Gilda Schwanhof. BRONGAS. Acht en Itfegentigste Jaargang. 1896. ZONDAG 19 APRIL. FEUILLETON. Geschiedenis van een vrouwenhart, O. 48. Tweede blad. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, «onderdag- en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone Advertentlën Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer In het maandschrift »de Natuur" komt een opstel voor van onzen stadgenoot Dr. J. D. Boeke over het bron- gas. Aangezien over dit onderwerp zeer weinig bekend is, verdient het opstel van Dr. Boeke des te meer waardeering, ook omdat het onderzoek der scheikundige samenstelling van dit aardgas daarin voorkomt. Het geldt hier een voor Noordholland belangrijke zaak, die tevens verrassend is. Wie had ooit kunnen denken wie ooit durven voorspellendat op 't plattelandin de boerderijen keurige gasornamenten gasgloeilicht zou den verspreiden, dat de koestallen daarmede verlicht, en dat de landman zijn spijzen op een gaskomfoor zou be reiden en dit alles kosteloos. Het is voor de stadsbewonersdie maandeljjks hun gasrekening moeten betalen om er jaloersch van te zijn. In de woning van den heer L. Visser te Beemster branden 14 lichten tegelijkzonder dat eenige vermin dering der hoeveelheid te bespeuren valt. Moge Nederland, gelijk wel eens beweerd wordt, bij andere landen ten achter staan, in sommige opzichten, op het gebied van verlichting zijn wij anderen vooruit. Op denzelfden dag dat een der voornaamste dagbladen in Frankrijk bespreekt als iets splinternieuws de ver lichting met acyteleengas brandt het in een winkel te Schagen. Eerstdaags wordt opgericht hier te lande een fabriek van calcum-carbide, waarin, gelijk de Arnhemsche Courant meldt, een tot nn toe ongebruikte natuurkracht, zal worden aangewend. Niet slechts dat de spiritusgloeilamp, een der nieuwste vindingen, hier ter stede verkrijgbaar is, maar onze ge meente heeft een steenkolengasfabriek gebouwd volgens het nieuwste systeem herkenbaar aan de hooge ijzeren toren die alles behalve schilderachtig moge zijn maar uit constructief oogpunt merkwaardig is. Immers, het is bijkans onbegrijpelijkdat zulk licht netwerk van ijzer den hoogen gashouder tegen den hevigsten winddruk beschermt. Doch van alle vindingen op het gebied van verlichting is het gebruik van brongas niet het minste. Zeker, als een ander het bedacht heeft, vindt iedereen natuurlijk en eenvoudig, om een wei te boren van de opstuwende kracht dezer bron partij te trekken, om het water van het gaste berooveu om vervolgens door middel van zaagsel en petroleum aether, het gas dat weinig lichtkracht heeft, rijker aan koolstof te bedeeleu en ein delijk om het met een geringe hoeveelheid acyteleen te vermengen, opdat eerder lekken kunnen ontdekt worden, door den sterkeren reuk van het laatste gas. Met alle uitvindingen doet zich hetzelfde voor, als men 't eenmaal weet, dan is er geen kunst meer aan. Niettemin verdient hij, die iets nieuws weet uit te denken, onze dankbaarheid. Wij onderschrijven dan ook gaarne de hulde, door Dr. Boeke aan den heer Lankelua gebracht, »aan den man, die met zooveel energie en voortvarendheid, een nieuwe, echt vaderlandsche industrie, het benuttigen van het natuurgas in onzen bodem, heeft in 't leven geroepen." Dat het door hem ontstoken lichtin onverminderden glans zal blijven schitteren, is een wensch die Dr. Boeke terecht hieraan toevoegt. Is het waarschijnlijk dat de voorraad spoedig zal zijn uitgeput Dr. Boeke waagt zich dienaangaande niet aan voor spellingen. In het begin van bovengenoemd opstel herinnert de schrijver er aanhoe reeds lang vóór de Christelijke jaartelling, in het landschap Bakoe in Aziatisch-Ruslana, waar thans nog veel petroleum aanwezig is, eeuwige vuren brandden. Betwijfeld wordt echter of het gas, dat ten onzen uit den grond stijgt, van dezelfde formatie is als petroleum. »In onzen bodem", zegt Dr. Boeke, »is dusver nog geen petroleum gevonden. Het is niet aan te nemen, dat de aanleiding tot het ontstaan van petroleum en van het uit een petroleum houdende bodem ontwijkende aardgas, geheel dezelfde zou zijn, als die van brongas in onzen weeken, tot op groote diepte met water gedrenkten bodem, bepaaldelijk in het westelijk gedeelte van ons land. Met veel meer waarschijnlijkheid heeft men als brou voor het ontstaan van het natuurgas in Nederland, te denken aan veen, de overblijfselen van grootendeels voorhistorischen plantengroei en buitendien