Handwerk. Acht en Bïegentigste Jaargang, 1896. Z ÖIKAG •.'li JANUARI. Feuilleton. BB '1TB. Ö_U W. Eerlij nsche Roman, NO. 12. Eerste blad. ALKMAARSCHE Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en 'Zaterdagavond uitgegeven. Abonn«i entsprijs per maanden voor Alkmaar f 0,8©f .-«co door het geheele rijk f 1, De S nummers O,«6. Afzonderlijke numme.-. A Prijs der gewone Advertentiëns Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgflvers HERMs. COS- TER ZOON. LAr iWV] 5Peleioonnun»n»er s 3 li. In het voorgaand opstel werd getracht, met zeer korte trekken in herinnering te brengen, welke verschillende stelsels van productie hebben bestaan en hoé zij vermoe delijk elkander zijn opgevolgd. Doch men stelle zich niet voor, dat het eene stelsel het andere plotseling geheel vervangt of overbodig maakt. Neen tan de veranderin gen, die met den loop der eeuwen de industrie onderging, geldt 't zelfde, als van de verbetering der vervoermiddelen. De spoorwegen hebben grootendeels de diligences ver vangen. Doch niet overal. Van Alkmaar naar Hoorn b. v., zonde, zonder de moeite, die sommige stadgenooten zich gegeven hebben, wellicht nog langen tijd het vor keer op ouderwetsche wijze in stand zijn gebleven. Doch, gelijk thans de spoorweg het normale vervoer middel geworden is, zoo is de fabriek, de gecentraliseerde werkplaats, de normale vorm der industrie in deu tegen- woordigen tijd. En het handwerk is, gelijk de hoog leeraar aan de universiteit te Leipzig, Dr. Karl Ltlchei zegt wirtschaftlich uud sozial in die zweite Stelle ge- rückt." Een manufactuurwinkel bevat in tegenstelling met de beteekenis van 't woord bijna niets, dat met de hand gemaakt wordt. Zelfs hontsnijwerk verricht men door middel van een beitel, door stoomkracht in beweging gebracht, en in de stad onzer inwoning kan men zien hoe in korten tijd grafsteenen worden gladgeslepen met behulp dier zelfde kracht, terwijl dit vroeger slechts uit de hand kon geschieden en zeer veel moeite kostte. Ieder die daartoe roeping gevoelt, kan deze en derge lijke feiten beweenen, zoowel des Zondags als in de week bij regenachtig weder en wanneer de zon schijnt. Doch deze tranen maken het feit niet ongedaan en zij doen de wereldgeschiedenis niet terugloopen. De goedkoope productie van onzen tijd, gevolg van stoom en van arbeidsverdeeliug, heeft onmiskenbare na- deeleu doch men moet wel blind zijn, om de voordeelen daarvan niet te zien. Immers tal van zaken zijn tegenwoordig verkrijgbaar voor hen, die ze vroeger moesten missen, en het getal der werklieden is, evenals dat der bevolking, belangrijk toege nomen. Doch al ware dit niet zoo, met een veranderden Die Entstehung der Volks wirtschaft. Lübingen 183ó toestand, om 't even of die goed of slecht is, dient men rekening te houden. Men doet beter met te erkennen, dat handwerk zonder stoom, in onze samenleving niet meer de plaats inneemt van vroeger, dan zich zelf diets te maken, in strijd met de waarheid, dat alles bij 't oude gebleven is. Bracht de 19e eeuw met zich de gecentraliseerde nijverheidsonder-- neming op groote schaal gedreven, die verdringt en wei nig loonend maakt gelijksoortige individneele handarbeid, dan volgt daaruit meer dan men oppervlakkig vermoedt. Allereerst ligt het voor de hand, dat de gemeenschap er voor moet waken, dat de gecentraliseerde werkplaats voldoet, zoowel aan de eischen der hygiene als aan die der veiligheid. In die richting werd reeds veel tot stand I gebracht, en moet nog meer worden gedaan. Maar anderzijds is het even noodzakelijk, dat het staatsbestuur aan de groot-indnstrie niet te veel belem meringen in don weg iegt. Dit zon b. v. net geval ziju, indien de wetgever, gelij k het Alg. Ned. Werkliedenverbond weuechtgeheel ver bood fabrieksarbeid van gehnwde vrouwen. Met verbods- bepalingen moet men spaarzaam zijo. Het besnoeien der uitwassen van een boom geeft licht aanleiding om de vruchtbare takken tegelijker tijd af te snijden met overdreven ijver Dit laatste geldt niet van deu staat alleen, noch voor namelijk. Zij die in de fabriek werken moeten er op bedacht zijn nimmer do industrie zelve onmogelijk te maken door de hoog gestelde eischen om de doodeen voudige reden, dat zij niet zoozeer den ondernemer, deu fabrikantden werkgever, dan wel zich zelf het meest benadeelen. Dit alles klinkt in deu tegenwoordigen tijd bij ml stek