Pensioen voor Gemeente-Ambtenaren. Reveil en Negentigste «laargang, 1805. 8 SEPTEMBER. ZONDAG Feuilleton. J3..HS VROUW. Berlijnsche Roman, N 0. 10 h, Eerste blad. COURANT. Pr|j« der gewone Advertentlën: Per regel ö,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. ALR1AARSCHE Deze Courant wordt Sïïissd»®., SSeaderdKig- en Znterdngsvoiti uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar €1,8©franco door het geheeie rijk 1» De 3 nummers ©,©8. Afzonderlijke nummers 3 ets. Telefoonnummer3 Het doel van dit opstel is de toekenning van pensioen aan de ambtenaren dezer gemeente te bespreken. Om tot een pensioen-regeling te geraken zal waar schijnlijk het eenvoudigste zijn te benoemen eene com missie uit den raad die tot opdracht heeftdeze zaak te onderzoeken en een ontwerp-verordening met memorie van toelichting samen te stellen. Tot nn toevoor zoover mon kan nagaanzijn in onzen gemeenteraad geen stemmen gehoord die op dit onderwerp de aandacht vestigden. Dientengevolge ontbreken sommige gegevensen zal men de volgende opmerkingen wel willen beschouwen als slechts een zeer voorloopig onderzoek. Het schijnt ons toe, dat pensioen niet anders is, dan een vorm waarin loon wordt uitgekeerd. Dit standpunt is o. i. het meest juisteom de zaak te bezien. De zedelijke band die tusschen werkgever in dit geval de gemeente en den loontrekkenden arbeider in dit geval den ambtenaarbestaat, doet men het beste om buiten rekening te laten. Immers in hoeverre die verhouding van hooger orde (d. w. z. niet vallende binnen den kring van het burgerlijk recht) invloed uit oefent op het contract tusschen de gemeente en de per sonen die bij haar in dienst zijn, is moeielijk in cijfers nit te drukken. Zelfs indien men tusschen de gemeente en den ambte naar geen anderen band erkent dan dien van eigenbelang, dan is het noodzakelijkdat hij die eenmaal in dienst treedtontheven wordt van. zorgen voor de toekomst zorgendie hem zouden nopennevens en tot schade van zijn dienst, bezigheden te zoeken, welker belooning hem in staat zon stellen tot het vormen van een kapitaal voor den ouden dag. Bovendien behoort de gemeente eveneens in haar eigen belang de handen vrij te hebben in het ontslaan van on bruikbaar geworden ambtenaren. Dit is het geval niet, wanneer hij, die ontslagen wordt, gebrek lijden zal. Ook in de particuliere nijverheid wordt het zorgen voor de toekomst der arbeidersgezinnen meer gewoonte. Ook daar is het motiefeen degelijker en ijveriger per soneel te verkrijgen. Ook daar leert de ondervinding dat deze voorzorg aanbeveling verdienten blijkt het schadelijk te zijn voor de ondernemingden arbeiderdie voor zijn taak onbekwaam wordt aan zijn lot over te laten. Opmerkelijk is hetdat deze argumenten voor eene pensioenregeling, waarvan de juistheid door den Staat voor zijne ambtenaren wordt erkend terwijl de ervaring bij de particuliere nijverheid mede leidt tot de erkenning, voor de meeste gemeenten in ons iaDd verloren gingen. „klaar", zoo spreekt men wel eens, „waarom zondert de ambtenaar zelf geen deel af van zijn tractement Laat hij zelf al of niet een uitgestelde lijfrente koopen naar mate het hem goeddunkt Het antwoord op die tegenwerping is dunkt ons dit dat de ondervinding doet zien hoe juist diegenen die de grootste behoefte daaraan hebben dezen plicht ver- waarloozen en geen levensverzekering aangaan. Ook tractementsverhooging zou niet baten, omdat steeds te vreezen zou zijndat de verhoogde bezoldiging op andere wijze als tot besparing gebruikten dus het doel derhalve niet bereikt werd. En niet slechts zorg voor de toekomst van den amb tenaar alléén ligt op den weg der gemeente maai' ook die voor hunne weduwen en weezen. Immers op den gemiddelden leeftijdwaarop de amb tenaar buiten dienst geraaktis hij meestal gehuwd en heeft hij een gezin. iVl trekt men in twijfel of het goed isdat hierdoor het huwelijk wordt bevorderd, dan gaat het toch in geen geval aanom voor het huwelijk als maatschappelijk verschijnsel de oogen te sluiten, en daardoor een toestand in het leven te roepen die feitelijk met een achterstelling van de gehuwden bij de ongehuwden gelijk staat. Is de gemeente geroepenvoor hare ambtenaren cte zorg voor hun eigen bestaan na het ophouden hunner verdiensten te verlichten dan behoort het evenzeer tot hare verplichtingen om zooveel doenlijk te gemoet te komen in de zorg voor het lot hutmer na te laten be trekkingen aangezien die van de zorg voor hun eigen toekomst onafscheidelijk is. De staatscommissie benoemd 30 Januari 1878om ten aanzien van dit onderwerp rapport uit te brengen zegt volkomen terecht„dat staatszorg voor de weduwen en weezen van nog meer belang is dan staatszorg voor de ambtenaren zelf." (bladz. 