Poolsch Bloed, j
1895.
ZONDAG
9 JUNI.
De uitrusting der Infanterie.
FEUILLETON.
No. 68. Tweede wad. Zeven en Negentigste Jaargang,
NA1ALY VON ESCHSTRUTïI.
ALKIHAARSCHE
Deze Courant wordt Dinsdag-, D< nderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonn >mentsprijs pei
maanden voor Alkmaar ƒ0,80; banco door het
gehsole rijk 1,
De 3 nummers 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
ÏAria vl
Telefoonnummer3
COURANT.
Prijs der gewone Advertentiën s
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Aanhalingen uit een militair tijdschrift kunnenin
een uit de aard der zaak oppervlakkig courantenartikel,
alleen plaats vinden, indien zij aangelegenheden betreffen,
■die ons aller belang raken en weinig technische bijzon
derheden bevatten.
In het opstel van den heer J. H. van der Hegge Zijnen,
eersten luitenantsgedetacheerd bij de Cadettenschool te
Alkmaar, voorkomende in de Militaire Gids, 3e afdeeling,
van dit jaarkomen eenige opmerkingen voor die een
algemeene strekking hebben en dus in een lezerskring
van niet-militairen wellicht eenige belangstelling ver
dienen.
Immers nu besloten is tot den aankoop van nieuwe
gewerenis er zeker aanleiding om te waarschuwen
tegen de dwaling dat thans andere verbeteringen in ons
krijgswezen gevoegelijk voorloopig achterwege mogen
blijven.
„Niets zou gevaarlijker zijn voor onze toekomst", be
toogt de heer van der Hegge Zijnen, naar onze meening
volkomen terecht, „dan wanneer men vervuld werd van
de gedachte, dat het voortreffelijke wapen der infanterie
zooveel had geholpen dat nu hst leger geen behoefte
meer had'1.
Evenzeer behartigingswaardig -schijnt het advies dat
men bij de vervulling dier behoeften doen moet gelijk
bij de nieuwe geweren gedaan werd en niet alleen moet
vragen „wat kost het?" maar er bij moet vragen „wat
krijg ik er voor
Een sterk sprekend voorbeeld van uitgaven, die jaar
lijks gedaan worden en waarbij deze vraag „wat krijg ik
er voor11, «iet wordt gesteld, geeft de schrijver zelf aan,
door te wijzen op de kosten der schutterij.
Met „de schutterij" wordt behoeft 't gezegd te
worden door den schrijver, trouwens evenmin als
door ons,, gedacht aan ©f gedoeld op de alkmaarsehe
schutterjj.
„De schutterij", aldus luidt "t betoog ongeveer, „is-een
middeneeuwsche instelling en lijdt een kwijnend bestaan;
zij vindt in de vigeerende wet noch middelen noch
kracht om zich te verbeteren zij verslindt schatten, die
geen geëvenredigde rente afwerpen en wat voorop .ge
steld had moeten worden: zij :geeft een leger-reserve van
twijfelachtige waarde."
Beantwoordend de vraag of het aantal en het gehalte
der oefeningen van de schutterij-officieren er op berekend
zijn om hen tot bruikbare veldofficieren te vormen, zegt
de heer van der Hegge Zijnen onomwonden„Neen,
immers met goeden wil en ijver kan men wel veel, maar
niet alles. Om iets te weten moet men het geleerd
hebben.'
Het is geen verwijt aan personen, maar aan de wet.
„Evenmin", voegt de schrijver geestig hieraan toe „even
min als men het commando over een schip zal toever
trouwen aan een jurist, de rechtspraak aan een geneesheer
of de heelkunde aan een zee-officier, evenmin moet men
het bevel over een afdeeling soldaten hoe gering ook
opdragen aan iemand die dat vak niet geleerd heeft, die
dus niet op de hoogte van zijn taak kan zijn."
Het komt ons voor, dat men niet duidelijker kan doen
gevoelen dan met deze woorden, hoe nutteloos de uit
gaven zijn die jaarlijks op de stedelijke begrootingen
voor de schutterijen worden gebrachthoe nutteloos de
tijddie van de burgerij wordt gevorderd wordt opge
offerd, als de legerreserve blijft wat zij thans is. Grappig
is het om te zienhoe het publiek dit beseffende dan
ook somtijds de schutterij bejegent.
En wij zijn het met den heer van der Hegge Zijnen
eens, dat het aanroeren van dit onderwerp zou zijn, ge
lijk hij meent, uilen naar Athene dragen, zoolang geen
wijziging in dezen toestand wordt gebracht.
Doch, waarom het te verzwijgen bij de lezing
van opstellen, als het genoemde rijst bij den onpartijdige
ernstige twijfel, of met de uitgaven voor het leger niet
in mindere mate hetzelfde zich voordoet als bij die voor
de schutterij.