kapitalistisch. Doch een klank mag niemand er toe brengen, om der waarheid tekort te doen. Indien ondernemingen niet op touw worden gezet of gestaakt worden omdat men vreest voor te groote moeielijkheden met de loontrekkenden dan is dit een groot maatschappelijk nadeel. De patroon zal meestal wel aan den kost komen eu eenige betrekking kunnen verkrijgen om van te leven, maar zij, wier capaciteiten gering° ziju zullen werkeloos blijven en in armoede vervallen. Hoe meer de werkstakingen een gewoon en alledaagsch voorkomend verschijnsel worden, hoe minder groot zal hun invloed zijn op den dagelijkschen gang van zaken. Immers tengevolge van het snelle verkeer te land en te water, worden de nijverheidsprodneten steeds daarheen vervoerd waar ze met geringe winst zijn te verkoopen. Tenzij men de grenzen geheel afsloitiswanneer er heden behoefte ontstaat aan een bepaald artikel, morgen de voorraad wederom aangevuld Dit eigenbelang zullen de werklieden uitermate voorzichtig moeten zijn, en het geen onze Amsterdamsche correspondent schreef (zie ons nummer van 8 Mei j. 1.) over de werkstaking der men- belmakersgezellen, mag daarom wèl overwogen worden. De Amsterdamsche winkeliers hebben niet tot hun klanten gezegd»We kunnen u thans niet bedienen, wacht, tot dat 't werk hervat wordt." Neen, zij lieten de meubelen uit andere plaatsen komen. De correspondent merkt op; Wordt er niet spoedig eene schikking getroflen, dan zullen de groote meubel makers hunne werkplaatsen sluiten en hnnne magazijnen voortaan voorzien van elders gemaakte meubelen blechts enkelen zullen zij in dienst nomen, voor reparatiewerk, doch de meubelindustrie, die in Amsterdam in de laatste jaren zoó in opkomst was, zal al hare beteekenis ver liezen." Dit kan het gevolg zijn, wanneer de onderne mers in eenig bedrijf te groote moeielijkheden ondervinden. Het is zonneklaar, dat 't veel gemakkelijker is om eenige industrie geheel of gedeeltelijk onmogelijk te ma ken, dau om een nieuwe te vestigen en te doen bloeien. Ten slotte is er nog een zaak, waarop, naar onze meening, wel de aandacht mag vallen.. De groote uitbreiding, die de ambachtsschool te Alk-, maar verkrijgt, is zeker een heugelijk verschijnsel. De bekwame directeur en de commissie, die deze in richting bestnnrt, verdienen voor de moeite, die zij zich getroosten, aller sy ipathie eu medewerking. Te meer zon het jnist daarom jammer ziju, indien bij het publiek en bij de leerlingen zelf aan bet onderwijs meer waardo werd toegekend, dan het in onzen tijd heeft, of beter gezegd, dat bij hen de meeniug ontstond de be kendheid met eonig handwerk is voldoende om aan den kost te komen. Het diploma van de ambachtschool is toch geen lijf- rentebrief. Handarbeid neemt niet moer de plaats in 57) naar het Hoogduitsch VAN P.tUIi lil AD AU. »Gij moet stellig gaan Gij zijt het aan uzelf en aan uwe vrienden verschuldigdHier is niets meer voor n te doen. Wat hier nog gedaan moet worden daarvoor zorgen wij mannen, uw vader en ik.' Weding knikte toestemmend. Engenie zweeg nog altijd. »Het is het eerste verzoek dat ik u doe", voegde Berwitz er bij, „en ik weet zeker, dat gij dat niet wei geren zult." Op dat oogenblik kwam de huisknecht zeggendat er een heer was, die den heer Hennern dadelijk spreken moest over eene zeer gewichtige zaak. Berwitz beval den bediende den heer dadelijk in de kleine zijkamer te laten eu ging toen zelf ook daarheen. Hij herkende den binnentredende met het scherpe profiel, de breede kin en de uitstekende wangbeenderen op het eerste gezicht. »0, mijnheer Beijer, officier van justitie De ambtenaar groette eerbiedig. Hij had een paar jaar geloden op het ministerie van Buitenlandscke Zaken gewerkt en was toen dikwijls in aanraking geweest met den raad van legatie von Berwitz. »Ik gis het doel van uwe komst." zoo begon Berwitz zeer ernstig. »U komt te vergeefs. De heer Hennern behoeft zich niet meer te verantwoorden voor den wereldschen rechter. Hij is gisteren avond plutselmg overleden." Beijei hief zijn hoold op en toonde zijne verbazing door een levendig gebaar. „Overleden herhaalde hij. berwitz knikte. »Is mijne verklaring voldoende of moet gij er u per soonlijk van overtuigen »Wel neen! Uwe verklaring is geheel voldoende, mijn er de raad van legatie Hiermede is dns mijne opdracht afgedaan. Ik moet nu alleen nog maar bericht geven aan de rechterlijke