53.) Hoewel er wel eens over geklaagd wordt is het toch ook volkomen billijk dat ongehuwden bijdragen want bij het maken van onderscheidingen en uitzonderingen zet men de deur open voor willekeurbovendien kan de zorg voor den ambtenaar en zijn gezin niet anders dan preventief en algemeen wezen. naar het Hoogduitsch VAN 5) l'Alli lilXOAU VIERDE HOOFDSTUK. Aan dat alles dacht Coenraad von Berwitz op dit oogenblik toen hij Victor's brief had gelezen dien hij nog maar altijd in zijne handen hield en niet op zij kon leggen. Hij las hem nog eens overen glimlachte weêr. Hij kon maar niet begrijpen, hoe Victor er toch nog toe gekomen was om een meisje zonder geld te trouwen. Nog minder begreep hij door welke middelen Victor het verzet van den vader had kunnen overwinnen. En dan nog, en wel in de eerste plaats kon bij Eugenie niet begrijpen. Hij kende haar wel is waar zeer weinigmaar hij meende haar toch voldoende te kennen, om het in hooge mate vreemd te vinden dat een meisje zooals zij, zich had laten inpakken door den vriendelijken maar toch zeer oppervlakkigen Victor, 't Was waar, dat hij er zeer knap nit zag. En talentvol was hij zeker ook. De domme kleine gansjes zagen met dweepende blikken tot hem op, wanneer hij naast de piano stond en zijne romances voordroeg. Het verwonderde hem echter, dat Eugenie de onschuldige kunstjes van den salonrattevanger niet doorzien had. Berwitz glimlachte, trok zijn wenkbrauwen op, schudde zijn hoold en legde den brief eindelijk op zijde. «Het zij zoo zei hij zuchtend met een zachte stem. De andere brieven boezemden hem in vergelijking van dien van zijn vriend, die hem verzocht had op het stad. hnis getuige te zijn bij zijn huwelijk, thans nog maar weinig belangstelling in. En nadat hij ze vluchtig had doorgezien, nam hij den brief van Victor nog eens op, en schudde weêr het hoofd. De opmerking, dat de vader zich in zijne ijdelheid gevleid zou voelen, wanneer de raad van legatie in actieven dienst de plechtigheid bij woonde, bleef een raadsel voor hem. Met den ouden geheimraad Weding, met wien Berwitz, sedert hij in den dienst van het rijk was overgegaan, als ambtenaar dagelijks te maken had, was hij volstrekt niet op een goeden voet. De oude geheimraad was van nature geen bijzonder aangenaam mensch. Hij had on tegenzeggelijk zeer goede eigenschappen hij was een man van orde, werkzaamheid, plichtsvervulling en hij mocht, nu hij bijna zestig jaar oud was, op zijn vijf en dertigjarig ambtenaarsloven terugzien met het bewust zijn, dat hij zich nooit aan een verzuim had schuldig gemaakt. Met de stiptste nauwgezetheid nam hij de bu reau-uren waar. De »dienst" was zijne wereld, zijn alles, en hij ging geheel op in de «aangelegenheden van den dienst." Zijn werk op het bureau was eene behoefte voor hom, maar hij had er toch niet het recht9 plei- zier in. Met een strak gelaat kwam hij eiken morgen met klokslag tien in het bureau, groette met den stijven hoofdknik van een automaat en een eentonig «goeden morgen" de beide iieeren, die met hem in dezelfde kamer werkten, verwisselde zijn goede jas met een afgedragen maar net onderhouden huisjasje, deed zijn lessenaar open, maakte met een kleiu leêren lapje, dat door een jaren lang gebruik bijna doorschijnend was geworden, de glazen schoon van zijne zilveren bril en nam dan, nadat hij zijn stoel met vervelende nauwgezet heid op de bepaalde plaats had neêrgezet, kennis van de ingekomen stukken. Dan vatte hij met dezelfde om zichtigheid en nauwkeurigheid zijn dagelijkscheu arbeid op zonder de minste voorliefde voor de eene of andere zaak. Zelfs de wijze, waarop hij werkte, was zoo regel matig als de slinger van de klok. Voor hem bestond geene zaak, die bijzondere haast had, maar ook geene, die uitstel gedoogde. Dag in dag uit volde hij het eene vol na het andere met zijn bijzonder regelmatig, scherp, Ook kan een gemeente zich niet van deze verplichtingen ontslaan door te willen