Poolsch Bloed,
No. GO. Tweede Mad. Zeven en Negentigste Jaargang
1895.
ZONDAG
19 MEI.
Paspoorten
Inschrijving Schutterij
Onbestelbare Brieven,
OUD-ALKMAAR.
FEUILLETON.
PARIJ8CHE BRIEVEN.
NATALY VON ESCHSTRUTH.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
maanden voor Alkmaar ƒ0,80; fianco door het
geheele rijk 1,
De 3 nummers O,O©. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijst der gewone Ad verten tlën
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
voor de milicien-verlofgangers van de lichting
1888 kunnen ter gemeente-secretarie worden
AFGEHAALD.
DIN8DAG en DONDERDAG, van des middags 12
tot des namiddags 2 uren ter gemeente-secretarie tot
en met 31 Mei a.s.
verzonden gedurende de 2e helft van April 1895
Tuinman Amsterdam A. Bosch idem J. v- Kessel,
's Gravenhage.
Van Heerhngowaard:
J. Burgmijer, Amsterdam.
Briefkaarten:
G. J. SmitAmsterdam B. Stoelenga
Brief:
Buitenland:
CL de Haan, Chicago.
Een praatje over
(S 10 t.)
Wanneer te Alkmaar een kerk gesticht is kan niet
uitgemaakt worden waarschijnlijk later dan te Velsen
Heemskerk Heiloo on Egmond. In het jaar 1063 was
hier nog niet meer dan eene ongewijde kapelhetgeen
men zou kunuen aanmerken ah een bewijs van de toen
malige geringe beteekenis der plaats maar de mogelijk
heid bestaat ook, dat een vroeger kerkgebouw in 900 en
in 972 te gelijk met het dorp door de westfriezen is in
de asch gelegd. In 1116 vindon wij de St. Lanrenskerk
genoemd, toen daarin do Gntheffing door Graaf Floris II
van eene onrechtmatige belasting op het begraven met
handhaving echter der verplichting tot opbrengst van
zekere tienden der vruchten van landbouw en veeteelt
aan de abdij van Egmond, werd afgekondigd.
Wanneer het dorp tot stad verheven is en daarmede
meer zelfstandigheid, alsmede het recht tot het bezitten
van poortenverkregen heeftis evenmin uit te ma-
kon. In de pasgenoemde vergunning wordt reeds van
civesburgersgesproken gelijk in het privilegie van
Willem 11 van 1254, dat een geheel strafwetboek en eene
rechtsoefening door eigen schepenen (niet als van een bij
dat privilegie ingesteld, maar als van een bestaand col-
legie) bevatvan oppidum en oppidanid. i. poorte en
poortersgelijk in beteekenis met stad en burgerrecht-
bezittenden. Men zon zich intusschen vergissen indien
men meende, dat het bezitten van poorten steeds mede
bracht het aanwezig zijn van vestingmuren of wallen, of
DOOR
33)
Recht er op, niettegenstaande ik me aan het klavier
zal plaatsen, om als een betaald zanger het gezelschap
eenig tijdverdrijf te bezorgen?"
,/Niettegenstaande dat!"
Een diepe zocht ontsnapte aan de borst van den jongen
man, een plotselinge flikkering tintelde in zijn oogen.
Xenia merkte het niet opzij had de lange wimpers
neergeslagen het scheen alsof zij met gesloten oogon
zich voorbarig verpraat had evenals een kind dat blin
delings door de donkere kamer loopt enkel om den angst
spoedig doorstaan to hebben.
Daareven ontvang ik een briefje van de prinses en
van Hare Excellentie Gartner die mij verzoekende eerste
muzikale soirée ten mijnent te doen plaats hebben daar
de salons der presidente door een of ander ongelukkige
omstandigheid voor 't oogenblik onbruikbaar zijn Deze
wijziging in de nitnoodiging zal ik u nog schriftelijk door
mijn bediende melden."
Janeck maakte een buiging. „Ik ben tot uw dienst
gravin."
