Poolsch Bloed, No. 59. Zeven en Negentigste Jaargang 1895. VRIJDAG 17 M EI. Nationale Militie. SCHAPEN. OUD-ALKMAAR FEUILLETON. Buitenland. NATALY VON ESCHSTRUTH. 1LKMARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dlausdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele rjjk J 1, De 3 nummers ƒ0,00. Afzonderlijke nummers 3 ets. Telefoounu; er: 3. rrj|s der gewone Advertentiën: Per regel j 0,16. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelastkrachtens bekomen aanschrijving den verlofgan ger JAST VKKIIONH aldaar, om zich bij zijn korps te vervoegen op 21 Mei 1895, 's namiddags vóór 4 uren, zijnde bij het 2 regiment vesting-artillerie garnizoen te N a a r d e n. Hij moet voorzien zijn van zijn verlofpas en heeft recht op vrij transport naar zijn korps, tijdig ter gemeente secretarie aan te vragen. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 13 Moi 1895. A. MACLAINE PONT. De milicien-verlofgangers Gerardus Franciseus RommersRens de Vries, Jo hannes Mahien Cornelis Admiraal en Judocus de Rijk worden verzocht zich ten spoedigste ter gemeente-secre tarie aan te melden. Bedrijfsbelasting. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt, op grond van artikel 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad no. 22), bij deze ter kennis van de inge zetenen der gemeente dat het kwartaalsch kohier der Bedrijfsbelasting No. 5, dienstjaar 1894/5, op 13 Mei 1895 door den Directeur der directe belastingen in Noordholland executoir verklaard, heden aan den Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven. Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voornoemd, 14 M e i 1895. A. MACLAINE PONT. De Commissaris van Politie te ALKMAAR maakt bekend dat alhier zijn opgevangen drie Scha pen die tegen betaling der kosten voor de rechtheb benden zijn terug te bekomen. Alkmaar, De Commissaris van Politie voorn., 16 Mei 1895. F. G. C. J. FUNDTER. Gen praatje «ver Hoewel sommige steden in Europa, met name residentiön, havenplaatsen en vestingen, op Landsheerlijk bevel werden aangelegd zijn verreweg de meeste langzamerhand ont staan, en kan men in den regel zeggen wat nu een stad is was vroeger een dorp, nog eerder een gehucht, en heeft zijn begin gevonden in een enkel huis van een jager visscher, landbouwer of veehouder. Het zich daaraan paren van eene tweede woning, straks van meerdere, is te ver klaren zoowel uit 's menschen behoefte aan hulp van en omgang met anderen, als uit de voordeelen der plaatselijke gesteldheid, als daar zijn veiligheid, vruchtbaarheid, visch- rijkheid of ligging als gemakkelijk te bereiken punt van samenkomst voor het drijven van handel, het behartigen van gemeenschappelijke belangen of het plegen van gods DOOR 32) - De vurige lichtstreep verdween Xenia's gelaat was bleek geworden haar lippen beefden maar ze gaven geen geluid. Met een zacht hoofdschudden prevelde zij bij zich zelve »Geen onzer zal den ander missen Janeck stond op. Koel en bedaard als te voren. Als het zaad der liefde mijns onvergetelijken pleegva ders in haat en vijandschap opgeschoten iszoo kan dit enkel in uw gemoed zijn gravin want ik zal nooit ver geten wat ik aan de dochter mijns weldoeners schuldig ben en zal u dat steeds met dienstvaardige en belange- looze toewijding bewijzen Gij zijt openhartig genoeg ge weest mij eerlijk te bekennen dat uwe handteekening niet ten doel had mij in uwe nabijheid te roepen, derhalve zal ook ik met eerlijke wapens strijden en het veld ruimen 1" Xenia klemde de tanden opeen en haastig hief ze de hand afwerend op, doch Proczna vervolgde met een bijna bitteren lach Woes onbezorgd, gravin, ik weet welke voorzorgen ik te nemen heb en zal tegenover de wereld afdoende redenen vinden die mijn onverwacht vertrek volkomen zullen rechtvaardigen Weerbarstig en met plotseling besluit, wierp Xenia het hoofd in den nek, stond op en trad naar hem toe. »Gij zult niet vertrekken, Janeck Proczna ik ik verzoek u dringend te blijven Haar ademhaling was gejaagd, oen gloeiend rood steeg haar naar de slapen en overtoog haar bekoorlijk gelaat, Getroffen keek hij op, vervolgens trad hij een schrede nader en zag haar strak in de oogen. dienstige verrichtingen. Zoo is ook Alkmaar geworden al kunnen wij, bij het ontbreken van betrouwbare bron nen, niet juist aangeven hoe. De aanvang der stad moet men zoeken in het hoogst gelegenhet westelijk gedeelteop het einde van een geestrug, die zich van bezuiden Limmen tusschen wateren en laag gelegen gronden tot daar uitstrekte. Dadelijk buiten Alkmaar is van dezen geest thans weinig meer te bespeuren, daar eeuw in eeuw uit de afzanding is en nog steeds wordt