MAGDA. 1895. ZONDAG 3 MAART. FEUILLETON. No. 27. Tweede wad. Zeven en WTegentigste Jaargang (I kMAAItSCIIi; COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs pei maanden voor Alkmaar f 0,80fianco door het geheele rijk 1, De 3 nnmmers O,©6. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone Advertentiën s Per regel ®,1Ö. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgsvers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer3 Geen fraaie zomerdag gaat voorbij of men komt in de stad onzer inwoning eenige vreemdelingen tegen dieblijkbaar hier heen gelokt door beschrijvingen of photographiën van alkmaarsche gebouwenmet nieuws gierigheid rondzien. Of zij alles even mooi vinden Nog onlangs stond in een der voornaamste buiten- landsche bladen een korte beschrijving van een bezoek aan Holland. De reiziger, een Eranschman, wiens oppervlakkigheid men geneigd is ter wille van zijne vermakelijke over drijving te vergeven is blijkbaar te Alkmaar geweest op een Vrijdag gedurende de markten hij begrijpt dat hij ons geheele vaderland wel beoordeelen kan naar hetgeen hij te Alkmaar gezien heeft, gelijk men een lap laken beoordeelt naar het staal. Hij schrijft min of meer in wijlen den Nieuwen Gids-stijl .Kanalen in alle richtingen; huizen van alle kleuren. Windmolens. Poppentuintjes in alle hoeken. Achter de vensters miniatuur zilverwerk. En op die kaualen onder die molens, de huizen vullend, de kaaien afrollend, togen elkaar stootend, carambole spelend, roode kazen, gele kazengroene kazen. Zie daar Holland »En dan die huizen wedijver van vreemde constructies, verwonderlijke verzameling, gekleurd met alle tinten van den regenboog architectuur die tot geen stijl behoort. »Er zijn gebouwen bij dio vroeger de gave moeten bezeten hebben, om zich te kunnen verplaatsen. Plotse ling door eenige too vermachtzijn zij verstijfd en ver steend. Zij zijn onbewegelijk blijven staan in de hou ding die zij toevallig hadden aangenomen in strijd met alle wetten van de zwaartekracht." In het .Bouwkundig weekblad" kwam het voorgaand jaar een beschrijving van Alkmaar voordie evenmin in alle opzichten vleiend is. De schrijver van dit opstel, de heer J. J. van Nieukerken, die met de officieren der genie de plannen ontwierp voor de Cadettenschoolis vol lof over de gebouwen uit vroegeren tijd gespaard gebleven. Hij zegt: .ontelbaar zijn de bekoorlijke stadsgezichten; de talrijke overblijfselen van architectonische werken Novelle van Debora van de Velde. 10) Het is avond. In de huiskamer der Ronners ziet het er feestelijk uit. Geen wonderweer voor het eerst na het gebeurde viert men er den verjaardag van August. Gilbert en Anna met hun eenig dochtertjeen Clara met echtgenoot en kroost zijn tegenwoordig, ook dokter Kamphof en zijne vrouw behooren tot de genoodigden. Van de kleine tafelrondom welke de kinderen met elkaar gezeten zijn klinkt van tijd tot tijd een heldere lach die het ouderhart met blijdschap vervultimmers dat hun lieveling zoo onbevangen vroolijk is en zich zoo tehuis voelt bij het andere troepje, is hun het beste bewij3, dat de indruk van het doorgestane leed meer en meer begint te verdwijnen en ze hun jongen niet alleen lichamelijkmaar ook geestelijk behouden hebben en allen genieten mee als ze de vreugde zien tintelen in do oogen van het echtpaar, welks liefde zulk een vuurproef heeft doorstaanmaar ook gebleken is er tegen bestand te zijn. Maar als later op den avond Magda en Clara te zamen naar boven zijn gegaan om de kinderen ter ruste te brengen, en Anna's dochtertje, dat al tien jaar oud is, de tantes vergezelt, dan spreken de anderen nog eens over den vreemden loop der dingen en Anna maakt de opmerking, dat het toch zijne goede zijde heeft gehad, dat Magda zich zoo vast had voorgesteld dat haar jongen te Torbai begraven lag omdat die overtuiging haar geest tot rust had gebracht en ze nu bij hare eerste ontmoeting met Gusje voor den jongen niets vreemds over zich hadmaar er eigenlijk weer juist uitzag zooals vroeger, alleen wat bleeker. Allen waren het hiermede eens en Gilbert voegde er uit vroeger eeuwen, maken Alkmaar tot een plaats voor den architect van het grootste belang. .Zij zijn voor onze Hollandsche bouwkunst