Wordt daarbij altijd gevraagd, behalve naar de kosten,
ook of hetgeen we krijgen in overeenstemming is met
de eischen van onzen tijd
Zou men niet eerder heenstappen over uitgaven, indien
hier te lande meer legerbehoeften werden vervaardigd
en rijst niet onwillekeurig de viaag of allerlei verbe
teringen kondon ingevoerd worden zonder dat het zoo
veel meer geld behoefde te kosten dan thans
Kost een omslachtige papier misbruikende administratie
minder dan een eenvoudige?
Wanneer toch iemand, dien men niet van' pessimisme
op militair gebied zal verdenken, als de luitenant-kolonel
Scherer, erkent, dat vrij wat personeel voor administratie
en bnreeldienst kan worden bezuinigd, indien sleehts de
droevige schrijfwoede wat werd beperktdan doet men
niet onvoorzichtig om dit op goed geloof als waarheid
aan 'te- nemen.
Doch om maar te blijven 1c j hetgeen in het bedoeld
opstel van de Militaire Gids wordt aangestiptmag men
wel vragen zijn weinig zichtbare knoopen zooveel
duurder den glimmende, de uitgave voor doodekop, kneo-
penschaar en den ty d met poetsen zoek gebracht niet
in aanmerking nemende
Is de képi duurder hoofddeksel dan de sehakodie
wel niet in dezelfde mate als de duitsche helm het denk
vermogen verstompt (volgens majoor von Keim) maar toch
aan den vrijen vleugelslag der gedachten niet bevorder
lijk schijnt te zijn
En de ransel zou het zoo duur zijn om deze alleen
in bergstreken gebruikelijk wijze van goederenvervoer
te vervangen Of indien men van dit koffer dat in
oorlogstijd geworpen wordt tot buit voor den vijand
geen afstand kan doen dit alleen te doen dragen op den
rng bij het spelen van de welbekende historische parade-
marsch „turf in den ransel?"
Zou de afschaffing van het poetsgoed verslindend beslag,
van het zware ledergoed met inbegrip van de aehter-
patroontascb, waaruit men eigenhandig geen patroon kan
halen enkel en alleen afstuiten op de hooge kosten
Zijn blinkende eetketels goedkooper dan doffe Zon 't
zooveel geld eischen om het pionier gereedschapgelijk
de heer van der Hegge Zijnen wenschtalthans gedeel
telijk aan de compagnieskar toe te vertrouwen
Zijn er nog niet meer zaken, die men zou kunnen toe
vertrouwen aan de compagnieskar, b.v. een aantal schil
den (systeem v. Holstein), evenals in Denemarken
Zon men voor schilden geen geld kunnen verkrijgen
indien de berichten juist zijn dat op 40 meter afstand
kogels van het Lebelgeweer daarop afstuiten terwijl zij
slechts 10 kiliogram wegen
Met 50 stuks kan het front der compagnie zich dekken
tegen iufanterie-vnur. Met de wetenschap dat de kogel
van het nieuwe geweer M. 0,78 in kleigrond doordringt
en men door een opwerping zich in korten tijd dus niet
kan beschutten schijnt het dus wel wenscheljk om het
weerstandsvermogen en het moreel van de troep door
schilden te verhoogen.
Zij die onlangs de voordracht over Lombok van ds.
Rogge bijwoonden zullen zich herinneren hoe de pre-
«dikantbeschut door zijn Javaanschen bediende, die des
predikants deken vierdubbeld op den rug droeg, ongedeerd
te Ampenan aankwam terwijl de deken doorboord was.
Ook in 1870bij Epinay30 Novembernamen de
Pranschen hetzelfde middel te baat.
Dat bescherming door een aluminium-schild in de toe
komstige oorlogen beproefd zal worden is zeer waar
schijnlijk.
Doch genoeg reeds over dit onderwerp. Het opstel van
den heer v. d. Hegge Zijnen zouden wij in deze courant
niet bepreken indien het in zijne strekking alleen stond
«Maar zeg me toch in 's hemels naam wilde
Donatus onthutst vorder uitvisschendoch reeds had
Proczna zich tot eenige dames gewend, die met tal van
vragen beslag op hem legden.
«Zeg me eens, is 't inderdaad waar dat gij te Parjs
door de keizerin zoo verbazend verwend zijt vroeg
gravin Ettisbach mot het naïfste gezicht dat zij zetten
kon.
s Dat zou ik denkenals het buiten maar een beetje
woei, knoopte zij mj dadelijk een doek om den hals!"
MediantMaar een paar ridderorden hebt gij
toch van haar gekregen
«Natuurljk eiken morgen een bj de koffie 1"
«Ja, spot maar! ik word nog veel onbescheidener in
mijn vragen juichte gravin Tarenberg, terwijl ze haar
wipneusje met bekocrljken overmoed naar hem ophief
«ik weet 't welgj hebt met al de briefjes op rose-
papier, die men u geschreven heeft, uw haardvuur onder
honden
«Neen Daar moet ik tegen opkomen, waarde gravin
Janeck hief met een plechtig gebaar de hand op, »over
die briefjes heb ik een veel beteekenisvoller lot be
schoren."