Haastig keek zij op, het scheen haar een geweldige zelf-
beheersching te kosten maar zij glimlachte eer beleefd
dan innemend en zei met een poging om te schertsen
„Ik hoop toch dat de aangenomen zoon mijns vaders me
tegenover de wereld bij mijn voornaam zal noemen de
moed tot waarzijn sleept dit als een onvermijdelijk ge
volg na zich." Opnieuw bestond het antwoord in een
buiging doch Xenia ging haastig voort »Oom Drach zal
zich zeer verbengen u weer te zienen daar bij zoowel
als tante Clara morgenavond ook aanwezig zullen zijn
dat de vroegere versterkingen iets geleken op de heden-
daagscheen zulks vooral niet wat Alkmaar betreft. De
ligging van het stadje tusschen meren en moerassen maakte
eene belegering reeds bezwaarlijk, en een overval ondoen
lijk, sedert door de stichting van het kasteel Torenbnrg
de nadering van de noordoostzijde over den Vrooner- en
Oudorpergeest was belet gewordenterwijl van den anderen
kantde zuidwestzijdeminder gevaar was te duchten
omdat daar geene vijandelijke westfriezen maar bevriende
kennemers woonden. De aarden walletjes der landerijen
op den geest en de slooten der lager gelegen pereeelen
waren daarenboven zoovele hinderpalen voor belagers, dat
enkele keermiddelen op do hoofdwegen, vermoedelijk houten
poortenvoldoende waren tot afsluiting van wat eene
stad mocht heeten.
Wel gelastte het vonnis van Philips van Bourgondie
in 1426, wegens Alkmaars deelneming aan den Kennemer-
loop, dat poorten muren en vesten ter neder geworpen
en geslecht zouden worden en Alkmaar als een open dorp
zonder eenig stedereeht zou blijven liggen, maar wij moe
ten deze woorden niet te letterlijk opvatten. Immers in
1445 werd van wege Alkmaar aan den Raad van Holland
te kennen gegeven dat men, bij do beroeringen in vele
plaatsen, geene deuren in de poorten hebbende een over
val duchtte, en dus verzocht, namens den Hertog te ver
gunnen om de stad wat te vestigen en de deuren weder in
de poorten te hangen. Dit word toegestaan, totdat de
Hertog bevelen zon de deuren weder weg te nemen en
alle gemaakte werken weder af te breken en te niet te
doenen in 1451nadat Alkmaar eene tienjarige bede
had bewilligd, vergund muren te maken en te onderhouden,
alsmede deuren in de poorten te mogen hangen ten allen
tijde. De muren blijken steeds meur in de verbeelding van
den Landsvorst dan in de werkelijkheid bestaan te heb
ben, wat echter de beteekenis van den laatsten voorrecht-
brief niet vermindert.
Ook Albert van Saxen sprak groote woorden, toen hij
in 1492na de demping van het oproer van het Kaas-
en Broodvolk den 25 Mei te Haarlem over Alkmaar
vonnis vellende, o. a. gelastte de poorten, muren, torens
en andere vastigheden, wezenöe aan de stad, terstond af
te breken en de vesten en grachten te vullen waartoe
de schuldige westfriezeu in de kosten moesten deelen.
De Stadhouder-generaal kende vermoedelijk Alkmaar niet
(dat het strenge vonnis ook in andere opzichten een
doode letter is gebleven loze men bij Boomkamp, bl. 39),
en het zon nog een aantal jaren moeten duren eer de
stedelingen ernst maakten met den bouw van muren
en torens. Adriaan Doedes getuigt in zijne auto-biografie,
dat Alkmaar in 1517, toen de gelderschen het overvielen
en uitplunderden geheel open en onverdedigd lag. De
vijand kwam toen herwaarts van Medenblikmaar het
beschermende kasteel Torenbnrg was sedert de onder
werping van Westfriesland vervallen en toen reeds ver
dwenen, en de toenmalige poorten zullen voor de geoefende
krijgers wel geen hinderpalen zijn geweest.