beweren dat hetgeen de Staat doetde krachten eener gemeente te boven gaat. De gemeente is toch een orgaan van den Staaten hare plichten zijn gelijksoortig van aard. Ook kunnen financieele overwegingen niet terng bonden de pensioen regeling achterwege te laten, want voorop gesteld werd, dat pensioen niet anders is dan een betere vorm van bezoldiging van verdiensten. Bovenstaande beschouwing van algemeenen aard mocht voorafgaan om aan te wijzen op welk standpunt men zich o. i. bij dit vraagstuk dient te stellenen om te doen uitkomendat pensioen zoowel voor den ambtenaar zelf als voor de leden van zijn gezin wenschelijk en noodig geacht moet worden. Immerswanneer het doel bepaald isdan is het slechts een vraag van de praetijk in hoeverre men dit bereiken kan. In de eerste plaats ligt voor de hand indien men eenmaal erkend heeftdat de uitkeering van pensioen een betere vorm van bezoldiging isdan die tot nu toe werd gevolgd dat bij aanstelling van nieuwe ambtenaren dienaangaande bepalingen dienen gemaakt te worden. Dit mag in geen geval worden verzuimd. Mitsdien moet van de nieuwe titularissen een deel van hun jaarwedde ingehouden worden,, gelijk bij rijksamb tenaren geschiedt. (1) Ten aanzien van de ambtenaren die thans bij de ge meente zijn aangesteld stuit menindien men hetzelfde beginsel wil toepassen op een alle3 afdoend bezwaar. Eene vermindering van jaarwedde is een onmogelijkheid. Men staat dns voor de keuze om of een wijze van bezoldiging, die men zelf niet goed kan achtendieniet in het belang der gemeente en hare ambtenaren is te bestendigen of daarin verandering te brengen ten koste van stads-geldmiddelen. Men kieze het laatste. Zou op het oogenblik het in voeren van een weduwen- en weezenpensioen te bezwarend zijn dan moet hoewel noode de regeling daarom- (1) Onze stadgenoot Dr. P. J. Hollman, wiens veel om vattende kennis niet minder dan zijDe behulpzaamheid waardeering verdientheeft eene becijfering be treffende de pensioenregeling toegezegdwaarvoor wij reeds bij voorbaat onzen dank betuigen en die wij in een volgend nummer zullen bekend maken. Deze opgave wijst aan hooveel per jaar moet ter zijde gelegd worden om f 100 pensioen op 65 jarigen leeftijd te verkrijgen. hoekig schrift. Het was hem ook onverschillig, als hij midden in zijn werk gestoord en door een hooger ge plaatst ambtenaar geroepen werd. Deze stoornissen be hoorden tot den dienst. Hij bekommerde er zich das niet om. Daarentegen ontstemde de geringste stoornis, die niet tot den dienst behoordehem in de hoogste mate. Hij was zeer langzaam en alleen volgens de wet der anciënniteit geleidelijk van met de expeditie belasten beambte tot bureauchef opgeklommen en had met de hem voor eenige jaren verleende orde van den Rooden Adelaar vierde klasse en de onlangs ontvangen benoe ming tot geheimhofraad den hoogsten trap van de on dergeschikte ambtenaren bereikt. Hij was nooit vroolijk geweest en al zeer vroeg som ber geworden. De dood van zijne vrouw, die hij innig had lief gehad, had hem zeer aangegrepen. Hij verweet het zich in stilte, dat hij zijne lieve, edele vrouw zoo weinig zijne liefde had kannen toonen. Er was nooit een klacht over hare lippen gekomeD, maar nadat haar stem voor altijd verstomd was, meende hij telkens hare stem te hooren, die hem vroeg «Wat hebt gij gedaan om mij gelukkig te maken Zijn zoon had hem door zijne lichtzinnigheid veel verdriet veroorzaakt. Hij had den jongen liefgehad met eene teederheid, die hij wel niet kon uiten, maar toch innerlijk diep gevoelde, en hij was vernietigd, toen hij inzag, dat aan alle verwachtingen, die hij van zijn lieveling gekoesterd had, de bodem was ingeslagen. Met Engenie had hij nooit veel op gehad. Toch had hij zijne plichten als vader ten haren opzichte zeer nauw gezet vervuld. Zij had alles geleerd, wat een meisje van goede familie moet kennen. Zij had alle klassen van een burgerschool voor meisjes doorloopen, was op het Victoria lyceum geweest, had haar examen gedaan als onderwijzeres, en daar zij aanleg had voor de schilder kunst, had hij haar de gelegenheid gegeven zich ook daarin te oefenen. Maar daar was het ook bij gebleven. Het was hem bepaald onmogelijk om hartelijk of zelfs maar vriendelijk tegen zijne dochter te zijn. Hij was

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1895 | | pagina 1