voortgezetde slooten in den Hout, die bij het bloementuintje van den heer Ibink in de singel- graeht uitmonden zijn uitsluitend ten dienste dezer af zanding gegraven. Westelijk werd eertijds de geest om streeks Alkmaar bespoeld door de samenhangende Eg- monder- en Bergermeren, en oostelijk door de Voormeer, die door een kilhet Zeglisgemeenschap had met de Schermeer, en vermoedelijk ook in verband stond met de Achter- en Zwijnmeren. Van deze Voormeer is nu weinig meer te vinden, en toch was zij voorheen lang niet onbe- teekenend. Toen men de landerijen door dijken tegen den waterlast beschermd had, kon men de Voormeer noordelijk begrensd achten door den Geestmerambachts-omloopsdijk (nog bestaande van de Friesche brug tot den Omval) oostelijk door de keel van het Zeglis, zuidelijk door den dijk van Overdie en westelijk door Alkmaar. De vraag is, waar de laatste grens te zoeken was. Er is beweerdbij de Krebbesteegwaar eene bekribbing den geestoever zou beschermd hebben. Zekerheid is hier van nietal is het in de Langestraat zichtbaar dat de grond bij die steeg plotseling daalt. Later nog in de tweede helft der 15e eeuwbespoelde de Voormeer de gemeene weide der inwoners, de meente of Mient, en tot 1575, toen zij door hot uitleggen der vestingwallen bin nen de stad getrokken werd, de tegenwoordige Bierkade. Maar niet al het aangegevene was bevaarbaar water langs de dijken lag hier en daar voorlanden in den plas bovendien nog wel een plaat of eilandje. De ver kleining van het meer is voor een gedeelte aan mensche- 1 ij ken arbeid, aanplemping en ophooging, maar voor een grooter deel aan het werk der natuur te danken. Op de Schermeer, waarvan de Langemoer als onbedijkt gedeelte nog aanwezig is kon hetzelfs nog nadat zij door het bouwen der zeesluizen niet meer aan eb en vloed onder worpen was, geducht spoken en werden, even als wij dit van de Haarlemmermeer weten meermalen omliggende gronden door het water verslonden en als slib wegge voerd. Dit slib versperde het Zeglis dat gedurig door de stad moest verdiept wordenen kwam tot bezinking in de minder door wind en stroomingen beroerde Voor meer, waar het aanwassen vormde, die door de alkmaar- ders benuttigd werden tot uitbreiding hunner stad. Zoo ontstonden het Venisse (Venetie), het Nieuwland en het Verdronkenoord*), in hunne namen nog hunne herkomst bewarende, terwijl andere ondiepten de grondslagen wer den van het eiland Voormeer-Turfmarkt-Achterwezel- Zandersbuurt en van het in 1614 opgehaaldein onze eeuw door het graven van het Noordhollandsch Kanaal verkleinde Venetiaansch Eiland. Op de noordzijde van het Luttik-Oudorp schijnt voor maals reeds een buurtje bestaan te hebben, dus genoemd in onderscheiding van het grootere Oudorp. Noordelijk sloot zich daarbij aan de vaste grond waarop in 1255 door Graaf Willem, II, Roomsch-Koning, het kasteel Toren burg werd gebouwd, en het terrein dat al vroeg door 3 dammen, Voor-, Zij- en Achterdam, tegen het water der Voormeer beveiligd werd, in verband met den door een poel gelegden Dijk, strekkende om van de Meente of van den mede aan Willem 11 toegeschreven Koningsweg het kasteel te bereiken. Tusschen Voordam en Mient bleef eene geul als afwatering langs den Huiswaarderdijk en de tegenwoordige Oude Hoornsche vaart, van de Egmonder- en Bergermeren op de Voormeer (De Koedijkervaart nu Noordhollandsch Kanaal werd eerst na de droog making der Schermeer gegraven). Wil men zich eene voorstelling maken van den ouden toestand onzer steden dan moet men te rade gaan met de nu bestaande dorpenmeer of min samenhangende buurten om do kerk gevolg eener bij een woning en te gelijk aanleiding tot uitbreiding daarvan en voorts meer verspreide huizen langs de wegen, die zooveel mo gelijk aangelegd waren op dijkjes of hooggelegen grond, alsook in richting, verband houdende met de behoeften van het verkeer met andere plaatsen en de, met enkele uitzonderingen, meest van hout en stroo gebouwde huizen, steeds omringd van ervenzich niet storende aan eene rooilijn, welke in de nieuwere deelen der steden bij den verkoop van bouwterrein steeds in acht genomen in de oude eerst na eeuwenlang voor- en achteruitschuiven der gevels tot haar recht is gekomen. Dus bestond Alkmaar voorheen ook grootendeels uit hofsteden langs den weg, westelijk om de kerk, den Geest, en de van het bedehuis in 3 richtingen strekkende wegen, de Koor-, Gasthuis- en Langestraten welke laatste nog in 1442 de Breestraat heette en begrensd was door de hekjes van de erven der woningen. Achter die van de zuidzijde der Langestraat kronkelde een slootjewaarop de privaten loosdendat uitliep in de Laatwelke, haar