De ondergane plundering had de behoefte aan ver
sterking zonneklaar in het licht gesteld, maar de burgerij
zoo uitgeput, dat het tot 1528 aanliep eer men de zaak
ernstig ter harte kon nemen en van den Keizer een octrooi
verzochtom het bouwen binnen de 200 roeden buiten
de nieuw te maken vesten te mogen verbieden. De Keizer
stond het toemaar slechts over de breedte van 100
roeden en met beding dat staande mocht blijven wat
reeds gebouwd en geplant was. Het werk werd toen, tot
groote kosten voor de ingezetenen in p. m. 10 jaren
voltooid behalve aan den oostkant waar de Voormeer
de stad dekte en de voortgaande grondaanwinning en
bebouwing wellicht de bepaling van den wal tot later
deed uitstellen. Men groef toen een gracht en wierp met
de uitkomende specie een wal op, gedekt door een muur
met torens en rondeelenin de richting Achterweg
Kanaalkade, Mallegat, Geestwater LindengrachtOude
gracht Keetgracbt en Limmerhoek aldus vreemd ge
noeg, buitensiuitende de oude buurten Geest, Over den
Geest (Molenbuurt) en Kanisstraat (toen veel langer dan
na en naar het Bergorveer leidende) en ook het toon
reeds vrij bevolkte Ritsevoortvan ouds Rijsenoert ge-
heeten.
Bij den uitleg van 1572 en 73 die wel zal onder
nomen zijn om de stad tegen een aanval der Spanjaarden
en de nieuwere belegeringswijze bestand te maken, wer
den genoemde buurten getrokken binnen de nieuwe aarden
bewailing, die van 4 bolwerken, het Monniken-, Clarissen-,
Groote en Kleine, voorzien word. De vijand had er zoo
veel respect voor, dat hij er slechts sohijnaanvallen tegen
deed, en al zijne krachten aanwendde tegen de oudere
versterking aan de noordoostzijde. Gelukkig, dat de helden
moed van burgers en bezetting daar vergoedde wat er
aan knust van fortificatie te kort kwam. C. W. B.
In dezen noemde Philips Alkmaar „onze getrouwe
stede", in dien van 1445 en in nog een van 1450
„onze stede"; met „hot dorp" van 1426 is het dus ook
niet zoo ernstig gemeend geweest.
VIII.
Parijs, 13 Mei 1895.
De Broglie. Deze naam zal den meesten lezers niet
onbekend zijn, doch men denkt dan gewoonlijk aan den
Due de Broglie, lid van de Académie frangaise en oud
president van den ministerraad. Thans echter willen wij
spreken over diens broeder, den abt Paul de Broglie,
priuce du Saint-Empire, geboren in het jaar 1834, dus
ongeveer 61 jaren oud, een man van hooge geboorte,
maar ook van groot talent en met een edel hart, en toch
eergisteren vermoord geworden door eene vrouw van
vijf en dertig jaar, eene soort van gekkin, die aan gods
dienstwaanzin leed.
De abt Paul de Broglie was in zijne jeugd niet voor
den geestelijken stand opgeleid, doch diende eerst in de
marine. Aspirant, zooveel als cadet of adelborst, in 1855,
werd hij twee jaren later enseigne de vaissean, dat is
de eerste graad in den rang der zeeofficieren, en in 1862
mag ik u stellig wel beleefd verzoeken in de beneden
woning een visite te maken."
Janeek had nu vrijheid heen te gaan.
Hij vertrok met inachtneming der gewone beleefdheids
vormen doch toen Xenia hem in het gelaat staarde, werd
zij getroffen door de zonderlinge uitdrukking er van.
Ironie was 't nietdaartoe lag er te veel warmte in
zijn blik maar 't scheen een heimelijk zegevieren een
met moeite ingehouden lach, die vol verraderlijken hnmor
om de lippen speelde. De portière viel achter hem dicht,
gravin Dynar stond roerloos en tuurde naar de plooien
die weer den gewonen vorm aannamen.
