemde reeds omtrent de nieuwere geweren geleerd had wij begingen een niet minder groote fout, door een repeteergeweer in te voeren waarvan de repeteerinrichting onbetrouwbaar is, en den man een wapen in handen te geven, dat na eenige schoten zoodanig defect geraakt, dat hij het niet meer als repeteergeweer en evenmin als enkellader kan gebruiken, zoodat hem evenals bij de oude ruiterpistolen, (die men den tegen stander naar het hoofd wierp, als men er niet mede konde schieten), ten slotte niets overblijft, dan het geweer als knods te gebruiken en te probeeren met de kolf den tegenstander de hersens in te slaan. »Dit is de feitelijke toestand van de bewapening der Nederlandsche Infanterie Wanneer een luitenant, leeraar aan den hoofdcursus het waagt zulke dingen te publiceeren en men van zijne pensioneering kort daarna niets verneemt, dan kan men hem veilig op zijn woord gelooven. Met het oog op de aanstaande behandeling in de 2de Kamer scheen het niet ondienstig te trachten in onzen lezerskring de belangstelling in deze zaak te verlevendigen (1) Rook zwak buskruit. Belinfante 1894. De heer Karseboom wjjst er op dat de commissie van financiën het verzoek om stenn voor een h n i s- houd- en industrieschool bestrijdt op twee gronden n.l. vooreerst omdat de gemeente-financiën niet toelaten dien steun te verleenen en ten tweedeomdat aan eene dergelijke inrichting geene behoefte bestaat Hem komt het niet alleen voor, dat het prijzenswaardig streven der adressanten meer waardeering verdiend had maar bovendien acht hij het te krasdat de Raad bij zijne afwijzende beschikking bovendien nog zal verklaren dat naar zijn oordeel in deze gemeente aan deze in richting geen behoefte bestaat tegenover hot j door de dames uiteengezette gevoelen dat het belang eener dergelijke inrichtingen z. i. terechtwerkelijk zeer groot is. Welke inrichtingen de commissie van financiën op het oog heeft gebad toen zij als haar gevoelen uitsprak dat herhaaldelijk inrichtingen in het leven geroepen worden, waarvoor stenn nit de gemeentekas gevraagd wordt en dat daaraan paal en perk moest worden gesteld, weet bij nietmaar mocht hiermede de Ambachtsschool bedoeld zijn dan wil hij opmerken dat voor die inrichting van de zijde van den R tad meer gedaan is dan gevraagd werd. En waarom Omdat men toen voelde dat er groote noodzakelijkheid bestond tot het oprichten eener inrichting ter verbetering van de opleiding van jongens; omdat men de voor opleiding bestaande gelegenheid geheel on voldoende achtte. En nn geldt voor meisjes met deze school hetzelfde motief als toen bestond voor de jongens hetzelfde doel wordt thans beoogd. Die overwegingen hebben de adressanten geleid tot het plan, om te trachten deze school in het leven te roe pen. Dat streven verdient werkelijk meer waardeering, dan daaraan bij het rapport der commissie geschonken is. Men zegt, dat dergelijke inrichtingen in andere plaat sen niet bloeien welke plaatsen dat zijn wordt niet gemeld maar wel weet hij, dat er plaatsen zijn, waar dergelijke inrichtingen werkelijk bloeien. Door de in het rapport ontwikkelde beschonwingen wordt het loffe lijk s'reven der dames kortweg afgemaakt. De Voorzitter merkt den heer Karseboom op, dat de Ambachtsschool in het leven geroepen is omdat er voor verreweg het grootste deel uer jongens volstrekt geen gelegenheid bestond om zich voor eenig vak te be kwamen. En dat die inrichting daaraan te gemoet komt en nuttig werkt, is reeds zichtbaar bij de wekelijks aan burgemeester en wethouders ingediend wordende bouw plannen. In plaatsen