een veld van studiewaardig om met ernst en nauwgezetheid te worden bearbeid men kan zich bijna niet onttrekken aan de bekoringwelke die schilderachtige groepen met hunne eigenaardige silhouetten onwillekeurig op ons uitoefenen." Doch deze loftuitingen hoe wel gemeend ook, maken de afkeuring der nieuwere kunstgewrochten in deze stad des te scherper gelijk bij helder licht een slagschaduw donkorder schijnt dan zij is. De heer van Nieukerken vervolgt .Het wil mij voorkomen onomstootelijk waar te zijn datdoor voortdurend te zien wat goed en schoon is ieder langzamerhand eene vorming ondergaatdie al zijn het ook geen kunstwerken welke gemaakt worden toch een stempel drukt op datgenewat voortge bracht wordt. Te Alkmaar nuheeft het mij getroffen dat vaD datgenewat nieuw gemaakt werd in de laatste jaren (enkele gebouwen uitgezonderd) zoo weinig merkbaar is, dat zij, die deze gebouwen stichtten, zooveel allerliefste voorbeelden bij zich hadden. .L'enseignement de la rue" heeft blijkbaar daar geen effect gehad en ik acht dit te meer jammer, omdat eene zoo pittoreske stad, die welvarend is en zich langzamer hand uitbreidt, haar karakter zal gaan verliezen, indien geen goede genius de mannen die de bouwkunst be oefenen, aldaar te hulpe snelt," Het zou onbillijk zijn deze veroordeelende vonnissen te onderschrijvenzonder eenige verzachtende omstan- digheaen te overwegen. Ongetwijfeld de gebouwen uit den goeden tijd der hollacische renaissance, b. v. het accijnstorentje, de binnengeval van het doelengebouw, de voorgevel van het hofje van Sonoij enz. vertoonen hoewel zij niet groot zjjn, veel karakter, minstens even veel als de Cadettenschool. Men kan het hun aanzien dat zij uit een tijd van toenemende welvaart dagteekenen. De burgerij der hollandsche steden schiep er blijkbaar een genoegen in, uit- en inwendig hun woningen te versieren smaakvol, degelijk zonder overlading. Het uiterlijk was in over eenstemming met het inwendige van het gebouw. Geen zucht om meer te schijnenof een grooteren indruk te maken geen praalvertooning is merkbaarzij namen eene gepaste zuinigheid in achtook in de ornamentatie. aan toe: Ja, wij zouden zeggen, het heeft zoo moeten zijn de Voorzienigheid heeft het zoo beschikt, maar u, dokter hoe verklaart u dit nu is dat in uw oog nu alleen toeval, of een gelukkige samenloop van omstan digheden »U doet mij daar een vraagmijnheer Gilbert", zei dokter Kamphof, waarop het antwoord moeielijk is te geven. Wio zijn wij, dat we in zulke zaken een beslist oordeel zouden kunnen of durven uitspreken Ik van mijn standpunt zou zeggen: Als het beschikt is, dat mevronw Ronner naar Engeland moest gaan om er haar zielevrede terug te vinden, dan is het ook beschikt, dat haar lieveling haar toen op zoo'n treurige wijze ontroofd is en dan zou ik geneigd zijn om te vragen of het niet hard is dat de bedrijvers van dat kwaad, (daartoe door de Voorzienigheid dus geroepen) nu in den kerker dat misdrijf boetenen toch meen ik dat zelfs de geloovigste onder u hen op dien grond niet zou willen vrijpleiten. Vraagt ge mij danof ik direct instem met uwe betuiging, dat alles zoo heeft moeten zijn, dan kan ik niet anders dan ontkennend antwoorden. Een andere vraag is het echter of ik in het gebeurde God zieen dan zeg ik van harte ja. Het was de goddelijke stem van liefde eu trouw die Magda kracht gaf, weerstand te bieden aan de verleiding van haar vroegeren minnaar. Het was de goddelijke geest van onschuld en reinheid, die Gusje heeft beschermd te midden van eene rnwe omgevingen eerbied afdwong bij hen die zich anders om geen vroomheid bekommerden Maar het was ook vooral de vonk van echte goddelijke ont ferming die dezen man", hier legde dr. Kamphof zijn hand op den schouder van Prits .dezen man, zeg ik, gesteund en geleid heeft om in die droeve dagen ieder middel aan te grjjpen tot genezing van Magda's ziele- lijdenzonder dat toch, was nooit deze uitkomst ver kregen. Misschien heeft geen van n allen, zooals ik gewetenwat er in dezen man omging. Het is mij gegund geweest, zijn onuitputtelijk geduld en zijne zelf verloochening gade te slaan, en ik spreek het van harte uit, God, die God, die in hem, en zooals ik hoop ook Van ons, menschea van