Peinzend schreed zij dc kamer op en neer, ging bij den
haard zitten en liet het hoofd op do hand rusten ver
ward en ongedurig waren al hare gedachten.
Toen Janeck Proczna bij haar aangemeld werdwas zij
nog vast besloten hem als een onuitsprekelijke schande
te ontvlieden toen hij over den drempel trad bloedde
haar trotsche ziel bij de gedachtedat zij hem met een
woord zou moeten verwaardigen en zij vatte het heimelijk
voornemen op om hem met haat en spot te verjagen; en
toen hij wilde beengaan had zij hem als een gunst ver
zocht te blijven, haar naam te dragen, had zij gezegd, dat
zij hem met volle overtuiging wilde erkennen. Het dui
zelde haar zij liet het hoofd op de borst zakken en staarde
met strakke blikken in den rooden vuurgloed
Hoe was dat alles gekomen? Zij wist 't niet, hij had
velerlei gesproken, enkel onbeduidende, alledaagsche din
gen en toch hadden die een bedwelmenden invloed gehad,
't was of een nevoi haar helderziende oogen verduisterd had.
Zij wilde zich zijne woorden in het geheugen terugroe
pen doch 't ging nietze dwarrelden in haar brein
dooreenevenals de sneeuwvlokken buitendit alleen
hoorde ze klaar en duidelijk telkens opnieuw Geen van
beiden zullen we elkaar missenNeengeen van
beiden Zij niet en hij niet.
Zij liet bet matte hoofd tegen de rnglenuing vallen en
sloot de oogen. Als een spottend geginnegap knetterden
de vlammen in don haard en overmoedig dansten de
roode vonken door de opdwarrelende rookwolkjes heen.
ELFDE HOOFDSTUK.
Te Parijs bad men dikwijls van Janeck Procna beweerd,
dat bij veel talent voor diplomaat had. Zonder veel ver
toon van scherpzinnigheid, wist hij de menschen met hun
eigen woorden zoo te vangen, dat ze ten slotte precies
zeiden wat hij wilde, en wel zonder dat ze het zeiven
bemerkten.
Langzaam daalde hij de breede marmeren trappen af.
Toen hij diezelfde trappen voor weinige minuten had be
stegen, had een fijne plooi tusschen de wenkbrauwen er
van getuigd, met hoeveel ijzeren, onverzettelijke wilskracht
Janeck Proczna zich voor dit bezoek gewapend had, thans,
op den terugweg, was die plooi verdwenen en er glinsterde
een bijna overmoedige hoop, een voldaanheid in zijn don
kere oogen.
De slanke bladeren der waaierpalmen zweefden vlak
boven zjjn hoofd en het witte standbeeld, dat ernstig en
statig uit het groen aan den wand voor den dag scheen
te treden, hield den uitgestrekten arm met den lauwer
krans zóó laag dat deze het voorhoofd van den Pool
bijna aanraakte.
In de vestibule beneden stond de bediende met den
engelschen jachthond te wachtenmet luid geblaf begroette
deze zijn meester en eer de gegalonneerde er op verdacht
was, had het dier zieh losgerukt en vloog met groote
sprongen den naderende tegemoet.
Janeck streelde hem liefkozend over den slanken kop.
Koest, KingJe bent hier niet thuis en je moet je
nog een heele poos doodstil houden, als je
Proczna kon den zin niet voltooien. Geljjk een pijl uit
den boog vloog de jachthond de treden weer af, om een
kleine Angorakat te vervolgen, die als een wit zijden
kluwen door de vestibule schoot.
»Om GodswilFreule Beatrice's lievelingriep de
bediende verschrikt uit en wilde het katje te hulp snel
len doch dit was reeds op de trapleuning gevlucht en
toen King ais een razende zijn best deed om haar te
bereiken, nam zij een wanhopige sprong, kwam tusschen
de bladplanten terecht en er haastig tusschendoor slui
pend, verdween ze in een smallo zijgang.