ook gedeel telijk aan overblijfselen van dierlijken aard. De bruine kleur en het gehalte aan humaten in het water der gas bronnen maakt het zoo goed als zeker, dat het af komstig is uit plaatsen, waar dergelijke overblijfselen in groote hoeveelheid aanwezig moeten zijn. >Stelt men zich nu voor, dat dergelijke groote aanza melingen van plantaardige, deels ook dierlijke overblijf selen, onder klei- en zandlagen bedolven geraakt zijn dan zullen de gasvormige ontledingsproducten welke hieruit (evenals dit met het sljjk onzer slooten het geval is) ontstaan, niet kunnen ontwijken, maar langzamerhand sterk worden samengeperst. Deze samengeperste gassen (die evenals het moerasgas onzer slooten hoofdzakelijk uit methaan koolzuur en stikstof bestaan) zullen in het op die diepte aanwezige water in veel grooter mate op lossen dan dit onder gewonen druk het geval zon zijn. Het nie tin het water opgeloste gas zal zich in holten, die aanwezig waren, of die zich vormen, kunnen verzamelen." Aldus is de hypothese van Dr. Boeke omtrent het ontstaan van brongas. Hierdoor wordt ook verklaard dat wanneer een nortonbuis geslagen wordt op een plaats, waar het met gas verzadigde water zich bevindt het water in die buis zal opstijgen, totdat evenwicht ontstaat tusschen de spanning van het opgesloten gas en den druk van den dampkring, vermeerderd met den druk van den waterkolom in de buis. De zooeven vermelde hypothese heeft dunkt ons dit in haar voordeel, dat zij verklaart waarom geen petroleum in deze streken gevonden wordt. Immers de tot voor korten tijd gangbare theorie om trent het ontstaan van petroleum kwam vrij wel over een met die van Dr. Boeke over het brongas. Slaat men b.v. op, het woordenboek der scheikunde van Wiirz blz. 791 deel II, dan blijkt het, dat men tot 1866 al gemeen aannam dat petroleum ontstond door ontbinding binnen een besloten ruimte van planten en dieren die vroeger aan de kusten van voorhistorische zeeën in groote getale moeten geleefd hebben. Volgens deze theorie had petroleum gelijke oorsprong als turf en steenkool. Berthelot en Mendeleëff, de beroemde fransche en rus- sische scheikundigen verwierpen deze theorievoorna melijk omdat geen sporen van planten in de petroleum voorkwamen en namen dus niet aan dat -deze stof een organischen oorsprong had. Volgens deze laatste meening bestaat er dus geen reden, om aan te nemen, dat onze bodem petroleum zou bevatten. Zij die in tegenstelling van BerthelotMendeleëff en anderenwel aan de z.g. neptunische oorsprong van aardolie gelooven en tot heden is de zaak nog niet opgelost zien in het brongas een aanwijzing dat in den bodem olie te vinden is. Vandaar dat eenigen tijd geleden gelijk bericht werd een Franschman van plan was bij Enkhuizen daartoe boringen te laten doen. De omstandigheid, dat die hoeveelheid brongas niet toeneemt naarmate men dieper boort, schijnt echter niet in zijn voordeel. Juist echter omdat de geologische gesteldheid van on zen bodem nog zoo weinig bekend is, hopen wij, zoowel dat scheikundigen als Dr. Boeke hun bevindingen zullen mededeelen, alsdat nog vele practische proefnemingen zullen geschieden op dit gebied. 27) van HANS WACHENHUSEN. In het groote, op ieder uur van den dag druk bezette bierhuis zocht hij den eenzaamsten hoek op en keek in de voor hem staande kan, nadat hij zijne lippen nauwe lijks bevochtigd had, want hij dronk slechts water. En hier, ongezien, met de elleboogen op de tafel, liet hij de bruinemagere vingers gaan door het over de slapen handende haar. Er moest iets bijzonders in zijn hoofd omgaan want zijne in tegenwoordigheid van andere anders zoo listige, vriendelijke oogen staarden met een ver ontrustenden glans voor zich uittwee loodrechte rimpels verdeelden zijn bruin voorhoofd; om de hoeken van zijn mond waren zulke sterkezenuwtrekkingen.dat deaf hangendepun- ten van zijnen knevel bewogen en twee andere plooien trokken van de wangen tot aan de kin. >Zuivergoud en edel gesteenten mompelde hij zacht. En niemand weet, be halve Manrits, wat er in wasHij legde de hand met uitgespreide vingers over het gezichtals konden de beide jonge kunstenaars, die zooeven tegenover hem waren gaan zitten en hem bekend waren, de gedachten op zijn ^He, daar'heb je onzen Maurits!" Deze zag zich reeds her kend en keek weder met zjjnen zoeten lach op. »Gij waart heden zeer gelukkig Wij zagen u met de schoone mevrouw Gilda in een rijtuig! Hoe is het Het heeft