macht." Hii groette toen den raad van legatie weer met den eerbied van een militair en ging been. Berwitz liet hem uit »Niets bijzonders 1" zeide Berwitz, toen hg weer in het salon teruggekeerd was, als antwoord op de stomme vraao die hij uit de oogen van Engenie las. „Slechtseén van die onvermijdelijke dingen, die hier nog plaats moe ten hebben en die gij niet behoeft bij te wonen Gij hebt toch besloten, naar onze vrienden toe to gaan »Jü l Dus gaat gij dadelijk V De trein gaat, geloof ik even over twaalven. Gij hebt dan geen tijd meer te verliezen. Kunt gij zoo spoedig gereed zijD Ik ben reisvaardig,' antwoordde Engenie. Dekleine koffer met eenige kleederen voor het kind en mij is in tien minuten gepakt." Natuurlijk zal ik u op de hoogte honden van alles wat gij moet weten. Wij moeten elkander maar dikwijls schril ven eiken dag. Èlken dag," herhaalde Engenie zeer ernstig. Weding keek eenigszins verwonderd op. „Gij zult wel weer tot kalmte komen.... evenals ^ïk, zeide Berwitz half duisterend en zeer aangedaan. t is nu nog geen tijd om ons over ons geluk te verheugen. Maar ook voor ons zal die tijd wel komen. Eugenie haalde diep adem. Leed en vreugde streden in haar binnenste om den voorrang. Met een uroevigen, smartelrjken glimlach gaf zij Berwitz een hand en zeide zacht en bevende »Tot weerziens!" Tot weerziens.... bij onze vrienden! Zii drukten elkander stijf de hand, zij keken elkander geruimeu tijd aan, zonder verder een woord te zeggen. Zij hadden elkander immers alles gezegd. Wediu" volgde Berwitz buiten het salon. „Ik breng mijne dochter naar deu trein. Wilt u mij op het ministerie verontschuldigen, als ik vandaag iets later kom „Ik zal voor alles zorgen, kunt in de eerstvolgende dagen gernst thuis blijven. Die twee mauuen, die zich nooit met elkander bemoeid hadden, waren nu bijna vrienden geworden. Zij drukten elkaar de hand tot afscheid. Het regende nog maar aanhoudend noor. Eene dichte menschenmassa bewoog zich in de voornaamste straten. T-- rv Onder de Linden werden maatregelen genomen om de voorzijde van de gebouwen met oen zwarte stof te be hangen. De hoogste standen droegen reeds zwaren rouw. Vele winkels waren gesloten. In de gewoonlijk zoo levendige en onrustige golving van het leven in eene hoofdstad was eeno opvallende verandering gekomen. Die vele duizenden, die zich langzaam bewogen om één enkel punt te bereiken, waren maar met eene enkele gedachte vervuld. Eu evenals bij de overwinningen in den laatsten oorlog, toen de volksgeest eenstemmig lucht gaf aan zijne gewaarwordingen van vrengde, kwam die volksfeest beden op dien regenachtigen morgen ook weer "duidelijk uit in de algemeene groote verslageuheid en droefheid, die op ieders gelaat te lezen stond, m het vermijden van al wat leven ot drukte kon geven, totil en zwijgend slopen die duizenden onder hnnne parapluies door de hoofdstraten. Alles drong naar het paleis. Nie- maud wist, waarom. Want allen wisten toch zeer goed, dat het eerwaardige gelaat van den ondtn keizer heden niet meer voor het bekende hoekvenster te voorschijn zou komen Ondanks de ontzaggelijke menigte, die zich bij het standbeeld van den grooten Fredenk had opeen gehoopt en ondanks de vele opgestoken parapluies, die de moeilijkheid om er door te komen, zeer vergrootten, vernam men geen enkel geluid. Het was als het ware een bedevaart, een onbewust drijven, om in de nabijheid te zijn van het levenlooze omhulsel. berwitz stond voor het paleis Hij koek naar het een voudige huis, waarin de grootste keizer geleeld had en gestorven was. Hij zag, wat hij eiken dag had kunnen zien zonder dat er iets aan veranderd was, alles even eenvoudig ais vroeger; de bekende vensters met de een voudige witte gordijuen, daarboven het meer opzichtige rood in de kamers van de keizerin.... alles juist, zooals net altijd geweest was. Hij beschouwde het heden met eerbied, weemoed en droefheid. Langzaam ging hij verder, om voor anderen plaats te maken, en begaf zich nu naar het ministerie van Buitenlaudsche Zaken. Dezelfde vlaggen, die bij bet leven van den keizer de dagen van luister en geluk zoo dikwijls met vroolijk gewapper hadden begroet, hingen nu, zwaar van den regeu, slap en droevig naar beneden en sloegen slap tegen de stokken aan. De fijno stofregen hield maar_ steeds aan Einde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1896 | | pagina 1