als 's-Gravenhage Amsterdam mogen dergelijke scholen voor meisjes bloeien, in kleinere plaatsen als Alkmaar gaat dit volstrekt niet. De heer Karseboom dankt den Voorzitter voor het geen door hem ten aanzien van de Ambachtsschool aan gevoerd is. Datzelfde betoogt hij thans voor de meisjes. De heer Canters, die wel met de strekking van het rapport der commissie van financiën kan mede gaan, kan zich niet vereenigen met de bewoordingen, waarin zij voorstelt afwijzend op het verzoek te beschik ken. De Raad heeft hier met dames te doen, die in ieder geval zich voor deze zaak zeer veel moeite getroost en daarvoor hare beste krachten ingespannen hebben. Do Voorzitter verklaartdat er niets geen be zwaar bestaat, om in het aan de dames te geven antwoord op te nemen, dat de Raad waardeert hetgeen door haar verricht is. De heer 0. W. Bruinvis antwoordt den heer Karseboom dat de commissie van financiën niet alleen het oog heeft gehad op de Ambachtsschool, maar ook op de algemeene bewaarschool, de bad- en zwemin richting, de tentoonstelling voor vet- en fokvee, alle door de gemeente gesteunde zakenterwijl nog zoo even weder een verzoek om steun ingekomen is voor in het leven te roepen bijzondere normaallessen. Overigens verklaart hij tegen deze inrichting gestemd te zijn uit respect voor de dames zelve. Onder onze dames zijn znlke uitstekende huismoeders, (lat het op richten eener dergelijke Bchool waarlijk geen compliment voor haar is. Niet in eene school niet op een cnrsns maar in de huishouding zelve moeten de meisjes opge leid worden daar kunnen zij leeren hetgeen zij noodig hebben. Voor onze werklui bestond geene gelegenheid om zich voor hun vak te bekwamendaarom moest daarin voorzien worden. De heer Kraakman wil den heer Bruinvis het eerst antwoorden op zijn laatste argument, dat men in het huis honden kan leeren wat men noodig heeft en wat men op deze school zou leeren, en dat daaraan dus geen behoefte zon beslaan. De ondervinding, met jongens opgedaan heeft voor ongeveer 5 jaren geleerd, dat het noodzakelijk wasvoor hunne opleiding tot eenig vak te zorgen de Ambachts school is daarom opgericht en reeds na een 2jarig be staan ziet men, zooals d: Voorzitter aanvoert, van de oprichting de gunstige gevolgen. Waarom zal men dit ook niet voor meisjes doen Voor jongens boven de 12 jaren heeft men veel gedaan men heeft voor hen eene latijnsche school, eene Rijks hoogere burgerschool, eene Ambachtsschool, alle uit de gemeentekas gesteund. Ten bate van die jongens heeft men dus werkelijk zeer veeleedaan.Voor meisjes boven dien leeftijd heeft men echter nog niets gedaan voor meisjes van dien leeftijd wordt uit de ge meentekas niets uitgegeven. In den laatsten tijd openbaart zicb meer en uieer het streven om ook meisjes te helpen. Blij kens het adres der dames wordtdan ook werkelijk behoefte gevoeld om daarin te voorzien. Die behoefte blijkt, zeggen do dames zoowel uit de toezegging van leerlingen als nit geldelijke bijdragen zoowel jaarlijksche als giften in eens en de in hot adres voorkomende mededeeling dat zij reeds f 2300 bijeen hebben drukt als 't ware het zegel der waarheid op hare woorden. Tegenover die ge gevens kan hij niet medegaan mot de zoo stont afwij zende beschikking door de commissie voorgesteld. Als het bestuur zich wendt tot den tegenwoordigen Minister van binnenl. zaken, dan wil het hem niet onwaar schijnlijk voorkomen dat hij genegen zal worden bevon den steun te verleenen. En wanneer de Provinciale Sta-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1895 | | pagina 1