«Zoo en in hoeverre dan Men luisterde adem
loos.
«Ik heb met den koning van Italië een overeenkomst
getroffen, om er den Vesuvius meê te stoken."
«Nu dan kan ik me best begrjpenwaarom de
arme drommel tot vnnrspuwen komt merkte mevrouw
von Hofstraten lenkweg, terwijl een schaterend gelach in
den kring uitbarstte.
De bedienden rukten de vleugeldeuren van een zjzaal
open en de opperkok meldde aan gravin Dynar, dat het
sonper gereed stond.
Hare Excellentie Gürtner stond naast de prinses en
fluisterde haar achter den waaier een paar woorden toe.
Met onvaste stem noodigde Anna Regina graaf Dynar
aan hare zjde.
DOOR
42)
Holler-HütiïKgen stond aan zjn knevel te draaien. Xenia
Ühfid hem juist met bljkbare ergernis eens terdege de
les gelezen over het meisje van Dom Remi. Daar stond
-bj over na te denken. En Proczna zong intusschen zoo'n
huilerig lied van rozen en doornen en nog iets, dat zoo
schoon zon geweest zjn, als de slanke maagd 't maar
niet telkens ten kwade had doen koeren. Een zonderling
lied. Au fond begreep hj er weinig van, want muziek
was helaas van kindsbeen zjn zwakke zjde geweest.
Bicky stond ook heel bedrukt in een hoek en zette groote
oogen op, 't scheen haar evenzoo te gaan als hem, met
zekere voldoening bespeurde de jonge vorst dit. Daarop
had graaf Dynar zjn lied voleindigd en ontving een reeks
van loftuitingen, h j maakte in 't oog vallend veel werk
van de schoone Excellentie en zj coguetteerde sterk met
hem. Xenia werd hoe langer hoe stiller en ongenaak
baarder, dikwjls scheen 't, alsof hare gedachten geheel
waren afgedwaald van hst gesprek, waarin zij betrokken
was.
Donatns voelde zich erg onbeholpen; inde gansche zaal
achtte h j zieh zeiven het eenige ondier op muzikaal gebied.
Om althans eenige bezigheid te hebben, proefde hj van
al de taartjes en gebakjes, die voortdurend op zilveren
schalen werden rondgediend. Er werd een hand op zijn
schouder gelegd, Proczna stond achter hem en begroette
hem met een schuimend glas champagne. »Doe me be
scheid, waarde vorst, ik drink op het welzjn der rozen-
koningin Hliningen lachte vergenoegd. Die, welke gj
jn uw wapen voert, valt niet in m jn smaak
,„W«el mogelijk, de mjne draagt doornen!"
„Wel, drommels, daarover hebt gij toch niet te klagen P'
Janeck haalde de schouders op. Integendeel, ik acht
mij gelukkig. Wie de wereld rondgezworven, en in allerlei
landen bloemen geplukt heeft, zooals ik, weet de aantrek-
keljkste aller bekoringen de doornige roos, het best te
waardeeren. Ik zie even gaarne het wapen in een mannen
hand als de flikkerende uitdaging in een schoon vrouwen
oog, want beide speren mj aan om de zegen te bevechten.'"
»Maar mon Dimik begrjp je volstrekt niet
Procznaheeft dan soms de een of andere dame hier een
ieol jk gezicht tegen u gezet
»Nu, en geen klein beetje ook Als blikken dooden kon
den, zou reeds morgen m jn overlijden in de krant staan
«Alle donders .«ertel eens op,mevrouw Leonie
en Donatus trad door nieuwsgierigheid gedreven nog een
schrede nader.
Graaf Dynar lachte even. «Mevrouw Leonie!! neen,
mevrouw Leonie heb ik niet aan haar vlecht getrokken."
Bicky?" Hüningen sette een zeer teleurgesteld ge
zicht, «die telt immers nog niet mee
Janeck lei met een onbeschrjfelijken blik zijn hand op
den sehouder van den jongen officier. «Hemel bewaar
mewat een gebrek aan smaak hoe blind en ouder-
wetsch 1" schertste hj met een overdreven gebaar. «Maar,
beste Hüningen, is 't u waarlijk ernst, dat gj die bekoor-
ljke kleine Beatrice zoo over het hoofd ziet, of vischt
ge soms in troebel water en tracht ons begeerig te maken
naar de bonte, glinsterende schelp, terwjl g j zelf de parel
wegkaapt
Raadsels oplossen was helaas ook al een der zwakke zjden
van Donatus hj keek den spreker zoo beteuterd aan, alsof
deze hem in het Turksch een staatsgeheim verraden had.
«Nu ik wil niet hopen, dat we mededingers wor
den," vervolgde Proczna wat zachter, «gj zet een veel
te ongeloovig gezicht over mjn smaakdie een aanko
mend meisje de palm der overwinning wil toekennen
Doch doe de oogen eens goed open en zoek in de zaal
eens een tweede dam« die met zulke kostelijke ongena
dige doornen te velde trekt als Bicky