later verband met de Egmonder- en Bergermeren nog missende, het water van den geest naar de Voormeer voerde een dergelijk slootje, maar blijkens den naam van later oorsprong, bevond zich achter de erven van de noordelijke huizen der Langestraat. Wordt vervolgd.) >Gij vermoedt niet, gravin, hoe vermetel die vergun ning is!" »In hoeverre?" Gelooft gij, dat 't in mijne macht staat een pseudoniem te bewaren, dat door de nieuwsgierigheid met Argusoogen dag en nacht wordt beloerd Weet gij, dat men reeds beproefd heeft mij te ontmaskeren Hare gestalte groeide als het ware, vast en gloedvol trof haar blik den zijne. Ja, dat weet ik 1" »En toch wilt gij mij hier houden?" Xenia liet haar stem wat zakken, een minachtende glim lach omkrulde hare lippen. »De wereld houdt gravin Dynar's trots voor even broos als glas, men denkt met één enkelen steenworp van den laster de kracht er van te breken en juicht reeds bij de gedachte met Janeck Proczna een geeselroe in de hand te hebben, om mij boosaardig schrijnende wonden te slaan De menschen hebben daarin gedwaald, en dat zal ik hun toonen Zooeven hebt gij mij openhartig genoemd, welnu, ik wil 't opnieuw zijn en u eerlijk de beweegredenen voor mijne handelwijze noemen Niet omdat ik uw doen en laten goedkeur, Janeck Proczna, maar omdat ik den laster wil doen verstommen en machteloos maken, daarom zal ik u als den aangenomen zoon mijns vaders aan de hooge kringen alhier voorstellenMijn hart en mijn gemoed verloochenen u, maar mijn tong zal u erkennen, ten einde den lieden te toonen, hoe weinig de trots gemeen heeft met een formaliteit, die poolsch bloed in een ader van mijn huis gebracht heeft 1" Drift en ontroering klonken in hare stem, met opzet zocht zij de meest grievende woorden, om aan haar manier van handelen eiken schijn van vriendschappelijke belang stelling te ontnemen. Hoog opgericht stond Janeck Proczna voor haar; een fijne, geestige glimlach verhelderde zijn gelaat. »Is dan het publiek werkelijk zulk een komediespel waard, dat van u zooveel inspanning en van mij zooveel zelfbeheersching en hoffelijkheid tegenover uwen eisch vordert Kerkmeesteren der parochiekerk hebben in het laatste kwartaal der 15e en in de eerste helft der 16e eeuw hun voordeel gevonden in het langzamerhand aan winnen en totbouw erven verkoopen van het terrein tusschen de kapel en den Limmerhoek. GWGGIiAïïD. Den 14 werd in het Londensche dis trict Walworth de conservatieve candidaat Bailey tot lid van het Lagerhuis gekozen met 2676 stemmenzijnde 571 stemmen meer dan de liberale candidaat kolonel Reade bekwam. De conservatieve partij wint daardoor een zetel. Xenia kreeg een schok. »Is het een zware eisch, als aangenomen zoon van graaf Dynar uitgeroepen te worden Hij lachte even. »Onder deze omstandigheden, ja Gij dwaalt zeer, gravin, indien gij meent, mij gelukkig te maken met den last van een naam, die mij verplichtingen oplegt, waartegen mijn gansche natuur in opstand komt Ik ben overtuigd, dat ik als Janeck Proczna hier niet minder vriendelijk opgenomen word, dan als het toeval lige medelid eener familie, wier vertegenwoordigster mij uit zelfzuchtige bedoelingen van zich stoot en tot zich trekt, al naarmate haar trots dit vereischt. De naam Janeck Proczna staat mag ik zeggen in de wijde wereld in eere, terwijl de naam Dynar het voor lief moet nemen, dat een althans op dit oogenbliker minachtend de schou ders over ophaalt, ik, gravin Een huivering greep Xenia aan, zij zag hoe de spreker nogmaals eea buiging voor haar maakte, om zich vervol gens naar de deur te wenden, zij klemde de tanden opeen en hief het hoofd op. »Janeck Proczna >Wat belieft u, gravin?" Haar gemoed worstelde met hevige kwellingen. »Ik heb u gekrenkt... ik achtte u sterk genoeg, om de waarheid onverbloemd te kunnen verdragen ik meende met n anders te mogen te werk gaan dan met het gros der menschen dat met zinledige gezegden wil belogen worden. Waarom moet ik sympathie voor u huichelen, als ik ze niet gevoel Waarom u woorden toegevoegd die niet eerlijk gemeend zijn en waarom getracht mijn handelwijze beter te doen schijnen dan ze is Hebt gij indertijd den mantel der liefde geworpen over de kren king, die mij het testament mijns vaders in stukken voor de voeten smeet Neen Waarom verlangt gij van mij het vernis, waaraan gij toch zelf zoo weinig beteekenis hebt gehecht Ik wist niet, dat Janeck Proczna zoo geheel anders was teruggekeerd dan hij is heengegaan Een spijtig verwijt, een teleurstelling bijna, klonk in hare stem. Janeck's blik scheen tot in het diepste van de ziel der

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1895 | | pagina 1