het eind der 19e eeuw daar entegen is het niet te vergen, dat wij evenaren de oorspronkelijkheid onzer voorouders. Zij stonden aan de spits dor beschavingopenden nieuwe handelswegen en nieuwe bronnen van rijkdom muntten uit in verschillenden vakken van wetenschap nijverheid en kunst. En dit alles doen wij nu nog ook wel, maar in ver gelijking bij vroeger in veel mindere mate. In de plaats van toongevers zijn wij navolgers geworden. Bovendien wordt in ons land de schoone bouwkunst eerst in de laatste 25 jaren van deze eeuw meer beoefend. En eindelijk zijn wij veel te haastig en te onrustig om nienwe kunstvormen te scheppenof de oude mo tieven met zorg toe te passen. Terwijl vroeger eenige maanden over de inrichting van een nieuwen winkel werd gewerktmoet thans in zeer korten tijd het plan van verbouwing uitgewerkt en uitgevoerd worden. Wanneer men thans een winkelhuis van groote spie gelruiten voorziet en die door eene kleurige betimmering omlijstdan is het niet zoozeer de bedoeling om iets fraais tot stand te brengen dan wel iets dat de aan dacht trekt. Hot is een middel van reclame. .Ziet, mijn zaak gaat zoo goed, dat ik deze onderpuï beb kunnen bekostigen. Koop derhalve in mijn winkel." Voorts moet deze in 't oog vallen, want anders loopen de klanten onwillekeurig voorbij. Dat zijn de grondgedachten van den bouwheerdie de architect moet uitwerken. Deze toeleg kan alleen bereikt worden ten koste van de schoonheid. Doch hoewel wij deze verzachtende omstandigheden niet buiten rekening mogen laten zijn zij niet zoo overwegend, dat onze architecten met een beroep daarop allerlei zonden tegen den goeden smaak mogen begaan. Het is een feit, dat in onzen tijd de schoonheidszin niet in gelijke mate als kennis en wetenschap zich ontwik kelde noch bij hen die zich bekwaam rekenen tot het ontwerpen van bestekkennoch bij hendie nieuwe gebouwen bekostigen. En zou het niet zeer jammer zijn, indien men voortging met de beste bedoelingen eene schilderachtige stad, als Alkmaar is, te ontsieren Het zij vergund in een volgend opstel een en ander nader toe te lichten. in ons allen woont, heeft alles ten beste beschikt; en al behoor ik dan niet tot hen die beweren dat alles ook het lage het onreine geschiedt door den wil van God toch stem ik onvoorwaardelijk in met de betuiging, dat voor wie God, en in hem hetreine, het ware en het goede liefhebben, alle dingen, ook de schijnbaar kwade, mede werken ten goede." Na dit betoog van dr. Kamphof bleef het eenige oogenblikken stil. Gilbert was de eerste die de stilte verbrak door hem de band toe te steken, met de woorden .Vergeef mij, dokter, ik heb u altijd voor een onge- loovige gehouden, nu zie ik in, dat ik mij vergist heb"; en Frits voegde er bij .Onze beste vriend heeft zooeven iets vergeten n.l. het deel dat hij zelf aan den goeden afloop heeft gehad. Hij toch is het geweest, die mij gesteund en moed ingesproken heeft .als ik meende onder den last te bezwijkenhij was hetdie mij opwekte tot de reis en mij den weg wees om Magda geestelijk te behoudenen ten slotte is het aan zijn innige deelneming en onafgebroken waakzaamheid te danken dat wij ons kind teruggekregen hebben. En al is het mij eene innige behoefte God te danken voor den zegen ons te beurt gevallen toch ben ik ook van meening dat wij die onbekende Macht het. best ver eeren door het goddelijke in eigen hart en in dat van onze medemonscheu aan te kweeken en te eerbiedigen en ons heil niet alleen te verwachten van oen macht boven ons, maar van dien hoogeren heerscher binnen in ons, die ons sterk maakt in de ure der smart en ons den rechten weg leert vinden waar wij anders in het duister zouden rondtasten en ik durf het uitspreken, dat ik onzen vriend Kamphof reken onder die menschen, die zich overal en ten allen tijde door die hoogere macht laten leiden en dus ten volle aanspraak maken op den christennaam." Op dit oogenblik kwamen Magda en Olara beneden en hadden zooveel te vertellen over hetgeen de kinderen bij het naar bed gaan gepraat hadden dat het gesprek een andere wending nam. Magda vertelde er bijdat Anna's dochtertje ook maar bleef logeeren zr; had het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1895 | | pagina 5