verder toch geen treurig einde genomen Zoo vroolijk als de avond gisteren was zoo ongelukkig was het einde, namelijk toen haar echtgenoot bear eene bood schap zond Hoe heeft zich dit verder opgelost i Maurits moest het zich laten welgevallendat beide collega's bij hem kwamen zittenom iets nieuws te hooren. Hij zette weer een treurig gezicht en schudde zijne zwarto lokken. »0, het is met Gilda zoo treurig gegaan antwoordde hij op klagenden toon met de elleboogen op de tafel leunende met de hand over het voorhoofd in het zwarte haar strijkende en daarop eenige seconden de oogen sluitende. Hij heeft haar uit het schoone huis gejaagd, omdat zij volstrekt niet zijne wettige vrouw was, heeft hij haar laten zeggen." Dieper zonk het voorhoofd, als dacht hij er over, hoe haar te helpen. >Niet zijne wettige vrouw?" riep een der collega's. Ja, zoo iets heb ik reeds des avonds bij dat laatste too- neel vermoed Zij had betere voorzorgen moeten nemen »Maar al die kostbaarheden, die zij droeg, moeten honderdduizenden waard zijn riep de ander. Maurits antwoordde niet dadelijk. Hij overlegde. Alles weg!" Hij keek half op en wreef met de hand over de oogen alsof hij een traan van medelijden opdroogde. Alles wegherhaalde hij treuriglegde de hand op de tafel en knerste tusschen zijne tanden terwijl bij een vuist zette, een vloek uitte. »Zoo heeft de heerlijkheid een spoedig einde genomen En hoe is het met Bestmar Die rijke amerikaansche schoone moet hem vóór haar vertrek een blauwtje hebben laten loopen." »Wie zijne schulden betaald heeft, begrijpt niemand, want zijns vaders nalatenschap was daartoe ontoerei kend uit zuivere wanhoop wilde hij zich van kant makenmen beweertdat het professor Sebald geweest isdie hem in den arm gegrepen heeftwant men zou dezen gisteren nacht daar buiten in den tuin gezien hebben. Gilda mag blij zijn, dat zij er nog levend afgekomen is." Maurits hoorde nietshij scheen diep in zijne treurige gedachten verzonken te zijn en bedwong de inwen dige onrust, die dit gesprek zoo onverdragelijk voor hem maakte. Eindelijk spraken zij er ook niet meer over hij schudde de zwarte haren van het voorhoofd af, zette den slappen hoed op het hoofd en ging van zijne collega's weg. Hij moet weder naar zijne Puszta lachte een hunner hem na. Hij heeft eene ongeloofelij ke handig heid om alle zijne schilderijen aan den man te brengen, hoewel de eene hongaar en het eene paard er precies zoo uit zien als de anderIk wed dat hij vooraf nog aardig van haar geleend heeft Maurits met zijn lichten kattenstap was inmiddels weg. Hij zocht zijne woning op een groote dakkamer die, het licht uit het noorden ontvangende half als werk plaats zou hebben kunnen dienen. Geen zijner collega's had tot heden die kamer gezienmen beweerdedat hij in het geheel niet woonde. Een bed achter een van den eenen naar den anderen muur gespannen touw, waar voor een morsig katoenen gordijn hing, een waschtafel vau ruw houteene oude verlakte commodeeenige elie idige stoelen maakten het geheele ameublement uit. Een sofa kende Maurits niet evenmin een kleerenstok. Zijne kloedingstnkken lagen op het onopgemaakte armoe dige bed en op de stoelen aan de met oude couranten beplakte muren waarin de metselsteenen los tus schen de dwarsbalken lagenzoodat men door de reeten in de houten schuur had kunnen zien hingen korte half verbrande houten pijpen en op de eenvoudige ijzeren kachel stond een pan, waarin hij gewoon was zijn voedsel klaar te maken. De houten vloer scheen iD jaren niet geveegd te zijn en het groote uitstekende venster dat werkelijk vermoeden lietdat dit verblijf tot eene werkplaats bestemd was geweest was voor de helft bedekt met een door de zon verbleekt gordijn van grijs gele kleurwaarvan het gedeelte dat in de schaduw gehangen had, slechts deed vermoeden, dat het eens bruin geweest was. Te oordeelen naar dit alles, moest Maurits doodarm zijn en toch beweerden zijne collega's dat hij spaarde om eens als een gegoed man naar zijn geliefd Puszta te kunnen terugkeeren. Toen hij thans zijne kamer binnen gegaan was, den hoed had weggeworpen en met nauwelijks hoorbare stappen in de groote ruimte heen en weer liepscheen hij werkelijk zeer bewogen door de snelle lotsverandering van de arme jonge vrouw. Met de handen op den rug in elkaar vastgeklemd, keek hij strak voor zich terwijl hij met zachte stappen vau

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1896 | | pagina 5